Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-10-2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:4489, 13-01122
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-10-2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:4489, 13-01122
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 30 oktober 2014
- Datum publicatie
- 18 december 2014
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2014:4489
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:2998
- Zaaknummer
- 13-01122
Inhoudsindicatie
Erflater belegde in een beleggingsproduct dat niet is aangegeven in de aangifte vermogensbelasting resp. de aangiften inkomstenbelasting. De inspecteur heeft de beschikking over deze gegevens gekregen uit een strafrechtelijk onderzoek.
Het Hof is van oordeel dat erflater aanvankelijk heeft belegd in een op de Britse Maagdeneilanden gevestigd beleggingsfonds en vanaf het voorjaar 2001 heeft belegd in een product van een in Luxemburg gevestigde verzekeraar. Naar het oordeel van het Hof is hier sprake van in het buitenland aangehouden vermogen in de zin van artikel 16, vierde lid, AWR. Daaraan doet niet af dat het beheer van het beleggingsfonds mogelijk vanuit Nederland plaatsvond.
Het Hof is voorts van oordeel dat de belastingautoriteiten voldoende voortvarend hebben gehandeld. Navordering met toepassing van de verlengde navorderingstermijn is toegestaan.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 13/01122
Uitspraak op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg, [vestigingsplaats],
hierna: de Inspecteur,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 27 september 2013, nummer AWB 12/2341, in het geding tussen
de erven van [belanghebbende],
domicilie kiezende te [plaats 1],
hierna: belanghebbenden,
en
de Inspecteur,
betreffende de hierna vermelde navorderingsaanslag en beschikking.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbenden is onder aanslagnummer [aanslagnummer]K.07 over het jaar 2000 een navorderingsaanslag in de vermogensbelasting opgelegd, berekend naar een vermogen van € 870.804. Tevens is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht ten bedrage van € 156. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraak de navorderingsaanslag en de beschikking gehandhaafd.
Belanghebbenden zijn van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep is geen griffierecht geheven.
De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de navorderingsaanslag en de beschikking heffingsrente vernietigd en de Inspecteur veroordeeld voor de samenhangende zaken AWB 12/2341, 12/2342, 12/2343, 12/2345 en 12/2346 in de proceskosten ten bedrage van € 2.121.
Tegen deze uitspraak heeft de Inspecteur hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbenden hebben een verweerschrift ingediend.
Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht heeft de Inspecteur vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
De zitting heeft plaatsgehad op 22 september 2014 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [A], als gemachtigde van belanghebbenden, alsmede, namens de Inspecteur, de heer [B] en de heer [C].
Belanghebbenden hebben te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
[belanghebbende] (hierna: erflater) is overleden op 20 juni 2010. Ten tijde van zijn overlijden was erflater gehuwd met [D].
Erflater bezat in de jaren 2001 tot en met 2004 participaties in [XXX] Investment Polis (hierna: [XIP]) onder de klantnummers [0001] en [0000]. Erflater heeft de waarde van deze participaties niet in zijn aangifte vermogensbelasting 2000 en zijn aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor de jaren daarna aangegeven. In 2003 heeft erflater met toepassing van de inkeerregeling zijn participaties onder nummer [0001] aangegeven. De participaties onder klantnummer [0000] heeft erflater niet aangegeven.
In september 2007 heeft de FIOD-ECD een inval gedaan bij vermogensbeheerder [XXX] Effectenkantoor B.V. (hierna ook: [XXX]). Op 27 juli 2010 heeft de Officier van Justitie de gegevens van de beleggers van [XXX] vrijgegeven aan de Belastingdienst. De Inspecteur heeft deze gegevens verkregen op of kort na 14 januari 2011. Naar aanleiding daarvan heeft de Inspecteur aan erflater op 21 januari 2011 een vragenbrief gestuurd met betrekking tot de participaties in het [XIP]-fonds onder de klantnummers [0001] en [0000]. Belanghebbenden hebben daarop geantwoord bij brief van 27 januari 2011 en daarbij verwezen naar de inkeer in 2003/2004. Bij brief van 3 februari 2011 heeft de Inspecteur belanghebbenden bericht dat bij de inkeer slechts één rekening aan de orde is geweest en dat er sprake is van een tweede rekening.
