Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-11-2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:5544, 11-00732
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-11-2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:5544, 11-00732
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 21 november 2013
- Datum publicatie
- 11 december 2013
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2013:5544
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2014:2950, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 11-00732
Inhoudsindicatie
Belanghebbende zendt het Hof een dag na de sluiting van het onderzoek per fax een bijna een jaar eerder aan zijn gemachtigde gezonden email met bijlagen. Geen heropening onderzoek.
De door belanghebbende als bezwaarschrift aangemerkte brief wordt één dag na de bezwaartermijn in de brievenbus van de gemeente gedeponeerd en dat is niet tijdig. Belanghebbendes beroep op een verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding vanwege onduidelijkheden in de aanslagoplegging en verzending van de schriftelijke kennisgeving leges, alsmede zijn beroep op doorzending van die brief als beroepschrift verwerpt het Hof
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 11/00732
Uitspraak op het hoger beroep van
de heer [belanghebbende], wonende te [woonplaats],
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Roermond (hierna: de Rechtbank) van 14 oktober 2011, kenmerk AWB 09/714, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de Heffingsambtenaar van de gemeente [Z], voorheen de gemeente [P],
hierna: de Heffingsambtenaar,
betreffende na te noemen schriftelijke kennisgeving.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is met dagtekening 19 februari 2009, onder notanummer [000000], uitgereikt een schriftelijke kennisgeving leges wegens de behandeling van een aanvraag tot het verkrijgen van een reguliere bouwvergunning en vanwege de vrijstellingsprocedure ingevolge artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, voor het bouwen van een bedrijfshal aan [A-straat] 10 te [woonplaats] tot een bedrag van € 153.160 aan bouwleges en van € 145 wegens de vrijstellingsprocedure. Na tegen de in rekening gebrachte leges gemaakt bezwaar heeft de Heffingsambtenaar bij uitspraak van 21 april 2009 genoemde schriftelijke kennisgeving verminderd tot een bedrag van € 116.832,18 aan bouwleges, onder handhaving van een bedrag van € 145 aan leges wegens de vrijstellingprocedure.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 41. Bij uitspraak heeft de Rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit hoger beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 112. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) hebben partijen vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken, betreffende de door de Heffingsambtenaar ingezonden Legesverordening 2008 (hierna: de Verordening) en de brief van 15 april 2013 van belanghebbende, zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij. De door de Heffingsambtenaar in de late namiddag van 24 april 2013 gefaxte pleitnota is niet in afschrift aan de wederpartij verstrekt, maar ter zitting voorgedragen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 25 april 2013 te ’s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde de heer [B], en de heer [C], alsmede, namens de Heffingsambtenaar, de heren [D], [E], [F] en [G].
De Heffingsambtenaar heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. Belanghebbende heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de bij de pleitnota van de Heffingsambtenaar behorende bijlage betreffende de begroting 2008 van de gemeente [Z]. Belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd, maar niet voorgedragen.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
Het Hof heeft het onderzoek ter zitting geschorst en daarbij bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat. Hierbij is de Heffingsambtenaar onder meer in de gelegenheid gesteld op de onder 1.6 vermelde pleitnota van belanghebbende te reageren. Verder heeft het Hof partijen verzocht schriftelijk inlichtingen te geven en/of onder hen berustende stukken in te zenden, aan welk verzoek zij hebben voldaan. De daarbij verstrekte gegevens zijn in afschrift aan de wederpartij gezonden.
Op grond van artikel 8:58 van de Awb heeft de Heffingsambtenaar vóór de zitting een brief van 20 september 2013 ingediend, die in afschrift aan de wederpartij is verstrekt.
Het nader onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 9 oktober 2013 te ’s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [B], gemachtigde van belanghebbende, vergezeld van de heren [H] en [C], voornoemd, alsmede, namens de Heffingsambtenaar, de heren [D], [F] en [G]. Tijdens deze zitting is de heer [J] (hierna: de heer [J]) onder het doen van belofte als getuige gehoord.
Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.
Van deze zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Na de sluiting van het onderzoek heeft belanghebbende een fax op 10 oktober 2013 aan het Hof gezonden. Het Hof heeft deze fax opgevat als een verzoek om heropening van het onderzoek als bedoeld in artikel 8:68 van de Awb (tekst 2013). Op de hierna onder 4.1 tot en met 4.11 vermelde gronden heeft het Hof dit verzoek afgewezen.
2 Feiten
Nu de uitspraak van de Rechtbank geen afzonderlijke vaststelling van de feiten bevat, stelt het Hof de feiten op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting in eerste aanleg en ter beider zittingen in tweede aanleg als volgt vast:
Namens [K] B.V. (hierna: Vastgoed), waarvan belanghebbende de vertegenwoordigingsbevoegde is, heeft haar gemachtigde, [L] te [M], op 1 juli 2008 bij de gemeente [P] een aanvraag voor een reguliere bouwvergunning voor het oprichten van een bedrijfshal op het perceel hoek [A-straat]-[N-straat] te [woonplaats], gemeente [P], ingediend. In deze aanvraag is de aanneemsom of raming van de kosten begroot op een bedrag van € 6,7 miljoen. Op 2 december 2008 is ten name van Vastgoed de bouwvergunning verleend.
Aan Vastgoed is met dagtekening 29 januari 2009, onder notanummer [nummer 1], wegens de onder 2.1 vermelde bouwaanvraag een schriftelijke kennisgeving legeskosten tot een bedrag van € 153.305 uitgereikt (hierna ook wel aangeduid als: aanslag I). Bij brief van 3 februari 2009 is bezwaar ingediend tegen aanslag I.
Bij brief van 5 februari 2009 heeft [Q] van [L] de gemeente [P] verzocht de tenaamstelling van de bouwaanvraag, alsmede van de factuur leges te wijzigen van Vastgoed naar belanghebbende.
Bij creditnota van (donderdag) 19 februari 2009, met notanummer [nummer 2], is aan Vastgoed, ter attentie van belanghebbende, de creditering voor het gehele bedrag van aanslag I bekendgemaakt op het adres [R-straat] 6 te [woonplaats]. Op deze creditnota is door de heer [J] een stempel geplaatst: ‘ingekomen 21 feb. 2009’ (zaterdag). Uit zijn getuigenverklaring volgt, dat hij deze creditnota op maandag 23 februari 2009 heeft aangetroffen op het bedrijfsadres en als datum van binnenkomst heeft aangemerkt de zaterdag (21 februari 2009) ervoor.
Aan belanghebbende is met dagtekening 19 februari 2009, onder notanummer [000000], op zijn privéadres [S-straat] 9 te [woonplaats] bekendgemaakt een schriftelijke kennisgeving legeskosten wegens de behandeling van een reguliere bouwvergunning inzake het bedrijfsgebouw gelegen aan [A-straat] tot een bedrag van € 153.305 aan bouwleges en leges wegens een vrijstellingsprocedure (hierna: aanslag II). Als rechtsmiddel is opgenomen dat binnen zes weken na dagtekening bezwaar kan worden ingediend bij de Heffingsambtenaar. De op aanslag II vermelde stempel ‘ingekomen 23 feb. 2009’ (maandag) is door de heer [J] geplaatst, nadat aanslag II, die is ontvangen op het privéadres van belanghebbende, door belanghebbendes echtgenote naar de heer [J] op het bedrijfsadres is gebracht. Uit de getuigenverklaring van de heer [J] volgt, dat hij de stukken, die de echtgenote van belanghebbende meeneemt van het privéadres, voorziet van een stempel met de datum van binnenkomst op de dag dat de echtgenote deze bij hem op het bedrijfsadres afgeeft.
