Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 17-12-2010, BQ0392, 09/00154

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 17-12-2010, BQ0392, 09/00154

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
17 december 2010
Datum publicatie
7 april 2011
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2010:BQ0392
Formele relaties
Zaaknummer
09/00154

Inhoudsindicatie

Leges: geraamde baten zijn niet hoger dan geraamde lasten

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Sector belastingrecht

Derde meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 09/00154

Uitspraak op het hoger beroep van

X, te Y,

hierna: belanghebbende,

tegen de schriftelijke uitspraak van de Rechtbank

's-Hertogenbosch (hierna: de Rechtbank) van 26 februari 2009, AWB 07/3556, in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Z,

hierna: de heffingsambtenaar,

betreffende na te melden van belanghebbende geheven leges.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan belanghebbende is met dagtekening 28 september 2006 en aanslag leges ten bedrage van € 42.000 opgelegd, genummerd 0000000000, ter zake van het in behandeling nemen van de aanvraag om een bouwvergunning voor het oprichten van een co-vergistingsinstallatie aan de A-straat te B.

1.2. Belanghebbende heeft tegen deze aanslag tijdig bezwaar aangetekend waarna de heffingsambtenaar het bezwaar bij uitspraak van 12 september 2007, verzonden 13 september 2007, gegrond heeft verklaard en de aanslag heeft verminderd naar een bedrag van € 11.605,54.

1.3. Tegen deze uitspraak op bezwaar heeft belanghebbende, gedagtekend 24 oktober 2007 en ingekomen op 25 oktober 2007, beroep aangetekend bij de Rechtbank.

1.4. De Rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 januari 2009. Bij uitspraak van 26 februari 2009, nr. AWB 07/3556, verzonden op gelijke datum, heeft de Rechtbank het beroep ongegrond verklaard.

1.5. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak met dagtekening 7 april 2009, ingekomen 8 april 2009, hoger beroep ingesteld bij het Hof. Van belanghebbende is een griffierecht geven van € 447.

1.6. Het beroep is gemotiveerd bij schrijven van 6 mei 2009, waarna de heffingsambtenaar met dagtekening 28 mei 2009, verzonden 3 juni 2009, een verweerschrift heeft ingediend. Belanghebbende heeft vervolgens gedagtekend 3 augustus 2009 een conclusie van repliek ingediend en de heffingsambtenaar gedagtekend 28 september 2009 een conclusie van dupliek.

1.7. De zitting heeft plaatsgehad op 26 maart 2010 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede de heffingsambtenaar. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en de wederpartij. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

1.8. Het Hof heeft de heffingsambtenaar verzocht om nadere schriftelijke inlichtingen te verstrekken betreffende de ramingen van de baten en lasten als bedoeld in artikel 229b van de Gemeentewet en daarop de zitting geschorst.

De heffingsambtenaar heeft gedagtekend 16 april 2010, verzonden 15 april 2010, schriftelijke inlichtingen verstrekt waarop belanghebbende bij brief van 12 mei 2010, verzonden 14 mei 2010, heeft gereageerd.

1.9. De zitting is hervat op 5 november 2010 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede de heffingsambtenaar. De heffingsambtenaar heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en de wederpartij. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

1.10. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde tijdens het onderzoek ter zitting, zowel op 26 maart 2010 als op 5 november 2010, staat, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende vast:

2.1 Belanghebbende heeft met dagtekening 27 juli 2006 een aanvraag ingediend voor een bouwvergunning voor het oprichten van een co-vergistingsinstallatie op het perceel A-straat te B. Op basis van de door de heffingsambtenaar

gehanteerde bouwkosten ad € 2.400.000 is de aanslag leges vastgesteld op € 42.000.

2.2. In bezwaar zijn de bouwkosten voor de berekening van de leges verminderd naar € 666.171, in verband waarmee de aanslag leges bij uitspraak op bezwaar is verminderd naar € 11.605,54.

2.3. De raad van de gemeente Z heeft in haar openbare vergadering van 22 december 2005 vastgesteld de Legesverordening Z 2006" (hierna: de Verordening) tot welke Verordening behoort de "Tarieventabel 2006" (hierna: de

Tarieventabel).

Publicatie heeft plaatsgevonden in het huis-aan-huisblad "C" van 30 december 2005.

2.4. De raad van de gemeente Z heeft in haar openbare vergadering van 21 december 2006 de "Beleidsnotitie kostendekkendheid van retributies" vastgesteld.