Belanghebbenden hebben bij brief van 8 februari 2011 aan Interpolis om informatie verzocht over de deelname van erflater in het [XIP]-fonds. Bij brief van 15 februari 2011 heeft Interpolis aan belanghebbenden onder meer het volgende geschreven:
“Wat is de[XXX] Investment Polis?
De[XXX] Investment Polis was een beleggingsverzekering waarbij de door de klant ingelegde premie door Interpolis Luxembourg S.A., een levensverzekeringsmaatschappij die was gevestigd te Luxemburg (hierna te noemen ‘Interpolis Luxemburg’), werd belegd in een door [XXX] Effectenkantoor B.V. beheerd beleggingsfonds. Dit beleggingsfonds bevatte beleggingen voor de gezamenlijke klanten, waarbij ieders aandeel in het fonds werd geadministreerd op basis van het aantal participaties. Per moment van storting en/of opname was de koers van het fonds bepalend voor de mutatie in het aantal participaties.
De samenwerking tussen [XXX] Effectenkantoor en Interpolis Luxemburg, destijds onderdeel van de Interpolis-groep in Nederland, kwam begin 2001 tot stand. Het [XIP]-product werd echter al eerder door[XXX] Effectenkantoor aangeboden, zodat de [XIP]-polis kan worden gezien als een opvolger daarvan. Eind 2003 werd besloten tot beëindiging van de samenwerking tussen [XXX] Effectenkantoor en Interpolis Luxemburg, waarna begin 2004 door Interpolis Luxemburg alle belegde waarden zijn uitgekeerd aan de klanten.
(...)
Welke informatie is nu nog beschikbaar?
Met deze brief wordt informatie verstrekt over de [XIP]-polis, zoals die in de periode 2001 tot en met 2004 werd gevoerd. Bij ons is geen informatie bekend over voorafgaande of opvolgende periodes, en evenmin niet over eventuele andere rekeningen waar de Belastingdienst in haar brief naar verwijst die bij andere instanties zijn aangehouden.
Uitzondering hierop vormt het saldo van het belegd vermogen per 31 december 2000, voor zover dat later (begin 2001) is opgenomen in de [XIP]-polis. Daarom treft u hieronder in voorkomend geval ook een saldo per eind 2000 aan. De datum waarop de initiële storting heeft plaatsgevonden (op basis waarvan het aantal participaties per eind 2000 staat geregistreerd), kunnen wij in een aantal gevallen niet uit onze administratie afleiden.
Welke informatie is er over uw participaties bekend?
(...)
BIPnr [0000] toelichting aantal part. Koers (€) waarde (€)
31-12-2000 stand 1.174,099 56,1353 65.908,40
31-12-2001 stand 1.174,099 90,9946 106.836,67
31-12-2002 stand 1.174,099 131,8264 154.777,24
31-12-2003 stand 1.174,099 141,5900 166.240,68
26-4-2004 liquidatie -1.174,099 145,9100 -171.312,79
Op reknr: [nummer]
Beide participaties staan in onze administratie geregistreerd op naam van uw overleden echtgenoot, de heer [belanghebbende].”
[XXX] is een in Nederland gevestigde vennootschap. Zij heeft tevens een vestiging in [plaats 2] (België).
Op een door belanghebbenden overgelegd ‘uittreksel participantenregister [XXX] investment polis’ van [XXX]Effectenkantoor B.V. gevestigd te [plaats 3], gedateerd 5 juli 2003 en gericht aan [belanghebbende] staat onder meer: “klantnummer [0001], 9310.690 participaties”. Op het uittreksel is tevens het volgende opgenomen: “[XIP] is een product van [XXX] Effectenkantoor B.V. in samenwerking met Interpolis Luxemburg”. Een vergelijkbaar overzicht is door belanghebbenden overgelegd met als dagtekening 7 oktober 2003.
