Home

Rechtbank Breda, 09-09-2009, BJ8802, 08/2291

Rechtbank Breda, 09-09-2009, BJ8802, 08/2291

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
9 september 2009
Datum publicatie
30 september 2009
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2009:BJ8802
Formele relaties
Zaaknummer
08/2291

Inhoudsindicatie

Belanghebbende X exploiteert een varkenshouderij en een plantenkwekerij. Medio 2003 verkoopt X de varkenshouderij. De totale koopsom is € 1.030.000. Deze koopsom is de normale in het economische verkeer gebruikelijke prijs voor het verkochte als één geheel. In de akte van levering is de koopsom gesplitst in onder andere een gedeelte voor de ondergrond en het erf (€ 265.000) en een gedeelte voor de opstallen. In de aangifte inkomstenbelasting 2003 volgt X deze splitsing voor de berekening van de landbouwvrijstelling. Na taxatie stelt de inspecteur de waarde van de ondergrond en het erf op € 80.000 en past een lagere landbouwvrijstelling toe.

De rechtbank oordeelt dat de inspecteur voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde in het economische verkeer van de grond afwijkt van het bedrag dat is neergelegd in de akte en dat de waarde ten tijde van de verkoop slechts het door hem in aanmerking genomen bedrag beliep. Het verschil tussen de door X ontvangen koopsom van € 265.000 en de getaxeerde waarde van € 80.000 valt niet onder de landbouwvrijstelling.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 08/2291

Uitspraakdatum: 9 september 2009

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[eiser], wonende te [woonplaats eiser],

eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg, kantoor Roermond,

verweerder.

Eiser wordt hierna belanghebbende genoemd en verweerder inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.De inspecteur heeft aan belanghebbende een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2003 opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 280.300 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.756.

1.2.De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 8 april 2008 de aanslag gehandhaafd.

1.3.Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 20 mei 2008, ontvangen bij de rechtbank op 21 mei 2008, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 39.

1.4.De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.Belanghebbende heeft vóór de zitting een nader stuk ingediend. Dit stuk is in afschrift verstrekt aan de inspecteur.

1.6.Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 juli 2009 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende, [naam], verbonden aan ACCON AVM GROEP B.V. te Panningen, alsmede namens de inspecteur, [naam], vergezeld van [naam], taxateur.

1.7.Partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan elkaar. Belanghebbende heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de bij de pleitnota van de inspecteur behorende bijlagen. Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

2.Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.Belanghebbende dreef in het onderhavige jaar een agrarische onderneming bestaande uit een varkenshouderij en een plantenkwekerij. Op 2 mei 2003 heeft belanghebbende de varkenshouderij verkocht voor € 1.030.000 aan een collega varkenshouder. De koper is een niet met belanghebbende verbonden derde. Ter zake van de verkoop is geen taxatierapport opgemaakt.

2.2.De verdeling van de koopsom is vastgelegd in de notariële akte van 2 mei 2003. De verdeling is als volgt:

Ondergrond en erf 8000 m² € 265.000 ofwel € 33,125 per m²

Bedrijfsgebouwen (stallen) € 485.000

Luchtwasser € 50.000

Productierechten € 200.000

Erfverharding 1000 m² € 10.000

Roerende zaken € 20.000

2.3.Belanghebbende heeft over 2003 aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 97.942 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.756. Ter zake van de staking heeft hij € 234.302 winst op de grond en gebouwen aangegeven, waarvan hij een bedrag van € 232.435 onder de landbouwvrijstelling gebracht heeft. Tevens heeft hij een ondernemersaftrek van € 10.371 toegepast.

2.4.Tot de gedingstukken behoort een, in opdracht van de inspecteur, opgemaakt taxatierapport van [naam], registertaxateur, van 1 augustus 2007. In dit taxatierapport is de waarde van de varkenshouderij per 2 mei 2003 getaxeerd op € 1.030.000. De afzonderlijke onderdelen zijn als volgt getaxeerd:

Ondergrond en erf 8000 m² € 80.000 ofwel € 10 per m²

Bedrijfsgebouwen (stallen) € 670.000

Luchtwasser € 50.000

Productierechten € 200.000

Erfverharding 1000 m² € 10.000

Roerende zaken € 20.000

2.5.Naar aanleiding van voornoemd taxatierapport heeft de inspecteur de aangegeven stakingswinst gecorrigeerd met € 185.000 (minder toepassing landbouwvrijstelling) en de zelfstandigenaftrek verminderd met € 1.807. Het belastbaar inkomen uit werk en woning is aldus vastgesteld op € 280.300 en het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen op € 1.756.

