Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 04-12-2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:5201, 13-01176 tot en met 13-01196

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 04-12-2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:5201, 13-01176 tot en met 13-01196

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
4 december 2014
Datum publicatie
18 december 2014
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2014:5201
Formele relaties
Zaaknummer
13-01176 tot en met 13-01196

Inhoudsindicatie

Belanghebbende is houder van een bankrekening bij KBL. Het Hof is van oordeel dat de microfiches die de Inspecteur heeft ontvangen, op rechtmatige wijze zijn verkregen. Voorts is het Hof van oordeel dat de Inspecteur niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd, omdat hij niet alle aangiftebiljetten heeft overgelegd. De Inspecteur kan evenwel, gelet op de vrije bewijsleer, niet alleen door het overleggen van de aangiftebiljetten, maar ook op andere wijze aannemelijk maken dat belanghebbende de rente en het vermogen ter zake van de rekening bij KBL niet heeft aangegeven. De Inspecteur is in de bewijslast geslaagd en de belastingaanslagen blijven in stand. Het Hof acht boeten van 50% passende en ook geboden sancties voor de begane vergrijpen. Het hoger beroep van belanghebbende is ongegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 13/01176 tot en met 13/01196

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende],

wonende te [woonplaats],

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 13 november 2013, nummers AWB 12/7146 tot en met 12/7166 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst Limburg,

hierna: de Inspecteur,

betreffende na te vermelden belastingaanslagen, verhogingen en beschikkingen.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende zijn met dagtekening 10 mei 2002 de volgende (navorderings)aanslagen in de inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) en vermogensbelasting (hierna: VB), verhogingen, kwijtscheldingsbeschikkingen, boetebeschikkingen en heffingsrentebeschikkingen opgelegd respectievelijk gegeven:

Middel

Jaar

Aanslag-

nummer

[aanslagnummer].

Belasting

f

Boete/verhogingf

Kwijt-scheldingf

Heffings-

rentef

Hofkenmerk

IB/PVV

1996

H.67

7.118

7.118

3.559

1.207

13/01182

IB/PVV

1997

H.77

6.983

6.983

3.492

1.079

13/01183

IB/PVV

1998

H.87

8.880

4.440

1.084

13/01184

IB/PVV

1999

H.96

157.394

645

13/01185

VB

1997

K.77

2.520

2.520

1.260

389

13/01193

VB

1998

K.87

2.170

2.170

1.085

264

13/01194

VB

1999

K.97

2.135

1.067

196

13/01195

VB

2000

K.06

3.857

1.757

117

13/01196

Het bestaande onderscheid in de wettelijke regelingen van verhogingen (tot en met 1997) en boeten (vanaf 1998) heeft voor de beslissing geen wezenlijke betekenis, zodat hierna uitsluitend wordt geschreven over “boeten”.

1.2.

Aan belanghebbende is met dagtekening 11 mei 2002 de volgende aanslag in de IB/PVV en heffingsrentebeschikking opgelegd respectievelijk gegeven:

Middel

Jaar

Aanslag-

nummer

[aanslagnummer].

Belasting

f

Boete

f

Kwijt-scheldingf

Heffings-

rentef

Hofkenmerk

IB/PVV

2000

H.06

81.336

460

13/01186

1.3.

Aan belanghebbende is met dagtekening 24 mei 2002 de volgende navorderingsaanslag in de VB, boetebeschikking, kwijtscheldingsbeschikking en heffingsrentebeschikking opgelegd respectievelijk gegeven:

Middel

Jaar

Aanslag-

nummer

[aanslagnummer].

Belasting

f

Boete

f

Kwijt-scheldingf

Heffings-

rentef

Hofkenmerk

VB

1996

K.67

2.568

2.568

1.284

454

13/01192

1.4.

Aan belanghebbende zijn met dagtekening 31 mei 2002 de volgende (navorderings)aanslagen in de IB/PVV en VB, boetebeschikkingen, kwijtscheldingsbeschikkingen en heffingsrentebeschikkingen opgelegd respectievelijk gegeven:

Middel

Jaar

Aanslag-

nummer

[aanslagnummer].

