Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 26-04-2012, BW5437, 11-00435

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 26-04-2012, BW5437, 11-00435

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
26 april 2012
Datum publicatie
10 mei 2012
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5437
Formele relaties
Zaaknummer
11-00435

Inhoudsindicatie

Belanghebbende wordt op grond van artikel 36, lid 5, letter b, IW als feitelijk leidinggevende aangemerkt van de vennootschap waarvan zijn vader de aandelen houdt en directeur is. De vennootschap gaat failliet en belanghebbende wordt door de Ontvanger als bestuurder aansprakelijk gesteld voor onbetaald gebleven belastingschulden van de vennootschap. Nadat de rechtbank de beschikking heeft vernietigd, eist belanghebbende in hoger beroep integrale vergoeding van de proceskosten. Het hof komt hier niet aan tegemoet. Er was ten tijde van het opleggen van de beschikking voldoende aanleiding om tot de aansprakelijkstelling over te gaan. Dat deze beschikking door de rechtbank werd vernietigd, maakt dat niet anders.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Sector belastingrecht

Eerste meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 11/00435

Uitspraak op het hoger beroep van

de heer X,

wonende te Y,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 25 mei 2011, nummer AWB 10/650 in het geding tussen

belanghebbende

en

de ontvanger van de Belastindienst/Oost Brabant,

hierna: de Ontvanger,

betreffende na te noemen beschikking.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1 De Ontvanger heeft belanghebbende bij beschikking gedagtekend 8 september 2008 aansprakelijk gesteld voor de door B B.V. (hierna: B) niet betaalde naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen over het tijdvak februari 2004 alsmede voor de daarbij belopen boete tot een bedrag van in totaal € 7.813 (hierna: de beschikking). Belanghebbende heeft tegen de beschikking tijdig schriftelijk bezwaar gemaakt. De Ontvanger heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar afgewezen.

1.2. Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 41. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de beschikking vernietigd en de Ontvanger veroordeeld in een op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht berekende (forfaitaire) vergoeding van de proceskosten van belanghebbende en gelast dat de Ontvanger het door belanghebbende betaalde griffierecht vergoedt.

1.3. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 112,00.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4. Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.5. De zitting heeft plaatsgehad op 23 januari 2012 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende en zijn gemachtigde en de zoon van belanghebbende (hierna: de zoon) alsmede de Ontvanger.

1.6. Partijen hebben te dezer zitting ieder een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. Belanghebbende heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de bij de pleitnota van de Inspecteur behorende bijlagen.

1.7. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

1.8. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is gezonden.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1. Belanghebbende is bij de beschikking aansprakelijk gesteld voor de eerder vermelde door B niet betaalde belastingschuld en boete. De beschikking is opgelegd op grond van artikel 36 van de Invorderingswet 1990 (hierna: IW 1990). De beschikking is door de Rechtbank - overeenkomstig de nadere conclusie van de Ontvanger in het verweerschrift bij de Rechtbank - vernietigd.

2.2. De zoon is enig aandeelhouder en statutair bestuurder van B sinds juli 2003. B is opgericht in september 1998. B, gevestigd te D, exploiteerde enkele winkels van jeansartikelen. De aandelen van B zijn door de zoon overgenomen van de heer L. B is met ingang van februari 2004 in staat van faillissement verklaard. In juli 2005 is B ontbonden door opheffing van het faillissement wegens de toestand van de boedel.

2.3. De Ontvanger heeft belanghebbende bij beschikking van 23 juli 2007 aansprakelijk gesteld voor onbetaald gebleven naheffingsaanslagen van B. Deze beschikking is bij brief van de Ontvanger van 24 juni 2008 ingetrokken.

2.4. De op 24 juni 2008 door de Ontvanger aan de gemachtigde van belanghebbende gestuurde brief luidt als volgt:

"Geachte heer G,

Onder intrekking van mijn beschikking van 21 juni 2007 bericht ik u het volgende.

Gebleken is dat de naheffingsaanslagen waarvoor uw cliënt aansprakelijk is gesteld, pas zijn opgelegd nadat het faillissement van B BV. wegens gebrek aan baten was opgeheven.