De Inspecteur heeft een kopie van een ‘uittreksel participantenregister [XXX] investment polis’ van [XXX] Effectenkantoor B.V. gevestigd te [plaats 2], overgelegd dat is gedateerd 2 januari 2002. Op het uittreksel is het volgende opgenomen: “[XIP] is een product van Interpolis (Luxemburg)”. Dit betreft een uittreksel ten name van een andere klant. De naam en klantnummer zijn zwartgemaakt.
Daarnaast heeft de Inspecteur twee kopieën overgelegd van overzichten van de [XXX] investment polis, waarop staat aangegeven waarin wordt belegd. Dit betreft overzichten per 2 april 2001 en 31 december 2001. Deze overzichten zijn verstrekt door [XXX] te [plaats 2]. Op het eerste overzicht staat vermeld: “depot: ABN AMRO – Zürich A [nummer 1] Interpolis Luxemburg” en vervolgens een opsomming van de diverse beleggingen. Op het tweede overzicht staat vermeld: “depot: Kas Bank N.V. [nummer 2] Interpolis Luxemburg” met een overzicht van beleggingen. Tevens staat daarop vermeld: “depot ABN AMRO Zurich” met eveneens een overzicht van beleggingen.
De Inspecteur heeft voorts een brief van 23 december 2003 overgelegd afkomstig van [XXX] en Interpolis Luxembourg S.A. In deze brief wordt melding gemaakt van de beëindiging van de[XXX] Investment Polis. In deze brief staat het volgende vermeld:
“U heeft één of meerdere participaties in [XXX] Investment Polis ([XIP]) (...). Inmiddels is komen vast te staan dat tot een individualisering van de beleggingen en de daarmee samenhangende leningen per participant moet worden overgegaan. (...) heeft Interpolis Luxembourg S.A. aan [XXX] Effectenkantoor B.V. opdracht gegeven om de bestaande leningen volledig af te lossen. Inmiddels is door [XXX]’s Effectenkantoor B.V. als vermogensbeheerder aan deze opdracht uitvoering gegeven.
Door de volledige aflossing van de leningen vervalt de mogelijkheid om ook in de toekomst een hoger rendement te behalen op de beleggingen in obligaties. Als gevolg hiervan is de aantrekkingskracht van [XIP]/(...) als financieel product sterk verminderd. Op grond daarvan hebben Interpolis Luxembourg S.A. en [XXX] Effectenkantoor B.V. in onderling overleg besloten om per 1 april 2004 tot het beëindigen van het [XIP]/(...) over te gaan. (...)
(...) Er zal daarna zo snel mogelijk door [XXX]Effectenkantoor B.V. aan Interpolis Luxembourg S.A. opdracht worden verstrekt tot het uitkeren van de actuele waarde van uw participatie(s) op de desbetreffende uitstapdatum.
(...)”
Met dagtekening 30 september 2011 heeft de Inspecteur, met toepassing van de verlengde navorderingstermijn, aan de erven de navorderingsaanslagen en beschikkingen heffingsrente opgelegd.
Tot de stukken van het geding behoort een afdruk van een e-mail waarin de Inspecteur aan mevrouw. [F], verbonden aan het Functioneel Parket te ’s-Hertogenbosch, de volgende vraag stelt.
“(…)
De fiscale rechter wil (…) een beeld krijgen van de verrichte werkzaamheden door het onderzoeksteam gedurende het strafrechtelijke onderzoek, dus over de periode van 8 maart 2007 tot aan het vrijgeven van de gegevens uit het strafrechtelijk onderzoek aan de inspecteur op 27 februari 2010. (een periode van bijna 3 jaar )
De fiscale rechter wil aan de hand van dit te verstrekken overzicht kunnen beoordelen of het fiod onderzoek voortvarend werd verricht en niet bijvoorbeeld een jaar heeft stilgelegen)
(…)”
De Inspecteur ontving het volgende antwoord.