Belasting

f

Boete

f

Kwijt-scheldingf

Heffings-

rentef

Hofkenmerk

IB/PVV

1990

H.07

5.400

5.400

2.700

2.462

13/01176

IB/PVV

1991

H.17

6.000

6.000

3.000

2.151

13/01177

IB/PVV

1992

H.27

14.379

14.379

7.189

4.301

13/01178

IB/PVV

1993

H.37

12.168

12.168

6.084

3.027

13/01179

IB/PVV

1994

H.47

10.048

10.048

5.024

2.050

13/01180

VB

1991

K.17

1.064

1.064

532

485

13/01187

VB

1992

K.27

2.008

2.008

1.004

720

13/01188

VB

1993

K.37

2.024

2.024

1.012

605

13/01189

VB

1994

K.47

2.648

2.648

1.324

658

13/01190

VB

1995

K.57

2.624

2.624

1.312

536

13/01191

1.5.

Aan belanghebbende is met dagtekening 13 december 2002 de volgende navorderingsaanslag in de IB/PVV opgelegd:

Middel

Jaar

Aanslag-

nummer

[aanslagnummer].

Belasting

f

Boete

f

Kwijt-scheldingf

Heffings-

rentef

Hofkenmerk

IB/PVV

1995

H.57

10.641

10.641

5.321

2.075

13/01181

1.6.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur, bij in één geschrift vervatte uitspraken, de bezwaren gedeeltelijk gegrond verklaard. De (navorderings)aanslagen, boeten (na kwijtschelding) en heffingsrenten zijn bij beschikking van 4 december 2012 verminderd met de volgende bedragen:

Middel

Jaar

Aanslag-

nummer

[aanslagnummer].

Belasting

f

Boete

f

Heffings-

rente

f

IB/PVV

1990

H.07

0

540

0

IB/PVV

1991

H.17

0

600

0

IB/PVV

1992

H.27

0

1.437

0

IB/PVV

1993

H.37

0

1.217

0

IB/PVV

1994

H.47

0

1.005

0

IB/PVV

1995

H.57

0

1.065

0

IB/PVV

1996

H.67

0

712

1

IB/PVV

1997

H.77

0

699

1

IB/PVV

1998

H.87

0

888

1

VB

1991

K.17

8

110

4

VB

1992

K.27

0

201

0

VB

1993

K.37

0

202

0

VB

1994

K.47

0

265

0

VB

1995

K.57

0

262

VB

1996

K.67

0

257

0

VB

1997

K.77

0

252

0

VB

1998

K.87

0

217

0

VB

1999

K.97

0

213

0

De Inspecteur heeft bij de uitspraken op bezwaar € 1.308 als kostenvergoeding in verband met de behandeling van het bezwaar toegekend.

1.7.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van het beroep met nummer 12/7146 (over de navorderingsaanslag IB/PVV 1990, nr. –H.07) heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 42. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard voor zover het de navorderingsaanslag IB/PVV 1995 en de daarbij genomen boetebeschikking en heffingsrentebeschikking betreft; de uitspraken op bezwaar tegen de navorderingsaanslag IB/PVV 1995 en de in dat kader opgelegde boetebeschikking en heffingsrentebeschikking vernietigd; de navorderingsaanslag IB/PVV 1995 en de in dat kader opgelegde boetebeschikking en heffingsrentebeschikking vernietigd; het beroep voor het overige ongegrond verklaard; de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 2.360; gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 42 aan deze vergoedt; en de Inspecteur veroordeeld tot het vergoeden van € 3.500 wegens immateriële schade.

1.8.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van het hoger beroep met kenmerk 13/01176 heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 118. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.9.

De zitting heeft plaatsgehad op 28 mei 2014 te ‘s‑Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [A], als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heer [B] en de heer [C].

1.10.

Het Hof heeft aan het slot van deze zitting het onderzoek gesloten.

1.11.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

De Rechtbank heeft de volgende, in hoger beroep niet bestreden, feiten vastgesteld, welke feiten het Hof als vaststaand overneemt:

2.1.

Belanghebbende is geboren op [geboortedatum] 1942. Hij hield in de jaren 1990 tot en met 2000 een bankrekening aan bij de Kredietbank Luxemburg (hierna: KBL) en is in het kader van het zogenaamde rekeningenproject op basis van een microfiche als zodanig geïdentificeerd. Het betreft bankrekeningnummer [rekeningnummer]. Van die rekening zijn onder meer de volgende gegevens bekend (bedragen in guldens):

Jaar

rente

Saldo op 1/1

1990

9.000

129.000

1991

10.000

138.000

1992

23.966

266.000

1993

20.280

290.000

1994

16.747

393.000

1995

17.736

410.000

1996

11.864

428.000

1997

11.638

440.000

1998

14.801

452.000

1999

11.678

466.000

2000

16.690

477.000

2.2.

