Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 05-11-2010, BP5989, 09/00564

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 05-11-2010, BP5989, 09/00564

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
5 november 2010
Datum publicatie
28 februari 2011
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2010:BP5989
Formele relaties
Zaaknummer
09/00564

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft zijn varkenshouderij verkocht aan een collega varkenshouder voor een totaal bedrag van € 1.030.000,-. Niet in geschil is dat dit bedrag een in het economisch verkeer gebruikelijke prijs is. Belanghebbende claimt toepassing van de landbouwvrijstelling voor een bedrag van € 265.000,-, de inspecteur stelt dat er een bedrag van € 80.000,- onder de landbouwvrijstelling valt. Het Hof verwijst naar het arrest van de Hoge Raad van 3 januari 1996, nr. 30.890, BNB 1996/110 en legt daarmee de bewijslast bij de inspecteur ten aanzien van een van de akte afwijkende splitsing van de koopprijs. De inspecteur legt een taxatierapport over met daarin genoemd een aantal verkooptransacties. De door belanghebbende voorgestane splitsing wordt door hem niet aannemelijk gemaakt. Het gelijk is aan de inspecteur, hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Sector belastingrecht

Eerste meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 09/00564

Schriftelijke uitspraak op het hoger beroep van

de heer X,

wonende te Y,

hierna: belanghebbende

tegen de schriftelijke uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 9 september 2009, nummer AWB 08/2291, in het geding tussen

belanghebbende

en

de voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst/Limburg van de rijksbelastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende na te noemen aanslag.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 2003 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 280.300 en een inkomen uit sparen en beleggen van € 1.756. (hierna: de aanslag). De aanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd.

1.2. Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank een griffierecht geheven van € 39. Bij schriftelijke uitspraak heeft de Rechtbank het beroep ongegrond verklaard.

1.3. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van

€ 110. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 6 juli 2010 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn verschenen en gehoord de heer drs. A van B B.V. te C, en de Inspecteur.

1.5. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1. Belanghebbende dreef in het onderhavige jaar een agrarische onderneming, bestaande uit een varkenshouderij en een plantenkwekerij. Op 2 mei 2003 heeft belanghebbende de varkenshouderij verkocht voor € 1.030.000 (hierna: de koopsom) aan een collega varkenshouder. De koper is een niet met belanghebbende verbonden derde. Ter zake van de verkoop is geen taxatierapport opgemaakt.

2.2. De verdeling van de koopsom is vastgelegd in een notariële akte van levering d.d. 2 mei 2003. De verdeling is als volgt:

Ondergrond en erf 8000 m² € 265.000 ofwel € 33,125 per m²

Bedrijfsgebouwen (stallen) € 485.000

Luchtwasser € 50.000

Productierechten € 200.000

Erfverharding 1000 m² € 10.000

Roerende zaken € 20.000

2.3. Belanghebbende heeft over 2003 aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 97.942 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.756. Ter zake van de staking heeft hij € 234.302 winst op de grond en gebouwen aangegeven, waarvan hij een bedrag van € 232.435 onder de landbouwvrijstelling heeft gebracht. Tevens heeft hij een ondernemersaftrek van € 10.371 toegepast.

2.4. Tot de gedingstukken behoort een in opdracht van de Inspecteur opgemaakt taxatierapport van D, registertaxateur, van 1 augustus 2007. In dit taxatierapport is de waarde van de varkenshouderij per 2 mei 2003 getaxeerd op € 1.030.000. De afzonderlijke onderdelen zijn als volgt getaxeerd:

Ondergrond en erf 8000 m² € 80.000 ofwel € 10 per m²

Bedrijfsgebouwen (stallen) € 670.000

Luchtwasser € 50.000

Productierechten € 200.000

Erfverharding 1000 m² € 10.000

Roerende zaken € 20.000

2.5. In bedoeld taxatierapport is het verkochte omschreven als volgt:

"Twee vleesvarkensstallen ondergrond erf en erfverharding gelegen aan E-straat en F-straat te Y. Varkensrechten 1.750 geregistreerd als mestnummer 000000000. Zie akte.

Een stal met centrale gang en 12 afdelingen van 96 tuks en een ziekenboeg van 50 stuks.

Een stal met centrale gang en 8 afdelingen van 120 stuks en een ziekenboeg. Verbindingssluis tussen de stallen en mestkelders.

Links naast de stal ligt een hertenwei.

Informatie bij de gemeente G en Y geeft aan, dat er per de peildatum 2-5-2003 geen woonhuis bij de stallen mag worden gebouwd.".

2.6. Naar aanleiding van voornoemd taxatierapport heeft de Inspecteur de aangegeven stakingswinst gecorrigeerd met € 185.000 (minder toepassing landbouwvrijstelling) en de zelfstandigenaftrek verminderd met € 1.807. Het belastbaar inkomen uit werk en woning is aldus vastgesteld op € 280.300 en het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen op € 1.756.