“Omschrijving van werkzaamheden verricht in het strafrechtelijke onderzoek door de Fiod met de naam Black Fruit 2, gefisnummer [nummer 3].
Aanvang van het onderzoek:
Op 8 maart 2007 is de zaak Black Fruit 2 geaccepteerd in het TPO. De zaak is gebaseerd op verdenkingen dat aangiften inkomstenbelasting door meerdere verdachten onjuist zijn gedaan, omdat de waarde (opbrengst) van beleggingsportefeuilles niet zijn aangegeven . Enerzijds zijn dat de beleggers die vermoedelijk onjuiste aangiften inkomstenbelasting hebben ingediend (verder beleggers), anderzijds het bedrijf en haar directeuren/medewerkers die daarbij een rol hebben gespeeld (verder Beleggingskantoor).
Vooraf aan de zaak Black Fruit 2 is een strafrechtelijk onderzoek ingesteld onder de naam Black Fruit 1. Deze zaak vormde onder andere de aanleiding van het onderzoek Black Fruit 2.
Voor het strafrechtelijk onderzoek Black Fruit 2 is een onderzoekteam geformeerd, bestaande uit een projectleider, drie tot vier rechercheurs en een ondersteuner. Tijdens piekmomenten zijn tientallen rechercheurs ingezet (in actieweken: doorzoekingen en getuigenverhoren).
Daarnaast is tijdens de duur van het onderzoek bijstand verleend door twee medewerkers van de belastingdienst en gedurende een korte periode nog een van de belastingdienst afkomstige specialist op het gebied van buitenlandse rechtsvormen.
In de periode november 2007 tot en met februari 2008 zijn twee Fiod medewerkers uit het onderzoeksteam tijdelijk in de Klimop zaak ingezet en werd het Black Fruit 2 onderzoek met enkele mensen minder gedraaid.
Vooronderzoek
Na acceptatie van deze strafzaak heeft het onderzoekteam de zaak Black Fruit 1 en de ten aanzien van het Beleggingskantoor bekende feiten geanalyseerd op mogelijk bewijs voor Black Fruit 2. Verder is onderzoek gedaan naar de bedrijfsstructuur van het beleggingskantoor, haar werkzaamheden, haar producten en haar beleggers. Daarbij is eveneens informatie verzameld bij getuigen en externen als [G] en de Nederlandse Bank.
Het vooronderzoek heeft in eerste instantie geresulteerd in een proces-verbaal van verdenkingen d.d. 14 augustus 2007 ten aanzien van het Beleggingskantoor (vijf verdachten, waaronder [XXX] Effecten kantoor, de directeur en 3 (ex)medewerkers). Vervolgens is het strafrechtelijk onderzoek tegen het Beleggingskantoor ingesteld.
Gedurende het onderzoek zijn naast dit strafrechtelijk onderzoek vier separate strafrechtelijke onderzoeken tegen beleggers opgestart en afgerond.
Doorzoekingen en inbeslagname
Op 18 september 2007 hebben in totaal 7 doorzoekingen (waarvan 2 in België) en 6 vorderingen bij verdachten en getuigen plaatsgevonden en zijn in totaal ongeveer 900 stuks administratieve bescheiden ( 1 stuk kan bestaan uit bijvoorbeeld: één ordner, 40 hangmappen, bundel met bescheiden), 14 computers en een grote hoeveelheid digitale data in beslag genomen.
Later (in oktober 2008) heeft er nog in Spanje een doorzoeking plaatsgevonden en ook aldaar zijn bescheiden in beslag genomen.
Getuigenverhoor
In totaal zijn 56 getuigen gehoord.
Hiervan werden er al 25 in Black Fruit 1 gehoord voor aanvang van het Black Fruit 2 onderzoek.
