Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-12-2009, BM2133, 08/00560

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-12-2009, BM2133, 08/00560

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
30 december 2009
Datum publicatie
23 april 2010
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2009:BM2133
Formele relaties
Zaaknummer
08/00560

Inhoudsindicatie

Belanghebbende exploiteert, samen met zijn echtgenote en een BV in maatschapverband een varkenshouderij. Belanghebbende ontvangt een mededeling van zijn veevoederfabriek dat hij, wil hij voldoen aan de eisen van het vernieuwde Varkensbesluit, een bedrag ad € 682.000,- zal moeten investeren . Belanghebbende wil voor dit bedrag een kostenegalisatiereserve dan wel een voorziening vormen.

Het Hof wijst belanghebbendes stelling af met een verwijzing naar het "baksteenarrest": de voor de aanpassing noodzakelijke uitgaven worden niet opgeroepen door de bedrijfsuitoefening in 2002, maar dienen er slechts voor te zorgen dat belanghebbende niet met ingang van 2008 in overtreding is. Het verzoek om een integrale vergoeding van de kosten in de bezwaarfase wijst het Hof eveneens af: er zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die dit rechtvaardigen. Hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Sector belastingrecht

eerste meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 08/00560

Uitspraak op het hoger beroep van

de heer X, wonende te Y, hierna: belanghebbende,

tegen de mondelinge uitspraak van de Rechtbank Breda(hierna: de Rechtbank) van 24 juni 2008, nummer 07/2416 in het geding tussen

belanghebbende

en

de voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst/Z, van de rijksbelastingdienst, hierna: de Inspecteur,

betreffende na te noemen aanslag.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 2002 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 59.157, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 53.773.

1.2. Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 39. Bij mondelinge uitspraak heeft de Rechtbank het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd voor zover het de vergoeding van kosten van bezwaar betreft, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende en gelast dat de Staat het door belanghebbende betaalde griffierecht vergoedt.

1.3. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 107. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4. De zitting heeft plaatsgehad op 22 oktober 2009 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede de Inspecteur.

Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.

1.5. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat in afschrift aan partijen is verzonden.

1.6. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

2. Feiten

De Rechtbank heeft de volgende, in hoger beroep niet bestreden, feiten vastgesteld, welke feiten het Hof als vaststaand overneemt:

2.1. Belanghebbende, zijn echtgenote A en B BV exploiteren in maatschapsverband een varkenshouderij. In het onderhavige jaar worden er 4.196 varkens gehouden op 3.090 m2. De maatschap heeft het recht om 4.637 varkens te houden.

2.2. Belanghebbende heeft op 12 april 2002 een fax van C BV ontvangen waarin is aangegeven dat de maatschap € 682.000 zal moeten investeren om haar bedrijfsuitoefening aan te passen aan de eisen van het Besluit houdende regelen ter zake van het houden en huisvesten van varkens (Besluit van 7 juli 1994, Stb. 577, hierna: Varkensbesluit). In deze fax is vermeld:

'Om alle vleesvarkenrechten op 1 vierkante meter te kunnen houden is er 4637 vierkante meter hok oppervlakte nodig. Op dit moment is er 3090 vierkante meter hok oppervlakte. Er is dus 1547 vierkante meter stal oppervlakte te weinig. Om deze 1547 vierkante meter staloppervlakte te realiseren is er een investering nodig van 1547 vierkante meter x € 410,- per vierkante meter = € 635.000,- incl. arbeid excl. BTW'

2.3. Het bedrag van € 682.000 kan als volgt worden uitgesplitst:

Aanpassing staloppervlakte € 635.000

Aanpassing roostervloeren 45.000

Aanpassing verlichting 2.000

682.000

2.4. Uit de offerte blijkt dat de aanpassing van de roostervloeren en de verlichting betrekking heeft op de bestaande stallen. In haar brief van 13 oktober 2004 heeft C BV vermeld dat van deze investering een bedrag van € 186.600 betrekking heeft op onderhoud.

2.5. In opdracht van belanghebbende heeft ing. D MAB de gevolgen onderzocht van het al dan niet aanpassen van de onderhavige varkensstallen aan de eisen van het Varkensbesluit. Het ter zake opgemaakte rapport dateert van 17 januari 2008 en behoort tot de stukken van het geding.

