Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 28-01-2011, BQ0445, 09-00240
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 28-01-2011, BQ0445, 09-00240
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 28 januari 2011
- Datum publicatie
- 7 april 2011
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2011:BQ0445
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBBRE:2009:BI0470, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 09-00240
Inhoudsindicatie
Belanghebbende was werkzaam bij een bedrijf dat zich, naar uit een FIOD-ECD onderzoek bleek, bezighield met de opslag en het transport van onveraccijnsde sigaretten. De betreffende sigaretten waren verstopt in ladingen metalen balken, rollen polypropyleen en peren. Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag tabaksaccijns opgelegd. Belanghebbende stelt dat niet alle personen die strafrechtelijk zijn veroordeeld ook een naheffingsaanslag hebben ontvangen. Dit beroep op het gelijkheidsbeginsel baat belanghebbende niet, nu het niet specifiek genoeg aangeeft om welke groep personen met welke partijen onveraccijnsde sigaretten het gaat. Ook het verweer van belanghebbende dat niet allen in de keten zijn aangeslagen verwerpt het Hof met een verwijzing naar Hoge Raad 9 juli 2004, nr. 38.723 ( BNB 2004/352).
Het verweer van belanghebbende dat hij geen voordeel heeft genoten en het verweer dat hij zijn baan kwijtraakt verwerpt het Hof eveneens, omdat deze verweren niet relevant zijn bij de beoordeling van de fiscale feiten. Hoger beroep ongegrond.
Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Sector belastingrecht
Derde meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 09/00240
Uitspraak op het hoger beroep van
de heer X,
wonende te Y,
hierna: belanghebbende,
tegen de schriftelijke uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 27 maart 2009, nummer AWB 08/1279 in het geding tussen
belanghebbende,
en
de voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst/Douane Zuid,
hierna: de Inspecteur,
betreffende na te noemen naheffingsaanslag.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Met dagtekening 9 maart 2004 is aan belanghebbende wegens het in de periode van 20 november 2003 tot en met 25 november 2003 voorhanden hebben van sigaretten die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de belastingheffing van accijnsgoederen zijn betrokken, een naheffingsaanslag (aanslagnummer 0000000.0000/0.0000 A) opgelegd ten bedrage van € 838.745 aan tabaksaccijns.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag gehandhaafd.
1.2. Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 39. Bij schriftelijke uitspraak heeft de Rechtbank het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de naheffingsaanslag verminderd tot € 401.067, de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten ten bedrage van € 644 en teruggave van het griffierecht gelast.
1.3. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 223. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.4. De zitting heeft plaatsgehad op 17 december 2010 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede de Inspecteur.
1.5. Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De Inspecteur heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de bij deze pleitnota behorende bijlagen.
1.6. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
1.7. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2. Feiten
De Rechtbank heeft de volgende, in hoger beroep niet bestreden, feiten vastgesteld, welke feiten het Hof als vaststaand overneemt:
2.1. Belanghebbende was in het jaar 2003 als bedrijfsleider in dienst bij handelsmaatschappij A te Y. Belanghebbende hield zich onder meer bezig met het plannen van transporten. B was de directeur van A.
2.2. De FIOD-ECD heeft (onder meer) bij A een onderzoek ingesteld. Tijdens dit onderzoek is geconstateerd dat A zich bezig hield met de opslag en het transport van onveraccijnsde sigaretten. Tijdens het onderzoek zijn twee ladingen onveraccijnsde sigaretten in beslag genomen. Deze sigaretten waren verborgen in metalen balken en in rollen polypropyleen. Tevens is geconstateerd dat er een transport van sigaretten heeft plaatsgevonden met een deklading van peren en dat met betrekking tot deze sigaretten verpakkingswerkzaamheden zijn verricht. In totaal betrof het 9.727.400 sigaretten. Een en ander kan als volgt worden weergeven:
Sigaretten verborgen in/onder: Aantal
- metalen balken 1.296.000
- rollen polypropyleen 3.780.000
- een lading peren 4.651.400
9.727.400
2.3. Naar aanleiding van het onderzoek is een naheffingsaanslag accijns aan belanghebbende opgelegd wegens het tussen 20 november 2003 en 25 november 2003 voorhanden hebben van 9.727.400 sigaretten die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing zijn betrokken. Deze naheffingsaanslag bedraagt € 838.745 en kan als volgt worden weergegeven:
Berekening
Aantal stuks sigaretten 9.727.400
Kleinhandelsprijs € 3 per 20 stuks € 1.459.110
Accijns 20,51% over € 1.459.110 € 299.263
Accijns € 55,46 per 1.000 stuks 539.482
838.745
2.4. Naar aanleiding van het onderzoek door de FIOD-ECD is een rapport opgemaakt, dat als bijlage bij het verweerschrift is gevoegd. Uit dit rapport volgt onder meer:
'1.1 Algemene informatie over X. (...)