Op 15 januari 2002 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de inspecteur en belanghebbende. In het gesprek heeft belanghebbende het bezit van voornoemde bankrekening erkend. Van het gesprek is een verslag gemaakt. Op 22 januari 2002 heeft belanghebbende op dit verslag gereageerd en heeft hij kopieën van de bankafschriften vanaf het jaar 1992 overgelegd.

2.3.

Bij brief van 26 maart 2002 heeft belanghebbende laten weten geen vaststellingsovereenkomst te willen sluiten. Hij heeft een bewijs van een storting van f 118.000 op de KBL-rekening, gedaan op 13 augustus 1991, bijgevoegd.

2.4.

Bij brief van 5 april 2002 heeft de inspecteur belanghebbende op de hoogte gesteld van zijn voornemen om (navorderings)aanslagen IB/PVV en VB, alsmede boeten op te leggen.

2.5.

In zijn brief van 22 april 2002 heeft de inspecteur aan belanghebbende meegedeeld dat hij de navorderingsaanslagen inclusief boeten zal opleggen, omdat belanghebbende niet meer heeft gereageerd op de vooraankondiging.

2.6.

In mei 2002 heeft de inspecteur, met uitzondering van de navorderingsaanslag IB/PVV 1995, de onderhavige (navorderings)aanslagen opgelegd. Belanghebbende heeft daartegen op 24 mei 2002 bezwaar aangetekend.

2.7.

Op 18 juli 2002 heeft de inspecteur de gemachtigde in de gelegenheid gesteld om de bezwaren te motiveren vóór 1 september 2002. Bij brief van 2 augustus 2002 zijn de bezwaarschriften gemotiveerd.

2.8.

In zijn brief van 10 oktober 2002 heeft de gemachtigde verzocht om een afschrift van alle belastingaangiften die door belanghebbende sinds 1990 zijn gedaan.

2.9.

Met dagtekening 13 december 2002 is de navorderingsaanslag IB/PVV 1995 opgelegd. Bij brief van 7 januari 2003 heeft de gemachtigde daartegen pro forma bezwaar gemaakt. In zijn brief van 10 februari 2003 heeft de inspecteur de ontvangst van de bezwaarschriften (nogmaals) bevestigd.

2.10.

In zijn brief van 20 februari 2003 heeft de gemachtigde de motivering van het bezwaar aangevuld.

2.11.

In zijn brief van 25 februari 2003 heeft de inspecteur de gemachtigde verzocht in te stemmen met aanhouding van de bezwaarschriften, in verband met een aantal lopende procedures.

2.12.

Bij brief van 7 maart 2003 heeft de gemachtigde laten weten niet in te stemmen met aanhouding van de bezwaarschriften.

2.13.

In zijn brief van 12 maart 2003 heeft de inspecteur meegedeeld dat hij op grond van artikel 25, eerste lid, van de AWR voorlopig nog geen uitspraak zal doen op de bezwaarschriften. Bij brief van 15 mei 2003 heeft de inspecteur aan het Ministerie van Financiën verzocht toestemming te verlenen voor verlenging van de termijn voor het doen van uitspraak op bezwaar.

2.14.

De inspecteur heeft de gemachtigde in zijn brief van 20 mei 2003 meegedeeld dat hij toestemming heeft gekregen van het Ministerie van Financiën om de uitspraak op de bezwaarschriften te verdagen tot uiterlijk 23 mei 2004.

2.15.

Bij brief van 11 juli 2003 heeft de gemachtigde nogmaals laten weten dat belanghebbende bezwaar maakt tegen de navorderingsaanslagen over de jaren 1990 tot en met 2000.

2.16.

In zijn brief van 8 augustus 2003 heeft de inspecteur de gemachtigde verzocht om zijn bezwaar tegen de navorderingsaanslag IB/PVV 1995 vóór 29 augustus 2003 nader te motiveren.

2.17.

Bij brief met dagtekening 11 augustus 2003 heeft de gemachtigde zijn bezwaarschrift van 7 januari 2003 (zie 2.9) aangevuld.

2.18.