3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1. Het geschil betreft de vraag of de Tarieventabel onverbindend is omdat:

a. de in artikel 229b van de Gemeentewet opgenomen opbrengstnorm is overschreden;

b. de tariefstelling leidt tot een willekeurige en onredelijke belastingheffing die de wetgever niet op het oog kan hebben gehad.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij hieraan ter zitting van 26 maart 2010 en 5 november 2010 hebben toegevoegd wordt verwezen naar de van deze zittingen opgemaakte processen-verbaal.

3.3. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de heffingsambtenaar en tot vermindering van de aanslag tot nihil.

De heffingsambtenaar concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Ingevolge het bepaalde in artikel 229, eerste lid, van de Gemeentewet kunnen onder meer rechten worden geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten. Ingevolge het bepaalde in artikel 229b, eerste lid van de Gemeentewet worden in verordeningen, op grond waarvan de hiervoor bedoelde rechten worden geheven, de tarieven zodanig vastgesteld dat de geraamde baten van de rechten niet uitgaan boven de geraamde lasten ter zake.

4.2. Indien een belanghebbende aan de orde stelt of de in artikel 229b van de Gemeentewet bedoelde geraamde baten de in dat artikel bedoelde geraamde 'lasten ter zake' hebben overschreden, dient de heffingsambtenaar inzicht te verschaffen in de desbetreffende ramingen. Indien de belanghebbende ten aanzien van één of meer posten in de raming in twijfel trekt of de post kan worden aangemerkt als een 'last ter zake', dient de heffingsambtenaar nadere inlichtingen over deze post(en) te verstrekken, teneinde - naar vermogen - deze twijfel weg te nemen. Indien de belanghebbende niet stelt dat de in deze inlichtingen begrepen feitelijke gegevens onjuist zijn, heeft de rechter slechts de rechtsvraag te beantwoorden of, uitgaande van die feiten, de desbetreffende post kan worden aangemerkt als een 'last ter zake'. Bij ontkennende beantwoording van die vraag dient hij te beoordelen of daardoor de opbrengstlimiet is overschreden (HR 24 april 2009, BNB 2009/159).

4.3. Het in de vorige overweging bedoelde inzicht kan worden verschaft op basis van de gemeentelijke begroting, maar ook op basis van andere gegevens, waaronder gegevens die niet bekendgemaakt zijn ten tijde van de vaststelling van de verordening (HR 16 april 2010, BNB 2010/226).

4.4. De heffingsambtenaar heeft bij brief van 16 april 2010 nadere inlichtingen verstrekt betreffende de geraamde baten en lasten. Deze inlichtingen omvatten onder meer met betrekking tot het onderwerp "Bouw- en sloopvergunningen" afdrukken van het "grootboek primitieve begroting 2006", "grootboek aanpassing begroting", welke afdrukken specifiek benoemde kostensoorten bevatten, alsmede een overzicht van tijdsbesteding van de afdelingen Brandweer, Milieu en Bouwzaken, Publiekszaken en Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Grondzaken. Dit overzicht bevat per genoemde afdeling één of meer taken en/of handelingen met daarbij vermeld het aantal toegerekende uren, het voor die afdeling geldende uurtarief en het totaal toe te rekenen bedrag.

Met betrekking tot de onderwerpen "Gebruiksvergunning brandveiligheid", "Burgerzaken" en "Overige" heeft de heffingsambtenaar vergelijkbare inlichtingen verschaft.

Het totaal van deze genoemde onderwerpen is opgenomen in een cijfermatig totaaloverzicht van de begroting 2006 waarin is vermeld een kostendekkendheidspercentage van de totale legesverordening van 85,5%.

4.5. Het Hof is van oordeel dat de heffingsambtenaar met de onder 4.4 bedoelde inlichtingen, alsmede met hetgeen hierover ter zitting door de heffingsambtenaar is toegelicht, in zekere mate inzicht heeft verstrekt in de geraamde baten en lasten. Hierbij neemt het Hof in overweging dat de overzichten van de tijdsbesteding van de diverse gemeentelijke afdelingen, zoals begrepen onder de hiervoor bedoelde inlichtingen, gegevens betreffen die niet bekendgemaakt zijn ten tijde van de vaststelling van de verordening doch voor de beoordeling van de in geschil zijnde vraag wel in aanmerking genomen kunnen worden nu de heffingsambtenaar ter zitting onweersproken heeft gesteld dat deze gegevens voorafgaande aan de vaststelling van de Verordening zijn opgesteld.