De roepnaam van verdachte X is Kees of Cees. (...)
5.1 Een zending sigaretten met als vermoedelijke deklading peren (...)
5.1.3.5. Verklaring verdachte C, te weten een werknemer van A
Kees vertelde mij meestal waar ik moest gaan laden of lossen. (...) Ik kan mij herinneren dat ik door Kees een paar keer ben gebeld en dat ik vervolgens de aantallen sigaretten aan hem moest doorgeven die wij op dat moment aan het klaarmaken waren. (...)
5.1.3.6. Verklaring verdachte D werknemer van E
In die oplegger zaten 26 blokpallets peren. (...) Deze trailer is door B met eigen mensen gelost. Dat waren Kees, René (...).
F is toen met een auto sigaretten uit G weg gaan brengen. Volgens mij was dat met een bakwagen van ons of met die voormalige H wagen van A. Als ik terugreken dan zijn er negen ton peren in onze trailer teruggezet. (...) Dat betekent dat er twaalf pallets met sigaretten moeten zijn overgebleven. Die zijn door X in twee keer afgevoerd. (...)'
2.5. Belanghebbende is op 26 april 2006 door de rechtbank Breda (onder meer) veroordeeld wegens het in de periode van 1 oktober 2003 tot en met 2 maart 2004 voorhanden hebben van (ongeveer) 11.793.160 sigaretten die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing waren betrokken.
2.6. In hoger beroep heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch belanghebbende op 26 juni 2007 (onder meer) veroordeeld wegens het medeplegen van het opzettelijk overtreden van een in artikel 5 van de Wet op de accijns opgenomen verbod. Daarbij heeft het gerechtshof bewezen geacht dat belanghebbende in de periode van 1 oktober 2003 tot en met 2 maart 2004 (ongeveer) 11.793.160 sigaretten voorhanden heeft gehad die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing waren betrokken.
2.7. Uit het proces-verbaal dat naar aanleiding van de terechtzitting van het gerechtshof is opgemaakt, volgt dat belanghebbende heeft verklaard:
'(...) over een transport met de deklading peren (...)
Het klopt dat er in de maand november 2003 een deklading peren is geweest. Ik wist dat het om een deklading ging en dat er in de vrachtwagen sigaretten zaten. (...) Ik heb de sigaretten niet zelf omgepakt. Ik ben wel bij het ompakken van de sigaretten aanwezig geweest. Ik hield me bezig met het doorgeven van de hoeveelheden ervan. (...) Ik weet dat er een partij peren naar J is gegaan. (...) Ik heb zelf het H vrachtwagentje bestuurd. Ik wist dat er illegale sigaretten inzaten. Ik wist dat het niet in orde was.(...)'.
In aanvulling op de door de Rechtbank vastgestelde feiten stelt het Hof op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting de volgende feiten en omstandigheden vast (waarbij het Hof de nummering van de Rechtbank vervolgt):
2.8. Het onder 2.4 genoemde FIOD-ECD rapport bevat in onderdeel met PV-code AH/45 onder meer een weergave van het telefoon- en sms-verkeer tussen belanghebbende en B in de periode tussen 19 november 2003 en 24 november 2003. In dit proces-verbaal is onder meer vermeld:
" (...)
Op 21 november 2003 ontvangt F op zijn mobiele telefoonnummer 06-00000000 (...) een SMS bericht dat is verstuurd door het mobiele telefoonnummer 06-11111111.
(....)
SMS: S------. D-====. Sk-////. Geld
Direct daarna wordt F gebeld door ene 'Tony' met het mobiele telefoonnummer 06-11111111, die aan F vraagt of 'Kees een SMSje heeft gekregen'. Kees zegt dat hij de laatste 4 cijfers niet begrijpt. Tony zegt vervolgens dat 'het van gisteren was van Y'.