Volgens vaste jurisprudentie kan er wel een aanslag worden opgelegd aan een reeds ontbonden vennootschap. Echter de ontbonden vennootschap is eerst in gebreke nadat deze in de gelegenheid is geweest om van zijn belastingschuld kennis te nemen.

Ten tijde van het opleggen van de naheffingsaanslagen was niemand meer bevoegd om de niet meer bestaande rechtspersoon in rechte te vertegenwoordigen. Zodat de ontbonden vennootschap ook niet in de gelegenheid is geweest om kennis te nemen van zijn belastingschuld.

Er kan dus niet gesteld worden dat de vennootschap in gebreke is.

Omdat de aansprakelijkstelling niet plaatsvindt voor het tijdstip waarop belastingschuldige (de vennootschap) in gebreke is met de betaling van zijn belastingschuld, kan de aansprakelijkheidsbeschikking van 23 februari 2007 niet in stand blijven.

Ik vernietigde beschikking van 23 februari 2007 met kenmerk 0000.00.000XX00000.

Over de kostenvergoeding n.a.v. het ingediende bezwaar- en beroepschrift zal nog separaat worden gesproken."

2.5. De gemachtigde heeft nadien telefonisch contact opgenomen met F. Over dit gesprek schrijft de gemachtigde aan belanghebbende in een e-mail van 24 juni 2008 onder meer:

"(...) Ik heb zojuist gesproken met de heer F. De beschikkingen worden vernietigd en de deurwaarder zal de beslagen opheffen. Hij heeft de deurwaarder al in kennis gesteld en de vernietiging van de beschikkingen ook al in gang gezet, ontvangt u op korte termijn.

Hij deelde nog wel mede dat er cassatie is aangetekend tegen de hofuitspraak (zie mijn mail van gisteren), doch dat wacht hij niet af, duur te lang. Op zich is dit erg vreemd, ik heb nog nooit een inspecteur meegemaakt die dit doet. Slecht denkende vraag ik me dan af of men het dossier niet ter inzage wil geven. Echter als ik vraag om het dossier te mogen inzien omdat ik wellicht over de proceskosten wil procederen, geeft hij aan dat dit kan, doch dan na zijn vakantie (is t/m 25 juli). Dat is daar dan wel mee in strijd. Hij merkt overigens nog op dat hij op grond van de hofuitspraak het faillissement kan laten heropen (juist) en dan weer opnieuw beginnen, doch daar begint hij maar niet meer aan.

Ik heb hem vervolgens nog de vraag gesteld (mede gezien de gang van zaken in het andere dossier en de uitspraak van de heer Heesakkers die de deurwaarders aan mij bevestigd hebben dat hij bezig zal blijven), om een keer overleg te plannen ter inspectie, omdat de heer J wellicht in Nederland wat wil gaan opzetten. Hij deelde mede dat hij aan zijn fiscale verplichtingen moet voldoen, hetgeen ik volledig beaam. Heb echter wel gezegd dat we wel op goede en fatsoenlijke wijze verder moeten kunnen en dat is weer wat anders. Hij deelt dan mede dat het dossier overgedragen zal worden aan de Belastingdienst Y want dat hoort helemaal niet thuis in Den Bosch. Een eventueel gesprek moeten we dan maar in Y aanvragen. Op zich lijkt mij dat overigens helemaal niet zo slecht en het dossier hoort inderdaad in Y.

Al met al toch wel een vreemde gang van zaken en e.e.a. is voor mij nog niet (geheel) goed te begrijpen. Dat moeten we maar even laten voor wat het is en het resultaat is dan het belangrijkste!

Graag verneem ik nog van u of u het dossier wilt gaan inzien, is denk ik altijd handig om te doen. Kan dan afspraak met de heer F maken voor na zijn vakantie, stel in de eerste week van augustus. (...)"

2.6. Op 9 juli 2008 hebben belanghebbende en de zoon een bezoek gebracht aan het kantoor van de Ontvanger teneinde het dossier van B in te zien. Bij brief 14 juli 2008 van de Ontvanger aan belanghebbende en de zoon is de Ontvanger nogmaals ingegaan op de reden van de intrekking van eerdergenoemde aansprakelijkstelling. Tevens heeft de Ontvanger in laatstgenoemde brief aangekondigd heropening van de vereffening van B te verzoeken en B in gebreke te stellen voor de eerdervermelde naheffingsaanslag loonbelasting. Bij beschikking van de Rechtbank Amsterdam van 25 september 2008 is op verzoek van de Ontvanger de vereffening van B heropend en een vereffenaar benoemd. De voormelde naheffingsaanslag loonbelasting is daarop door de Ontvanger op 20 oktober 2008 aan de vereffenaar gezonden.