De overige 31 getuigen werden gehoord in de periode 18 september 2007 tot en met 3 december 2009. Veel getuigen werden meerder keren gehoord, tot wel 5 keer toe.
Rechtshulpverzoeken
Er zijn twee rechtshulpverzoeken naar België gestuurd en een naar Spanje.
[XXX] Effecten kantoor had een kantoor in België en de directeur woonde in België.)
Onderzoek in de bescheiden
Na de doorzoekingen van 18 september 2007 heeft het onderzoeksteam eerst de formele vastleggingen van het inzetten van dwangmiddelen verricht en vervolgens zijn de fysieke in beslag genomen bescheiden in de periode tot maart 2008 volledig gescand.
Gedurende de periode maart 2008 tot medio 2009 heeft het onderzoeksteam alle bescheiden en digitale gegevens onderzocht. Er werden diverse selecties gemaakt betreffende beleggers met coderekeningen, [XIP] rekeningen, rekeningen die via Nederland en/of België liepen, rekeningen met vermelding van * of **. Het doorspitten van de zeer grote hoeveelheid in beslag genomen bescheiden en digitale gegevens was een zeer tijdrovende bezigheid. Het ging immers om bescheiden en digitale gegevens betreffende enkele duizenden beleggers die een of meerdere rekeningen via [XXX] Effectenkantoor hadden lopen.
Per rekeninghouder werden diverse gegevens in het beslag gevonden zoals:
Contracten, openingsformulieren van bankrekeningen, cliëntovereenkomsten, overeenkomsten tot effectenbemiddeling, effectenoverzichten per kwartaal en per jaar, aankoop- en verkooplijsten van effectenpakketten, correspondentie per brief en per mailverkeer, enz.
Deze gegevens zaten niet per belegger bij elkaar in één ordner maar op tientallen plaatsen verspreid in de diverse in beslag genomen voorwerpen.
Aan de hand daarvan werden uiteindelijk 18 zogenaamde “uitlopers” (= individuele beleggers) geselecteerd. Voor deze “uitlopers” werd telkens volledig onderzocht en middels processen-verbaal vastgelegd of zij onjuiste aangiften inkomstenbelasting hadden ingediend. Daarvoor zijn zij ook gehoord. Betreffende de 18 “uitlopers” zijn deel processen-verbaal opgemaakt, die deel zijn gaan uitmaken van het eindproces-verbaal tegen het beleggingskantoor. Zoals eerder vermeld is tegen vier van deze 18 “uitlopers” een afzonderlijk strafrechtelijk onderzoek ingesteld.
De bevindingen van de strafrechtelijke onderzoeken tegen de vier “uitlopers” zijn gedurende 2009 vastgelegd in vier eindprocessen-verbaal en ingediend bij het functioneel parket. In de tweede helft van 2009 zijn de verdachten (beleggingskantoor) middels verhoren geconfronteerd met de bevindingen. Vervolgens zijn de bevindingen van het strafrechtelijk onderzoek tegen het beleggingskantoor in één eindproces-verbalen vastgelegd en ingediend bij het functioneel parket.
Het Fiod-onderzoek is gesloten op 12 januari 2010 (datum eind PV).
Contact met Officier van Justitie
Om de voortgang in het strafrechtelijke onderzoek te controleren en te sturen is er gedurende het onderzoek regelmatig overleg geweest met de OvJ. Deze besprekingen werden om de 2 à 3 maanden gevoerd met de onderzoeksleider.
Eind proces-verbaal
Het eind proces-verbaal van 12 januari 2010 bestond uit 23 ordners.”
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Is sprake van vermogen dat in het buitenland is aangehouden als bedoeld in artikel 16, vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR)?
II. Zo ja, heeft de Inspecteur voldoende voortvarend gehandeld met het opleggen van de onderhavige navorderingsaanslag?
Belanghebbenden zijn van mening dat beide vragen ontkennend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbenden concluderen tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank. De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en ongegrondverklaring van het beroep bij de Rechtbank.