Noot Verbalisant
Uit onderzoeken die eerder door de FIOD zijn verricht komt naar voren dat de letters S, D en SK in het SMS bericht mogelijk staan voor:
- S=Sovereign
- D=Dorchester
- SK=Superkings
Dit zijn merken sigaretten die veelvuldig onder deklading naar Engeland worden gesmokkeld.
De in het SMS bericht genoemde aantallen worden door F daarna doorgegeven aan B.
(....)"
2.9. Aan B is een naheffingsaanslag tabaksaccijns opgelegd wegens het voorhanden hebben van onveraccijnsde sigaretten, welke naheffingsaanslag betrekking heeft op dezelfde sigaretten als ter zake waarvan aan belanghebbende de thans bestreden naheffingsaanslag is opgelegd. De naheffingsaanslag die aan B is opgelegd staat inmiddels onherroepelijk vast.
3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
3.1. Het geschil betreft het antwoord op de vraag of belanghebbende terecht tot een bedrag van € 401.067 in de heffing van accijns is betrokken.
Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
3.2. Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen zij hieraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de Inspecteur en tot vernietiging van de naheffingsaanslag. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
4. Gronden
Ten aanzien van het geschil
4.1. In hoger beroep heeft belanghebbende gesteld dat de Inspecteur in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld door alleen aan hem en B naheffingsaanslagen op te leggen en niet ook aan alle betrokkenen die door de rechtbank en het gerechtshof strafrechtelijk zijn veroordeeld wegens het voorhanden hebben van onveraccijnsde sigaretten.
Naar het oordeel van het Hof treft deze stelling geen doel
wegens gebrek aan nadere feitelijke onderbouwing. Belanghebbende heeft immers niet aangegeven welke andere personen voor hetzelfde delict en dezelfde partij onveraccijnsde sigaretten strafrechtelijk zijn veroordeeld.
4.2. Belanghebbende heeft voorts nog gesteld dat de Inspecteur willekeurig heeft gehandeld door niet (ook) de verkopers, transporteurs, uitpakkers en kopers in de naheffingsaanslag te betrekken. Deze stelling treft naar het oordeel van het Hof evenmin doel. Uit het arrest van de Hoge Raad van 9 juli 2004, nr. 38 723, onder meer gepubliceerd in BNB 2004/352, volgt namelijk dat ten aanzien van diegenen die de goederen onveraccijnsd voorhanden hebben de algemene rechtsbeginselen de Inspecteur geen beperking opleggen, aangezien het voorhanden hebben in de zin van artikel 2f van de Wet op de accijns een zelfstandig belastbaar feit vormt.
4.3. Voor zover belanghebbende in hoger beroep heeft gesteld dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd omdat hij geen voordeel heeft genoten uit het voorhanden hebben van de sigaretten, overweegt het Hof dat bij de beoordeling van de vraag of belanghebbende de onveraccijnsde sigaretten voorhanden heeft gehad, niet relevant is of belanghebbende enig voordeel daarbij heeft genoten.
4.4. Het Hof merkt op dat belanghebbendes stelling dat de naheffingsaanslag tot zijn ontslag en faillissement zal leiden, niet in deze procedure aan de orde kan komen. Belanghebbende zal zich hiermee tot de Ontvanger moeten wenden.
4.5. Voor het overige heeft de Rechtbank op goede gronden een juiste beslissing genomen.
4.6. Uit het vorenoverwogene volgt dat de uitspraak van de Rechtbank moet worden bevestigd.
Ten aanzien van het griffierecht
4.7. Het Hof is van oordeel dat er geen redenen aanwezig zijn om te gelasten dat de Inspecteur aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoedt.
Ten aanzien van de proceskosten
4.8. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
5. Beslissing
Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Aldus gedaan op: 28 januari 2011 door V.M. van Daalen-Mannaerts, voorzitter, P. Fortuin en P.A.M. Pijnenburg, in tegenwoordigheid van A.W.J. Strik, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.
Het aanwenden van een rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH 's-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.
1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a) de naam en het adres van de indiener;
b) een dagtekening;
c) een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d) de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.