Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-12-2011, BW3631, 11/00274

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-12-2011, BW3631, 11/00274

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
23 december 2011
Datum publicatie
23 april 2012
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2011:BW3631
Formele relaties
Zaaknummer
11/00274

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft hoger beroep aangetekend tegen de beslissing van de rechtbank waarbij het uurtarief van de deskundige die het taxatierapport in de WOZ-procedure heeft opgesteld op ? 50,- is gesteld. Belanghebbende bepleit een hoger uurtarief. Het Hof oordeelt dat het door de rechtbank gehanteerde uurtarief van ? 50,- , gelet op de door partijen aangevoerde argumenten met betrekking tot de inhoud van het taxatierapport, redelijk en in overeenstemming met het besluit proceskosten bestuursrecht is.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Sector belastingrecht

Eerste enkelvoudige Belastingkamer

Kenmerk: 11/00274

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep van

X,

wonende te Y,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 23 februari 2011, nummer AWB 10/3424 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de Heffingsambtenaar van de gemeente Zevenbergen,

hierna: de Heffingsambtenaar,

betreffende de in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) aan belanghebbende gezonden beschikking waarbij de waarde van de onroerende zaak A-straat 1 te Y (hierna: de onroerende zaak) per de peildatum 1 januari 2009 is vastgesteld voor het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010.

Onderzoek ter zitting

De zitting heeft plaatsgehad op 12 december 2011 te 's-Hertogenbosch.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord gemachtigde van belanghebbende, alsmede de Heffingsambtenaar.

Na behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 23 december 2011, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.

Beslissing

Het Hof

- verklaart het hoger beroep ongegrond,

- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank, en

- bepaalt dat de griffier deze uitspraak in afschrift stuurt naar de Rechtbank voor het doen van een hersteluitspraak.

Gronden

1. De Inspecteur stelt primair dat voor vergoeding van de kosten van het taxatierapport in het geheel geen plaats is. Het Hof stelt vast dat de in het verweerschrift opgenomen conclusie van de Heffingsambtenaar, inhoudende dat de uitspraak van de Rechtbank moet worden bevestigd, gelet op het vorengenoemde standpunt van de Heffingsambtenaar onjuist is en merkt voornoemd standpunt aan als een incidenteel hoger beroep. Belanghebbende heeft in zijn ter zitting voorgedragen pleitnota gereageerd op het incidenteel hoger beroep. Het Hof is gelet hierop van oordeel dat belanghebbende niet in zijn verdediging s geschaad door het feit dat hij niet in de gelegenheid is geweest het incidentele hoger beroep van de Heffingsambtenaar te beantwoorden (artikel 27m, lid 2 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, hierna: de AWR).

2. Ingevolge artikel 8:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), is een deskundige verplicht zijn opdracht onpartijdig te vervullen. Het Hof is van oordeel dat de enkele omstandigheid dat de taxateur is verbonden aan het kantoor van de gemachtigde geen grond vormt voor het oordeel dat de taxateur zijn opdracht in strijd met het bepaalde in artikel 8:34 van de Awb vervult. Evenmin vormt de omstandigheid dat de bevindingen van de taxatie in een summier rapport zijn neergelegd reden om aan de deskundigheid van de taxateur te twijfelen. Andere omstandigheden op grond waarvan moet worden geoordeeld dat de taxateur niet kan worden aangemerkt als een deskundige als bedoeld in artikel 8:34 van de Awb, zijn door de Heffingsambtenaar niet gesteld.

3. Nu het taxatierapport is opgesteld door een deskundige als bedoeld in artikel 8:34 van de Awb, komen de kosten van dit rapport ingevolge het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking.

4. Gelet op het voorgaande moet het incidenteel beroep van de Heffingsambtenaar ongegrond worden verklaard.

5. Het Hof acht, gelet op de door verweerder aangedragen argumenten met betrekking tot de inhoud van het taxatierapport, een vergoeding per uur van € 50 redelijk en in overeenstemming met het Besluit proceskosten bestuursrecht. De Rechtbank heeft terecht de vergoeding van de kosten van het inschakelen van een deskundige vastgesteld op € 208,25.

Het Hof acht voorts, evenals de Rechtbank, de zaak van zeer licht gewicht, nu slechts de kostenvergoeding in bezwaar in geding is.

6. Gelet op het vorenoverwogene heeft de Rechtbank in rechtsoverweging 4.8 van haar uitspraak terecht de totale proceskostenvergoeding vastgesteld op € 644,75.

7. Met betrekking tot het dictum in de uitspraak merkt het Hof op dat de Rechtbank een kennelijke misslag heeft begaan, doordat onder "1. Beslissing", in het derde gedachtestreepje, is vermeld: "veroordeelt verweerder in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 441,50".

8. De Rechtbank heeft in rechtsoverweging 2.8 het volgende overwogen:

"Gelet op het in 2.2, 2.5 en 2.7 overwogene, stelt de rechtbank de totale proceskostenvergoeding vast op € 644,75. Aangezien verweerder reeds een bedrag van € 203,25 heeft vergoed, dient hij nog € 441,50 aan belanghebbende te betalen.".

9. Het Hof is van oordeel dat het partijen na kennisneming van rechtsoverweging 2.8 aanstonds duidelijk moet zijn geweest dat het in het dictum vermelde bedrag van de proceskostenvergoedding op een misslag berustte en dat in plaats daarvan de Heffingsambtenaar moet worden veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 644,75.

10. Uit het voorgaande leidt het Hof af dat onder "1. Beslissing", in het derde gedachtestreepje, moet worden vermeld: "veroordeelt verweerder in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 644,75".

11. Het Hof draagt de Rechtbank op om met overeenkomstige toepassing van het bepaalde in artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en in navolging van het arrest van de Hoge Raad van 4 maart 2005, nr. 39 561, LJN AS8612, een hersteluitspraak te geven waarin de hiervoor bedoelde verbetering in het dictum is doorgevoerd.

12. Het Hof gaat ervan uit dat de hersteluitspraak in de plaats komt van de uitspraak.

Ten aanzien van het griffierecht

13. Het Hof is van oordeel dat er geen redenen aanwezig zijn om te gelasten dat de Gemeente Zevenbergen aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoedt.

Ten aanzien van de proceskosten

14. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten, gemaakt in verband met de behandeling van het hoger beroep en als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Slotsom

15. Gelet op het vorenoverwogene is beslist als hiervoor vermeld.

Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.

Aldus gedaan door G.J. van Muijen, lid van voormelde Kamer, en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van A.A. van Wendel de Joode, griffier, in het openbaar uitgesproken op 23 december 2011.

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden

op: 3 januari 2012

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH

's-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.

1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in

cassatie is gericht.

d. de gronden van het beroep in cassatie

Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt de indiener de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep ontvangt de indiener een nota griffierecht van de Hoge Raad.

In het beroepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.