Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 18-12-2009, BM2131, 08/00487

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 18-12-2009, BM2131, 08/00487

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
18 december 2009
Datum publicatie
23 april 2010
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2009:BM2131
Formele relaties
Zaaknummer
08/00487

Inhoudsindicatie

Belanghebbende is directeur-grootaandeelhouder van een BV die een garagebedrijf exploiteert. Uit een boekenonderzoek bij de BV blijkt dat er een auto is ingekocht in Duitsland; deze auto is contant betaald, op de "rechnung" staat geen Mehrwertsteur vermeld. In de boekhouding van de BV staat de Mehrwertsteuer als inkoopkosten geboekt. De inspecteur heeft de betreffende BTW als uitdeling gezien en als inkomen van belanghebbende belast. De inspecteur heeft van deze uitdeling de bewijslast. Het Hof oordeelt dat tegenover de gemotiveerde betwisting de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende het bedrag aan BTW zelf heeft behouden; het Hof overweegt daarbij nog dat de inspecteur ter zitting heeft toegegeven dat niet is uit te sluiten dat de BTW is betaald aan de Duitse leverancier maar door deze niet is verantwoord. Hoger beroep gegrond, naheffingsaanslag vernietigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Sector belastingrecht

Eerste meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 08/00487

Uitspraak op het hoger beroep van

de heer X,

wonende te Y,

hierna: belanghebbende,

en op het incidenteel hoger beroep van

de voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst/Z van de rijksbelastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

tegen de schriftelijke uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 17 juni 2008, nummer 06/1347 in het geding tussen

belanghebbende

en

de Inspecteur

betreffende na te noemen navorderingsaanslag.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Nadat aan belanghebbende voor het jaar 2000 conform de ingediende aangifte een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen was opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 120.158 (€ 54.525) is aan belanghebbende voor het jaar 2000 onder aanslagnummer 0000.00.000.H07 een navorderingsaanslag in de genoemde belasting opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 125.769 (€ 57.071). Na tegen de navorderingsaanslag gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraak de navorderingsaanslag gehandhaafd.

1.2. Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 38.

Bij schriftelijke uitspraak heeft de Rechtbank het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de navorderingsaanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 123.547, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 422,65 en gelast dat de Staat het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 38 aan deze vergoedt.

1.3. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 107.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4. De zitting heeft plaatsgehad op 15 oktober 2009 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede de Inspecteur.

1.5. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

1.6. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

2. Feiten

De Rechtbank heeft de volgende, in hoger beroep niet bestreden, feiten vastgesteld, welke feiten het Hof als vaststaand (met enkele kleine tekstuele wijzigingen) overneemt:

2.1. Belanghebbende is directeur en enig aandeelhouder van A B.V. (hierna: de BV). De activiteiten van de BV bestaan onder meer uit het in- en verkopen van gebruikte auto's, met name van het merk B.

2.2. In april 2002 laat de inspecteur een boekenonderzoek instellen bij de BV naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 1998 tot en met 31 december 2001. Het onderzoek beperkt zich tot de toepassing van de margeregeling en de in aftrek gebrachte voorbelasting met betrekking tot nieuwe personenauto's.

2.3. Uit de administratie van de BV blijkt onder meer dat in het onderhavige jaar een auto is ingekocht bij C te D. Ter zake van de inkoop van deze auto bevat de administratie van de BV een Duitstalig formulier getiteld "Verbindliche(r) Bestellung / Kaufvertrag / Rechnung für gebrauchte Kraftfahrzeuge und Anhänger" (hierna: formulier). Een afschrift van dit formulier behoort tot de gedingstukken. Het formulier is handmatig ingevuld. Het formulier vermeldt als gegevens van de koper: "E, F-straat 92, 0000 Y", alsmede de vermelding "Barzahlung". Daarnaast zijn enkele gegevens van de auto opgenomen, zoals het type, het chassisnummer en de kilometerstand. Zowel de koper als de verkoper hebben het formulier ondertekend.

Op het formulier zijn onder "Preis" de volgende bedragen ingevuld:

Preis in DM 31.034,48

Mehrwertsteuer 4.965,52

Gesamtsumme 36.000,00

2.4. In het rapport boekenonderzoek wordt melding gemaakt van facturen van de verkoper, C, die op verzoek van de Nederlandse belastingdienst door de Duitse belastingdienst zijn aangeleverd. Een afschrift van een factuur met dagtekening 25 april 2000 behoort tot de gedingstukken. Die factuur vermeldt als aanhef "C" en is geadresseerd aan "G" te "Y" met de vermelding "RECHNUNG". Deze factuur is niet in de administratie van de BV teruggevonden. Op de factuur staat geen Duitse Mehrwertsteuer vermeld. Wel vermeldt de factuur het btw-identificatienummer van de BV en de vermelding "netto" en "Export", alsmede een bedrag van DM 33.000. Tevens is op de factuur de volgende zinsnede opgenomen "Betrag dankend per Scheck/bar erhalten" en wordt het autotype, het bouwjaar, de kilometerstand en het chassisnummer ("Fahrgestellnummer") vermeld.

2.5. In de administratie van de BV is de in 2.3. bedoelde Mehrwertsteuer als inkoopkosten geboekt. Als zodanig is de Mehrwertsteuer in de aangifte vennootschapsbelasting 2000 ten laste van de winst gebracht. Door de inspecteur is onweersproken gesteld dat het genoemde bedrag niet meer in de vennootschap aanwezig is.