3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1. Het geschil betreft het antwoord op de volgende vraag:

Heeft belanghebbende recht op een integrale vergoeding van de proceskosten in plaats van een forfaitaire vergoeding op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht?

Belanghebbende is van mening dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Ontvanger is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2. Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken, de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3. Belanghebbende concludeert tot integrale vergoeding van de proceskosten. De Ontvanger concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep en bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4. Gronden

Ten aanzien van het geschil

Vooraf en ambtshalve

4.1. De zaken met nummer 11/00433, 11/00434, 11/00435, 11/00436 en 11/00444 zijn ter zitting van het Hof gezamenlijk behandeld. Het betreffen beschikkingen aansprakelijkheid op de voet van artikel 36 van de IW 1990 ten name van belanghebbende betreffende vennootschappen waarvan de zoon statutair directeur en aandeelhouder is.

Integrale vergoeding proceskosten?

4.2. Belanghebbende heeft verzocht om integrale vergoeding van de door hem gemaakte proceskosten omdat sprake is van, naar hij stelt, bijzondere omstandigheden. Belanghebbende wijst onder meer op de omstandigheid dat de Ontvanger met betrekking tot de omzetbelastingschuld van B ten name van belanghebbende een beschikking aansprakelijkstelling heeft genomen, deze beschikking vervolgens om formele redenen heeft vernietigd en direct ten name van belanghebbende een nieuwe beschikking aansprakelijkstelling betreffende dezelfde belastingschuld van B heeft genomen. Belanghebbende heeft een integrale kostenvergoeding ontvangen ter zake van de (proces)kosten van een eerdere procedure. Op zich rechtvaardigt dit niet de vergoeding van de integrale proceskosten in de onderhavige procedure. Deze zal op zijn eigen merites moeten worden beoordeeld. Het Hof overweegt dienaangaande als volgt.

4.3. De thans in geding zijnde beschikking is weliswaar door de Rechtbank vernietigd, doch de Ontvanger treft, naar het oordeel van het Hof, niet het verwijt dat hij de beschikking heeft genomen en na bezwaar bij uitspraak heeft gehandhaafd, terwijl het op dat moment duidelijk was dat de beschikking of de uitspraak in een daartegen ingestelde procedure geen stand zal houden. Gelet op hetgeen het Hof heeft overwogen in de procedures 11/00434 en 11/00444 was belanghebbende als ware hij bestuurder betrokken bij het bepalen van het beleid van B. De verslagen van de faillissementscurator boden voldoende houvast voor de veronderstelling dat mogelijk sprake was van kennelijk onbehoorlijk bestuur. Dat de Ontvanger nadien tot een andere zienswijze is gekomen, doet hier niet aan af. De Ontvanger heeft zijn gewijzigd inzicht, naar het oordeel van het Hof deugdelijk gemotiveerd. De onder 2.4 en 2.5 opgenomen correspondentie werpt hierop evenmin ander licht. Van enig in rechte te honoreren vertrouwen is in deze geen sprake. Het Hof verwerpt de stelling van belanghebbende.

Slotsom

4.4. De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is en dat de uitspraak van de Rechtbank dient te worden bevestigd.

Ten aanzien van het griffierecht

4.5. Het Hof is van oordeel dat er geen redenen aanwezig zijn om te gelasten dat de Ontvanger aan belanghebbende het door hem ter zake van de behandeling van het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoedt.

Ten aanzien van de proceskosten

4.6. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.

5. Beslissing

Het Hof

- verklaart het hoger beroep ongegrond, en

- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.

Aldus gedaan op 26 april 2012 door J.W.J. Huige, voorzitter, T.A. Gladpootjes en H.W.M. van Kesteren, in tegenwoordigheid van R.O.J.M. de Windt, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH 's-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.

1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a) de naam en het adres van de indiener;

b) een dagtekening;

c) een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d) de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.