2.6. Tot de gedingstukken behoort een door de inspecteur overgelegd overzicht van taxaties en verkooptransacties van varkenshouderijen in de omgeving van de gemeente [woonplaats eiser] met navolgende inhoud:

Object Opper- Per

nr. Jaar vlakte Prijs m² Taxatie Bijzonderheden Verkoper Reden

2 2002 3.500 32.000 9,14 gezamenlijke taxatie woonhuis bij perceel varkenshouderij staking

6 2002 5.800 40.000 6,90 gezamenlijke taxatie woonhuis bij perceel varkenshouderij overdracht aan zoon

6a 2002 6.820 46.000 6,74 gezamenlijke taxatie woonhuis niet bij perceel varkenshouderij overdracht aan zoon

10 2004 10.000 75.000 7,50 akte woonhuis niet bij perceel varkenshouderij transactie met derden

3 2003 7.300 59000 8,08 gezamenlijke taxatie woonhuis bij perceel varkenshouderij splitsing koopsom

5 2004 2.834 23.000 8,12 gezamenlijke taxatie woonhuis bij perceel varkenshouderij overdracht aan zoon

5a 2004 10.000 90.000 9,00 gezamenlijke taxatie woonhuis niet bij perceel varkenshouderij overdracht aan zoon

1 2005 10.000 110.000 11,00 akte woonhuis niet bij perceel varkenshouderij transactie met derden

7 2005 20.000 250.000 12,50 externe adviseur woonhuis bij perceel onbekend inbreng BV

4 2003 4.000 40.000 10,00 gezamenlijke taxatie woonhuis bij perceel gemengd bedrijf liquidatie onderneming

8 2005 3.664 55.000 15,01 externe adviseur woonhuis niet bij perceel onbekend

3.Geschil

3.1.In geschil is het antwoord op de vraag of de voormelde koopsom voor € 265.000 op de ondergrond en erf betrekking heeft zoals belanghebbende heeft verdedigd, dan wel voor € 80.000 zoals de inspecteur heeft betoogd.

3.2.Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

3.3.Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 97.942 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.756. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.Tussen partijen is niet in geschil dat voormelde koopsom, die belanghebbende heeft bedongen en de koper heeft betaald, de normale in het economische verkeer gebruikelijke prijs is voor een transactie als de onderhavige en daarmee de waarde in het economische verkeer van het verkochte als één geheel vertegenwoordigt.

4.2.Op de inspecteur ligt de taak te bewijzen dat de waarde in het economische verkeer van de grond afwijkt van het bedrag dat is neergelegd in voormelde notariële akte. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur met het door hem onder 2.6. genoemde overzicht, in het bijzonder de transacties aangeduid onder objectnummer 1 en 10, en de lijn die daaruit volgt, alsmede het onder 2.4. genoemde taxatierapport voldoende aannemelijk gemaakt dat de waarde van de grond ten tijde van de verkoop slechts het door de inspecteur in aanmerking genomen bedrag van € 10 per m² beliep.

4.3.Hieruit volgt dat de koper voor de grond een hogere prijs heeft overgehad dan de waarde in het economische verkeer op dat moment en dat hij daartegenover een lagere prijs dan de waarde in het economische verkeer betaalde voor de overige onderdelen van de onderneming.

4.4.Artikel 3.12 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bepaalt dat onder de landbouwvrijstelling vallen: “voordelen uit landbouwbedrijf ter zake van waardeveranderingen van gronden voor zover de waardeverandering van de grond is toe te rekenen aan de ontwikkeling van de waarde in het economische verkeer bij voortzetting van de aanwending van de grond in het kader van een landbouwbedrijf.” In zoverre de voor de grond betaalde prijs uitgaat boven de waarde in het economische verkeer kan er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake meer zijn van een waardeverandering van de grond die is toe te rekenen aan de ontwikkeling van de waarde in het economische verkeer bij voortzetting van de aanwending van de grond in het kader van een landbouwbedrijf. De waardeverandering van de grond vloeit voort uit de bereidheid van de koper dat verschil aan belanghebbende te betalen omdat hij het bedrijf erg graag wilde kopen en het niet kopen zag als een gemiste kans. Nu ter grootte van het verschil tussen de door belanghebbende van de koper ontvangen koopsom van € 265.000 en de getaxeerde waarde van € 80.000 geen sprake is van een - onder de landbouwvrijstelling vallende - waardeverandering van de grond, heeft de inspecteur dat bedrag terecht gecorrigeerd.

4.5.Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5.Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door mr A.A. den Hartog, voorzitter, mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en mr. drs. M.M. de Werd, rechters, en door de voorzitter en mr. M.J. van Balkom, griffier, ondertekend.

De griffier, De voorzitter,

Uitgesproken in het openbaar op 9 september 2009.

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 22 september 2009

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.