2.6. Belanghebbende heeft de belastingdienst in haar schriftelijke reactie van 16 november 2004 op het voornemen van de belastingdienst om aan de BV een boete op te leggen, verzocht om toezending van de Duitse facturen. De inspecteur heeft in zijn brief van 16 december 2004 toegezegd dat belanghebbende tijdens de bezwaarfase het controledossier mocht inzien. De Duitse facturen maken onderdeel uit van het controledossier. Vervolgens schrijft belanghebbende in haar bezwaarschrift met dagtekening 11 januari 2005 het volgende:

"Wij verzoeken u ten slotte om te worden gehoord nadat wij inzage hebben gekregen in het hiervoor vermelde controledossier en de Duitse facturen.".

Op 7 december 2005 vindt vervolgens het hoorgesprek plaats, waarin wordt afgesproken dat aan belanghebbende afschriften zullen worden overgelegd van de Duitse verkoopfacturen.

3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1. Het geschil betreft het antwoord op de vraag of belanghebbende ter zake van de inkoop van een auto een uitdeling van winst heeft ontvangen van de B.V..

Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2. Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Voor hetgeen zij hieraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraak van de Inspecteur en van de navorderingsaanslag. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4. Gronden

Ten aanzien van het geschil

4.1. Het Hof stelt voorop dat de Inspecteur de bewijslast heeft van zijn stelling dat sprake is van een uitdeling van winst door de B.V. aan belanghebbende. In concreto betekent dit dat de Inspecteur dient te bewijzen dat de in 2.3 genoemde Mehrwertsteuer (hierna: het BTW-bedrag) niet door de B.V. aan de Duitse leverancier is betaald, maar door belanghebbende is behouden.

4.2. Belanghebbende heeft gesteld dat hij conform het in 2.3 vermelde aan de B.V. uitgereikte formulier (Bestellung / Kaufvertrag / Rechnung) het factuurbedrag inclusief BTW contant heeft voldaan en dat dit formulier de aan de B.V. uitgereikte factuur is. Voorts stelt belanghebbende dat de door de Inspecteur overgelegde Duitse factuur niet aan de B.V. is uitgereikt en niet overeenstemt met de werkelijkheid, nu daarop geen BTW is vermeld. Hij stelt dat de Duitse leverancier de op het formulier vermelde BTW zelf "zwart" heeft geïnd.

4.3. Tegenover deze gemotiveerde betwisting heeft de Inspecteur naar het oordeel van het Hof niet aannemelijk gemaakt dat belanghebbende het BTW-bedrag zelf heeft behouden. Hierbij neemt het Hof in aanmerking dat de Inspecteur ter zitting uitdrukkelijk heeft verklaard dat hij inderdaad niet kan uitsluiten dat het BTW-bedrag door belanghebbende (namens de B.V.) is betaald en door de Duitse leverancier is ontvangen, maar door de Duitse leverancier niet op een juiste wijze is verantwoord.

4.4. Gelet op het vorenoverwogene is het gelijk aan de zijde van belanghebbende. Voor dat geval is niet in geschil dat de uitspraak van de Rechtbank en de navorderingsaanslag moeten worden vernietigd.

Ten aanzien van het griffierecht

4.5. Nu de uitspraak van de Rechtbank wordt vernietigd, dient de Staat aan belanghebbende het door hem ter zake van de behandeling van het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van € 38 te vergoeden.

Ten aanzien van de proceskosten

4.6. Nu het door belanghebbende ingestelde hoger beroep gegrond is, acht het Hof termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het hoger beroep bij het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken.

4.7. Daarbij wordt uitgegaan van vier samenhangende zaken waarin belanghebbenden geheel of gedeeltelijk in het gelijk zijn gesteld. Dit betreft twee zaken ten name van de heer X, kenmerknummers 08/00486 en 08/00487 en twee zaken ten name van A B.V., kenmerknummers 08/00488 en 08/00489.

4.8. Het Hof stelt deze kosten, mede gelet op het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht, op 2 (punten) x € 322 (waarde per punt) x 1,5 (factor gewicht van de zaak) x 1,5 (factor samenhangende zaken) is € 1.449, vermeerderd met een bedrag aan reiskosten van belanghebbende zelf voor het bijwonen van de zitting van € 17,00, is in totaal € 1.466,00.

4.9. Gesteld noch gebleken is dat belanghebbende overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten als bedoeld in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft gemaakt.

4.10. Het Hof zal in deze zaak en in elk van de overige hiervóór genoemde zaken een proceskostenvergoeding toekennen van (€ 1.466 : 4) = € 366,50.

5. Beslissing

Het Hof

- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten,

- verklaart het tegen de uitspraak van de Inspecteur ingestelde beroep gegrond,

- vernietigt de uitspraak van de Inspecteur,

- vernietigt de navorderingsaanslag,

- gelast dat de Staat aan belanghebbende het door deze ter zake van de behandeling van het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van € 38 vergoedt,

- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het geding in hoger beroep aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 366,50.

Aldus gedaan op: 18 december 2009 door J.W.J. Huige, voorzitter, P. Fortuin en W.E.M. van Nispen tot Sevenaer, in tegenwoordigheid van A.A. van Wendel de Joode, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.

Het aanwenden van een rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH 's-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.

1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a) de naam en het adres van de indiener;

b) een dagtekening;

c) een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d) de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.