2.7. Tot de gedingstukken behoort een door de Inspecteur overgelegd overzicht van taxaties en verkooptransacties van varkenshouderijen in de omgeving van de gemeente Y met navolgende inhoud:

Nr Jaar Plaats m2 prijs per m2 akte/taxatie bijzonderheden Verkoper reden

1 2005 H 10.000 110.000 11,00 akte woonhuis

niet bij perceel varkenshouderij transactie tussen

derden

2 2002 J 3.500 32.000 9,14 gezamenlijke taxatie woonhuis

bij perceel varkenshouderij staking

3 2003 J 7.300 59.000 8,08 gezamenlijke taxatie woonhuis

bij perceel varkenshouderij verzoek splitsing

koopsom

4 2003 K 4.000 40.000 10,00 gezamenlijke taxatie woonhuis

bij perceel gemengd bedrijf liquidatie

onderneming

5 2004 L 2.834 23.000 8,12 gezamenlijke taxatie woonhuis

bij perceel varkenshouderij overdracht aan

zoon

5a 2004 L 10.000 90.000 9,00 gezamenlijke taxatie woonhuis

niet bij perceel varkenshouderij overdracht aan

zoon

6 2002 C 5.800 40.000 6,90 gezamenlijke taxatie woonhuis

bij perceel varkenshouderij overdracht aan zoon

6a 2002 C 6.820 46.000 6,74 gezamenlijke taxatie woonhuis

niet bij perceel varkenshouderij overdracht aan zoon

7 2005 M 20.000 250.000 12,50 externe

taxateur woonhuis

bij perceel onbekend inbreng BV

8 2005 N 3.664 55.000 15,01 akte woonhuis

niet bij perceel onbekend

10 2004 P 10.000 75.000 7,50 akte woonhuis

niet bij perceel varkenshouderij transactie tussen

derden

11

2005

Q

4.150

30.000

7,23

akte

woonhuis

bij perceel

onbekend

transactie tussen

derden

12 2006 R 14.287 150.000 10,50 akte woonhuis

bij perceel nertsenfarm transactie tussen

derden

13 2007 S 6.000 48.000 8,00 akte agrarische bouwkavel,

woonhuis voor koper

mogelijk, niet voor verkoper agrarisch

bouwblok transactie tussen

derden

14 2008 T 6.600 73.000 11,06 akte woonhuis

bij perceel varkenshouderij transactie tussen

derden

15 2008 V 15.000 135.000 9,00 akte Agrarische

bouwkavel agrarisch

bouwblok transactie tussen

derden

10a 2008 P 9.610 135.000 14,05 akte Woonhuis

niet bij perceel varkenshouderij Transactie tussen

derden

16 2009 P 15.846 250.000 15,78 akte agrarische

bouwkavel agrarisch

bouwblok transactie tussen

derden

2.8. Belanghebbende heeft een akte van levering overgelegd van een varkenshouderij in W. Deze varkenshouderij, met een oppervlakte van 8.685 m2, is in 2007 zonder woonhuis aan derden verkocht voor een bedrag van € 1.205.000.

2.9. De koper heeft de van belanghebbende gekochte varkensstallen verzekerd voor een herbouwwaarde van in totaal € 808.900, exclusief btw. De funderingen en ondergrondse constructies zijn in de verzekerde som begrepen. Tevens is de garantie opgenomen dat de verzekeraar bij schade geen beroep doet op onderverzekering. Op basis van de door AA gepubliceerde bouwkosten bedraagt de investering voor de nieuwbouw van de twee stallen € 923.000. Op basis van de in het Handboek Kwantitatieve Informatie Veehouderij (KWIN-veehouderij) weergegeven kosten per varkensplaats bedraagt de investering voor de nieuwbouw van de twee stallen € 953.000.

3. Geschil

3.1. In geschil is het antwoord op de vraag of van de koopsom een bedrag van € 265.000 betrekking heeft op de ondergrond en erf, zoals belanghebbende heeft verdedigd, dan wel een bedrag van € 80.000, zoals de Inspecteur heeft betoogd.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij hieraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 97.942 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.756.

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. De Rechtbank heeft vastgesteld dat tussen partijen niet in geschil is dat de koopsom, die belanghebbende heeft bedongen en de koper heeft betaald, de normale in het economische verkeer gebruikelijke prijs is voor een transactie als de onderhavige en dat de koopsom daarmee de waarde in het economische verkeer van het verkochte als één geheel vertegenwoordigt. Dat laatste standpunt hebben partijen ter zitting van het Hof bevestigd.

4.2. In beginsel is, gelet op het arrest van de Hoge Raad van 3 januari 1996, nr. 30.890, onder meer gepubliceerd in BNB 1996/110, de in de koopakte opgenomen splitsing van de koopsom leidend, tenzij de Inspecteur aannemelijk maakt dat de in werkelijkheid door de contracterende partijen betaalde prijzen hiervan afwijken.

