Rechtbank 's-Gravenhage, 22-07-2009, BJ3874, AWB 09/891
Rechtbank 's-Gravenhage, 22-07-2009, BJ3874, AWB 09/891
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 22 juli 2009
- Datum publicatie
- 11 augustus 2009
- ECLI
- ECLI:NL:RBSGR:2009:BJ3874
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSGR:2010:BN1162, Overig
- Zaaknummer
- AWB 09/891
Inhoudsindicatie
Ambtshalve aanslag successierecht berust niet op redelijke schatting, nu verweerder alle bekende vermogensbestanddelen slechts bij een van de elf erfgenamen heeft belast. Beroep is gegrond.
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Afdeling 4, enkelvoudige kamer
Procedurenummer: AWB 09/891 SUCC
Uitspraakdatum: 22 juli 2009
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak ingevolge artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[X], wonende te [Z], eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 3 februari 2009 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser opgelegde aanslag in het recht van successie wegens een verkrijging in het jaar 2007 (aanslagnummer [nummer]).
I ZITTING
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juli 2009. Namens verweerder is verschenen [A]. Eiser is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 11 juni 2009 aan eiser op het adres [a-straat 1] te [postcode] [Z], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Eiser is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van TNT Post is gebleken dat de brief op 22 juni 2009 op het postkantoor [plaats] is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.
II BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag tot € 542 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- gelast dat de Staat der Nederlanden het door eiser betaalde griffierecht van € 39 vergoedt.
III OVERWEGINGEN
3.1. De rechtbank kan in de door eiser ingediende gedingstukken geen klachten ontwaren die leiden tot de conclusie dat de aanslag ten onrechte of tot een te hoog bedrag is vastgesteld. Voor zover eisers klachten zich richten tegen iets anders dan de aanslag als zodanig - zoals bijvoorbeeld tegen de betaling daarvan - geldt dat de bestuursrechter in belastingzaken niet bevoegd is daarover te oordelen.
3.2. De aanslag is ambtshalve vastgesteld naar een verkrijging van € 40.000, zijnde het totaal van de aan verweerder gerenseigneerde banksaldi van erflaatster. Daarnaast bezat zij een belegginsvermogen van circa € 4.000. Vaststaat dat er elf erfgenamen zijn, waaronder geen afstammelingen van erflaatster. Tevens staat vast dat eiser het aan hem uitgereikte aangiftebiljet niet heeft ingediend.
3.3. Nu eiser het aan hem uitgereikte aangiftebiljet niet heeft ingediend, heeft hij niet de vereiste aangifte gedaan als bedoeld in artikel 27e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en beroept verweerder zich terecht op de zogenoemde omkering van de bewijslast. Op grond van het overwogene onder 3.1 is de rechtbank van oordeel dat eiser niet heeft aangetoond dat de aanslag ten onrechte of tot een te hoog bedrag is vastgesteld.
3.4. Het overwogene onder 3.3 neemt niet weg dat de aanslag volgens vaste rechtspraak dient te berusten op een redelijke schatting. De aanslag voldoet hier niet aan. Nu er elf erfgenamen zijn, zijn er - zoals verweerder in wezen ook erkent - in beginsel ook elf verkrijgers krachtens erfrecht. Van enige aanwijzing of enig vermoeden dat dit anders zou zijn, is niet gebleken. Hetzelfde geldt voor de hoogte van de in aanmerking te nemen verkrijging. Enige aanwijzing of enig vermoeden dat moet worden uitgegaan van een hoger bedrag dan € 44.000 is niet voorhanden. De enkele mogelijkheid, zoals door verweerder geopperd, dat sprake kan zijn van verwerping, fictieve verkrijgingen of andere vermogensbestanddelen is daartoe niet voldoende. De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat, zoals verweerder heeft verklaard, uitsluitend eiser is aangeslagen, omdat hij ten tijde van de aanslagregeling als enige erfgenaam bekend was bij verweerder. Een redelijke schatting brengt mee dat eiser wordt aangeslagen naar een verkrijging van één elfde deel van € 44.000 oftewel € 4.000. Rekening houdend met een vrijstelling van € 1.913 betekent dit dat de aanslag moet worden verminderd tot € 542.
3.5. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld of gebleken dat eiser kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen. Wel dient aan hem het griffierecht te worden vergoed.
Aldus vastgesteld door mr. L. de Loor-Alwin, in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.M. Holdert.
Uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2009.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.