3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1. Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

1. Kan belanghebbende voor zijn aandeel in de hierboven (onderdeel ?2.3) genoemde uitgaven een kostenegalisatiereserve dan wel een voorziening vormen?

2. Heeft belanghebbende recht op een integrale vergoeding van kosten van rechtsbijstand in de bezwaarfase, alsmede in (hoger) beroep?

3.2. Belanghebbende neemt in hoger beroep het standpunt in dat slechts een reserve of voorziening gevormd kan worden voor het gedeelte van de uitgaven dat niet staat tegenover een uitbreiding van de productiecapaciteit. Dit gedeelte van de uitgaven wordt door belanghebbende gesteld op 4.196/4.637 x € 682.000 = € 617.138. Het bedrag van € 617.138 dient vervolgens te worden verlaagd met de reeds geaccepteerde voorziening wegens achterstallig onderhoud tot € 509.370. Belanghebbende wil dit bedrag in 2002 en de vijf daaropvolgende jaren ten laste van zijn winst brengen. Voor 2002 leidt dit volgens belanghebbende tot een toevoeging aan de reserve of voorziening van 50% van 1/6 van € 509.370 = € 42.447. De Inspecteur meent dat de vragen ontkennend beantwoord moeten worden.

3.3. Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij hieraan ter zitting hebben toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.4. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de Inspecteur, tot het verminderen van de aanslag tot één berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.002 (€ 53.773 - € 42.447 toevoeging reserve of voorziening en - € 2.324 hogere zelfstandigenaftrek), en tot veroordeling van de Inspecteur tot vergoeding van de integrale kosten die belanghebbende in verband met het bezwaar en het (hoger) beroep heeft moeten maken. De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep en bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4. Gronden

Ten aanzien van het geschil

4.1. Belanghebbende wenst voor zijn aandeel in de te maken uitgaven een kostenegalisatiereserve (hierna: KER), dan wel een voorziening te vormen.

4.2. Een belastingplichtige kan op de voet van artikel 3.53, lid 1, onderdeel a, van de Wet IB 2001 een KER vormen, indien hij in de toekomst kosten moet maken die noodzakelijk zijn geworden door de ondernemingsuitoefening in het doteringsjaar (HR 5 oktober 1955, nr. 12.401). Voor het vormen van een voorziening geldt, dat het moet gaan om toekomstige uitgaven die "hun oorsprong vinden in feiten of omstandigheden, die zich in de periode voorafgaande aan de balansdatum hebben voorgedaan en ook overigens aan die periode kunnen worden toegerekend" (HR 26 augustus 1998, nr. 31.422, "baksteenarrest").

4.3. De aanscherping van het Varkensbesluit maakt noodzakelijk dat belanghebbende uitgaven doet om zijn bedrijf met de aangescherpte voorwaarden in overeenstemming te brengen. Laat hij dit na, dan zal hij met ingang van 2008 in overtreding zijn van het Varkensbesluit. De voor de aanpassing noodzakelijke uitgaven worden derhalve niet opgeroepen door de bedrijfsuitoefening in 2002.

4.4. Belanghebbende werpt tegen dat hij in 2002 reeds met zekerheid weet dat hij de uitgaven zal gaan maken, en dat deze aanpassingen niet gepaard gaan met een capaciteitsuitbreiding of waardevermeerdering van zijn bedrijf. Deze argumenten zijn niet relevant, omdat zij geen betrekking hebben op het toepasselijke criterium, te weten dat de uitgaven moeten zijn opgeroepen door, dan wel kunnen worden toegerekend aan, de bedrijfsuitoefening in 2002 of eerdere jaren. Voornoemde uitgaven zullen ontstaan door de wens het bedrijf ook na 2007 voort te zetten.