4.3. De Inspecteur heeft ter staving van de juistheid van het onder 2.4 vermelde taxatierapport, waar dit de waardebepaling van de 8000 m² ondergrond/erf betreft, het in 2.7 vermelde overzicht van taxaties en verkooptransacties van varkenshouderijen in de omgeving van de gemeente Y overgelegd. In dat overzicht is bij de objectnummers 1 en 10 een grondprijs van € 11 respectievelijk € 7,50 per m² vermeld, bij grondoppervlakten van 10.000 m². Blijkens het overzicht betreffen die objecten beide een varkenshouderij zonder aanwezigheid van een woonhuis op het perceel, is sprake van een verkooptransactie en gaat het om een levering aan een derde. De beide objecten betreffen transacties in 2005 respectievelijk 2004. Naar 's Hofs oordeel kunnen die objecten voor de beslissing in het onderhavige geschil als vergelijkingsmaatstaf worden genomen.

4.4. Mede gelet op hetgeen het Hof in 4.3 heeft overwogen, hecht het Hof voor de beslissing in het geschil waarde aan het onder 2.4 vermelde taxatierapport, waarin de grond is getaxeerd op € 10 per m².

4.5. De koper heeft de opstallen, met inbegrip van de funderingen en de ondergrondse constructies, verzekerd voor een herbouwwaarde van in totaal € 808.900. De Inspecteur heeft voorts onweersproken gesteld dat mede op basis van de in 2.9 weergegeven bouwkosten de vervangingswaarde op een bedrag kan worden berekend dat ligt tussen circa € 678.000 en circa € 730.000.

4.6. Belanghebbende, op wie gelet op het vorenstaande de bewijslast is komen te rusten dat de in de akte weergegeven splitsing juist is, heeft in hoger beroep herhaald dat de bepaling van de koopsom op € 1.030.000 in de notariële akte mede het resultaat is van na onderhandelingen bereikte overeenstemming over de prijs van de grond. Belanghebbende, die zelf geen taxatierapport heeft laten uitbrengen, heeft dat evenwel tegenover de betwisting daarvan door de Inspecteur niet aannemelijk gemaakt. Uit de stelling van belanghebbende dat "koper en verkoper een tegenstrijdig belang hebben nu beiden de onderhavige onroerende zaken tot hun bedrijfsvermogen dienen te rekenen", valt geen conclusie te trekken over een door de koper exclusief voor de grond betaalde prijs.

4.7. In dit verband verwijst het Hof naar een mede door belanghebbende getekend verslag van het hoorgesprek d.d. 16 januari 2008, gehouden naar aanleiding van het door belanghebbende ingediende bezwaar tegen de aanslag. In dat verslag is ondermeer het volgende vermeld:

"Verder is aan de heer X gevraagd hoe men tot de verdeling van de koopsom was gekomen en of hier een taxatie aan ten grondslag lag. In eerste instantie vertelde de heer X dat hij zelf tot de verdeling van de koopsom was gekomen. Bij nader doorvragen vertelde hij dat hij deze verdeling in overleg met de bedrijfsbegeleider van de veevoederleverancier had opgesteld. Er was geen taxatie uitgevoerd. De koper kon de uitsplitsing van de koopsom accepteren, anders ging de koop niet door.".

4.8. Gelet op de wijze van totstandkoming van de in de notariële akte opgenomen splitsing van de koopsom, een en ander als in het verslag van het hoorgesprek weergegeven, hecht het Hof voor de beslissing in het geschil geen betekenis aan de omstandigheid dat in de notariële akte voor de grond een prijs van € 265.000 is opgenomen. Aan die prijsbepaling lag geen taxatie ten grondslag. Feiten en/of omstandigheden waaruit is af te leiden dat belanghebbende en de koper over de prijs voor de grond afzonderlijk hebben onderhandeld, zijn niet aannemelijk geworden.

4.9. Gelet op het vorenstaande, in onderlinge samenhang bezien, moet voor de beslissing in het geschil aansluiting worden gezocht bij de in het door de Inspecteur overgelegde taxatierapport vermelde waardevaststelling voor de grond, neerkomende op € 10 per m2. De enkele omstandigheid dat bij de onder 2.8 vermelde transactie € 25,90 per m2 is betaald - van welke transactie de Inspecteur ter zitting overigens heeft verklaard dat hij deze eveneens ter discussie zal stellen -, brengt het Hof niet tot een ander oordeel. De koopsom heeft voor een gedeelte van € 80.000 betrekking op de ondergrond en erf.

4.10 Het gelijk is aan de zijde van de Inspecteur. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de Rechtbank moet worden bevestigd.

5. Griffierecht

De uitspraak van de Rechtbank moet worden bevestigd. Het Hof acht geen redenen aanwezig om te gelasten dat de Staat aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoedt.

6. Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

7. Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.

Aldus gedaan op 5 november 2010 door J.W.J Huige, voorzitter, P.A.M. Pijnenburg en J.A. Meijer, in tegenwoordigheid van A.A. van Wendel de Joode, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.

Het aanwenden van een rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.

1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a) de naam en het adres van de indiener;

b) een dagtekening;

c) een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d) de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.