4.6. Belanghebbende heeft met betrekking tot alle door de heffingsambtenaar verstrekte gegevens slechts de enkele en algemene stelling ingenomen dat de gegevens niet controleerbaar zijn en daarom met betrekking tot alle in deze gegevens vermelde kostenposten in twijfel getrokken of deze kunnen worden aangemerkt als 'lasten ter zake' zonder deze twijfel met betrekking tot één of meer specifieke kostenposten nader te benoemen of toe te lichten.

4.7. Het Hof is van oordeel dat, gegeven de mate van inzicht die de heffingsambtenaar heeft geboden in de geraamde baten en lasten, belanghebbende met haar stelling, die zo algemeen is, onvoldoende heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden getwijfeld aan de juistheid van de door de heffingsambtenaar overgelegde gegevens noch aan de juistheid van het door de heffingsambtenaar ingenomen standpunt dat met betrekking tot de onderscheiden kostenposten sprake is van 'lasten ter zake'. Hierbij neemt het Hof in overweging dat de door de heffingsambtenaar verstrekte gegevens en inlichtingen afzonderlijk te beoordelen kostenposten bevatten en dat de heffingsambtenaar ter zitting enkele van deze kostenposten heeft toegelicht.

4.8. De heffingsambtenaar heeft gesteld dat de kostendekkendheid van de Verordening 85,5% bedraagt. Noch uit hetgeen partijen hebben gesteld en beargumenteerd noch anderszins is het Hof gebleken dat dit percentage niet juist zou zijn, althans dat sprake zou zijn van een kostendekkendheid van meer dan 100%.

4.9. Met betrekking tot belanghebbendes stelling dat de heffingsambtenaar de door hem verstrekte gegevens en inlichtingen niet vergezeld heeft doen gaan van een verklaring van een externe accountant oordeelt het Hof dat geen rechtsregel de heffingsambtenaar verplicht om ter zake een dergelijke verklaring over te leggen, zodat het Hof deze stelling verwerpt.

4.10. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is het gelijk met betrekking tot belanghebbendes primaire grief aan de heffingsambtenaar.

4.11. Met betrekking tot de in de Verordening opgenomen tariefstelling overweegt het Hof dat tussen de hoogte van de geheven leges enerzijds en de omvang van de ter zake van gemeentewege verstrekte diensten dan wel de door de gemeente gemaakte kosten anderzijds geen rechtstreeks verband is vereist (HR 24 december 1997, BNB 1998/70).

4.12. Belanghebbendes stelling dat de tariefstelling geen daadwerkelijke degressie bevat is onjuist nu voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een bouwvergunning een schijventarief geldt waarbij het tarief € 50,50, 2,25%, 2% onderscheidenlijk 1,75% bedraagt. Eerstgenoemd tarief geldt indien de bouwkosten minder dan € 2.500 bedragen. Het percentage van 2,25% dan wel 2% geldt indien de bouwkosten tussen € 2.500 en € 15.000 bedragen respectievelijk indien de bouwkosten tussen € 15.000 en € 500.000 bedragen. Indien de bouwkosten boven € 500.000 zijn is het tarief € 1,75%. Bij een schijventarief dat is vastgesteld zoals hier beschreven is daadwerkelijk sprake van een degressieve tariefstelling. Niet gebleken is dat deze degressie in tariefstelling leidt tot een willekeurige of onredelijke belastingheffing die de wetgever niet op het oog kan hebben gehad. Ook overigens is het Hof niet gebleken dat de Verordening leidt tot een willekeurige of onredelijke belastingheffing zodat ook belanghebbendes subsidiaire grief moet worden verworpen.

4.13. Gelet op het vorenstaande is het gelijk aan de heffingsambtenaar en wordt belanghebbendes hoger beroep ongegrond verklaard.

5. Proceskosten

5. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

6. Griffierecht

6. Het Hof is van oordeel dat er geen redenen aanwezig zijn om te gelasten dat de heffingsambtenaar aan belanghebbende het door haar betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoedt.

7. Beslissing

Het Hof:

- verklaart het hoger beroep ongegrond, en

- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.

Aldus gedaan op 17 december 2010 door N. van Beelen, voorzitter, V.M. van Daalen-Mannaerts en S. Bosma, in tegenwoordigheid van J.W.J. van der Heijden, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH 's-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.

1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a) de naam en het adres van de indiener;

b) een dagtekening;

c) een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d) de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.