Bij brief van 3 maart 2009 heeft de Heffingsambtenaar aan belanghebbende gezonden de beslissing van het op 5 februari 2009 ingekomen ‘bezwaarschrift leges bouwvergunning’. Het bezwaar is deels gegrond verklaard en het totaalbedrag aan verschuldigde leges is bepaald op € 116.977,18. Als rechtsmiddel is opgenomen dat binnen zes weken na dagtekening beroep kan worden ingesteld bij de Rechtbank.
Bij brief van 12 maart 2009 heeft belanghebbende de gemeente [P] verzocht de tenaamstelling van de bouwvergunning te wijzigen van Vastgoed naar belanghebbende.
Met dagtekening 6 april 2009 bevestigt de gemeente [P] belanghebbende de ontvangst van zijn brief van 2 april 2009, onder vermelding van bezwaar(schrift) van belanghebbende tegen de aanslag met nummer [nummer 1] inzake legeskosten bouwvergunning bedrijfsgebouw [A-straat]. Belanghebbende heeft de gemeente [P] in de brief van 2 april 2009, onder vermelding van legeskosten aanslag [nummer 1] en onderbouwing kosten (hierna: brief van 2 april 2009), medegedeeld ‘bezwaar te maken tegen de legeskosten en uw beslissing d.d. 3 maart 2009’. De brief van 2 april 2009 is namens belanghebbende in de late namiddag van 3 april 2009 in de brievenbus van het gemeentehuis gedaan.
Bij besluit van 21 april 2009 deelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [P] belanghebbende mee de tenaamstelling van de bouwvergunning geregistreerd onder nummer [nummer 3] te wijzigen van Vastgoed in die van belanghebbende.
Bij uitspraak op bezwaar van 21 april 2009, waarin de Heffingsambtenaar verwijst naar het bij brief van 3 februari 2009 ingediende bezwaarschrift en de bij brief van 2 april 2009 ingediende aanvulling op het bezwaarschrift, verklaart de Heffingsambtenaar het bezwaar gegrond en vermindert het bedrag van de verschuldigde leges tot € 116.977,18.
Bij creditnota van 20 mei 2009, met notanummer [nummer 4], is aan belanghebbende de creditering van aanslag II voor een bedrag van € 36.327,82 bekendgemaakt.
Bij brief van 20 mei 2009 tekent belanghebbende bij de Rechtbank beroep aan tegen de per 21 april 2009 gedateerde en op 27 april 2009 verzonden ‘beschikking’ van de gemeente [P].
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft allereerst het antwoord op de vraag:
I Is belanghebbende ontvankelijk in een ter zake van tegen aanslag II gericht bezwaarschrift?
Indien vraag I bevestigend moet worden beantwoord, is het antwoord op de volgende vragen in geschil:
II Is de schriftelijke kennisgeving terecht op naam van belanghebbende gesteld?
III Indien vraag II bevestigend moet worden beantwoord:
Is ter bepaling van de verschuldigde leges de hoogte van de bouwkosten op een juiste wijze en tot een juist bedrag vastgesteld?
IV Is de onder 1.4 vermelde brief van 15 april 2013 binnen de in artikel 8:58 van de Awb genoemde termijn van tien dagen voor de zitting bij het Hof ingediend, zodat het in die brief opgeworpen geschil deel kan uitmaken van de rechtsstrijd tussen partijen?
V Indien vraag IV bevestigend moet worden beantwoord:
Is de tariefstelling in de Verordening jegens belanghebbende onverbindend, omdat de geraamde baten uitgaan boven de geraamde lasten (de opbrengstlimiet)?
Belanghebbende beantwoordt vragen I, IV en V bevestigend en de overige vragen ontkennend. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter beider zittingen is toegevoegd, wordt verwezen naar de van deze zittingen opgemaakte processen-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en, primair, van aanslag II, subsidiair, vermindering van aanslag II tot, naar het Hof begrijpt, een bedrag van € 74.690 aan verschuldigde leges. De Heffingsambtenaar concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van zijn uitspraak en tot niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar tegen aanslag II.