4.5. Belanghebbende heeft ter zitting gesteld dat aan de voorziening voor achterstallig onderhoud in ieder geval (los van de eisen van het Varkensbesluit) een bedrag moet worden toegevoegd in verband met de beperkte resterende levensduur van de vloeren, met name de vloerroosters en de verlichting. Gelet op de te dier zake door belanghebbende ter zitting afgelegde verklaringen is het tijdstip van vervanging van de roosters, in de denkbeeldige situatie dat die aanpassing niet een noodzakelijke voorwaarde is om het bedrijf voort te zetten, zo onzeker dat er een onvoldoende verband is tussen de daarmee gepaard gaande kosten en de bedrijfsuitoefening in 2002. Vloeren en verlichting vormen bovendien een onverbrekelijk deel met de varkensstallen. Op die varkensstallen, inclusief vloeren en verlichting, wordt naar één percentage afgeschreven. Eind 2007 zullen alle varkensschuren volledig zijn afgeschreven. Het is niet aannemelijk geworden dat vloeren en verlichting sterker zijn gesleten dan de varkensstallen in hun totaliteit. Evenmin is aannemelijk geworden dat een vervanging van vloeren en verlichting alleen op grond van slijtage en/of veroudering voor 2008 valt te verwachten.

4.6. Uit het voorgaande volgt dat de Rechtbank terecht de vorming van een KER of een voorziening heeft geweigerd.

Ten aanzien van de kosten van bezwaar en beroep bij de Rechtbank

4.7. Belanghebbende stelt dat sprake is van bijzondere omstandigheden die recht geven op een integrale vergoeding van kosten die hij in de bezwaar- en beroepsfase heeft moeten maken. De Inspecteur had, zo stelt belanghebbende, moeten wachten tot de uitspraak van de Rechtbank over het jaar 2000, zodat hij daarmee met het opleggen van de aanslag over het jaar 2002 rekening kon houden.

4.8. De Inspecteur heeft ter zitting geloofwaardig verklaard, dat hij de aanslag over het jaar 2002 heeft opgelegd om te voorkomen dat de aanslagtermijn zou verstrijken, en dat hij daarover overleg heeft gevoerd met belanghebbende. Voorts behoort tot de stukken van het geding een handgeschreven aantekening van de Inspecteur met de volgende inhoud:

28-4. belde F

De FOR valt in 2003 vrij in de winst, waartegenover dan de lijfrente bij de BV staat. Daar zijn we het over eens: FOR afname 2003 = winst (gewone winst) Lijfrenteaftrek 3.128/3.129 in 2003 beoordelen.

IB 2002 nu regelen / F akkoord.

4.9. Op grond van het voorgaande acht het Hof niet alleen aannemelijk dat de Inspecteur overleg heeft gevoerd met belanghebbendes gemachtigde over het tijdstip van opleggen van de aanslag 2002, maar ook dat belanghebbendes gemachtigde akkoord is gegaan. Het Hof verwerpt daarom de stelling dat de Inspecteur had behoren te wachten met het opleggen van de aanslag over het onderhavige jaar. Andere bijzondere omstandigheden die aanleiding zouden vormen voor het toekennen van een integrale vergoeding van de kosten van bezwaar en/of beroep zijn gesteld noch gebleken.

4.10. De Rechtbank heeft derhalve terecht het puntenstelsel van het Besluit proceskosten bestuursrecht toegepast. Dit geldt ook voor de bezwaarfase. Het Hof zal niet onderzoeken of de Inspecteur onrechtmatig gehandeld heeft als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht nu de Inspecteur in hoger beroep heeft berust in het toekennen van een vergoeding van kosten voor de bezwaarfase (volgens het "puntenstelsel").

Ten aanzien van het griffierecht

4.11. Het Hof is van oordeel dat er geen redenen aanwezig zijn om te gelasten dat de Staat aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoedt.

Ten aanzien van de proceskosten in hoger beroep

4.12. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Slotsom

4.13. Uit het vorenstaande volgt, dat de uitspraak van de Rechtbank moet worden bevestigd, zij het onder verbetering van de gronden. In het bijzonder geldt dat de Rechtbank de kosten van bezwaar ten onrechte heeft genoemd proceskosten, zoals het Hof hiervoor onder 4.7 e.v. heeft hersteld.

5. Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.

Aldus gedaan op 30 december 2009 door W.E.M. van Nispen tot Sevenaer, voorzitter, P. Fortuin en J.G. Verseput, in tegenwoordigheid van R.O.J.M. de Windt, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.

De uitspraak is enkel door de griffier ondertekend aangezien de voorzitter is verhinderd deze te ondertekenen.

Het aanwenden van een rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH 's-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.

1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a) de naam en het adres van de indiener;

b) een dagtekening;

c) een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d) de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.