Op 28 mei 2004 heeft de inspecteur de gemachtigde in de gelegenheid gesteld alsnog in te stemmen met aanhouding van de bezwaarschriften in afwachting van de afronding van een beroepsprocedure die op basis van een protocol wordt gevoerd door Nauta Dutilh en de Belastingdienst.

2.19.

Op 4 juni 2004 heeft de inspecteur de gemachtigde uitgenodigd voor een hoorgesprek.

2.20.

Bij brief van 10 juni 2004 heeft de inspecteur meegedeeld dat hij de bezwaarschriften waarbij niet met aanhouding is ingestemd, gaat afhandelen.

2.21.

Bij brief van 16 juni 2004 heeft de gemachtigde alsnog met aanhouding van de bezwaarschriften ingestemd.

2.22.

Op 14 maart 2005 heeft belanghebbende verzocht om kopieën van de pagina’s inzake de rente-inkomsten van de aangiften IB/PVV en VB over de jaren 1991 tot en met 2000. Op 21 maart 2005 heeft de inspecteur afschriften van de aangiften inkomstenbelasting over de jaren 1995 tot en met 2001 aan belanghebbende gestuurd. Van de eerdere jaren heeft de inspecteur geen afschriften meer.

2.23.

De Hoge Raad heeft op 26 februari 2010 uitspraak gedaan in de onder 2.18 genoemde procedure.

2.24.

In een brief van 21 februari 2011 heeft de inspecteur een mededeling gedaan over de afhandeling van de bezwaarschriften en daarbij een keuzeformulier “KBLux project” gevoegd. Bij brief van 24 februari 2011 heeft de gemachtigde het keuzeformulier retour gezonden. In dat formulier heeft belanghebbende aangegeven gehoord te willen worden en inzage te willen in de op de zaak betrekking hebbende stukken.

2.25.

Op 23 april 2012 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.

2.26.

Bij brief van 4 december 2012 heeft de inspecteur uitspraken op bezwaar gedaan.

In aanvulling op de door de Rechtbank vastgestelde feiten stelt het Hof op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting de volgende feiten en omstandigheden vast:

2.27.

De in 2.1. genoemde microfiches (althans de daarin vervatte gegevens) werden door de Belgische autoriteiten aan de Nederlandse autoriteiten gezonden en wel bij brief van 27 oktober 2000. De Belgische Bijzondere belastinginspectie heeft toen een brief met bijlagen gezonden aan een medewerker van het Ministerie van Financiën, Belastingdienst/FIOD/Haarlem Internationaal, met als onderwerp: “Administratieve bijstand tussen België en Nederland. Spontane uitwisseling van inlichtingen. Zaak: NV KREDIETBANK en KREDIETBANK LUXEMBOURG (KB-LUX)”. Voor de regeling inzake de spontane uitwisseling van inlichtingen verwijst de brief naar artikel 4 van de EG-Richtlijn van 19 december 1977, gewijzigd bij die van 6 december 1979 betreffende de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten op het gebied van de directe belastingen en van de belasting over de toegevoegde waarde (77/7799/EEG), en voorts naar artikel 27 van het Nederlands-Belgische Belastingverdrag van 19 oktober 1970. De brief vermeldt onder andere: "Hierbij worden u fotokopieën van microfiches overgemaakt die afkomstig zijn uit het gerechtelijk dossier lastens KREDIETBANK NV en die in origineel in beslag werden genomen door de gerechtelijke politie van [plaats]. Deze microfiches bevatten gegevens in verband met de financiële rekening(en) bij de KREDIETBANK LUXEMBOURG (KB-Lux) op naam van inwoners van uw land.”.

2.28.

De FIOD heeft vervolgens een onderzoek ingesteld. Op enig moment heeft toen de Nederlandse ambtenaar [D] een bezoek gebracht aan België om daar nadere inlichtingen te verkrijgen over, onder meer, de achtergrond (van de verkrijging) van de microfiches. Hij sprak toen met de Belgisch ambtenaar [E].

2.29.

Het Brussels Hof van Beroep heeft op 10 december 2010 het Belgisch openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard omdat, kort gezegd, de verkrijging van het bewijsmateriaal c.q. de microfiches onrechtmatig zou zijn geweest, althans met onvoldoende waarborgen zou zijn omkleed om de rechten van de verdediging te eerbiedigen. Het Belgische Hof van Cassatie heeft deze uitspraak in stand gelaten.

2.30.

Belanghebbende heeft op 13 augustus 1991 een bedrag van f 118.000 gestort op de rekening bij KBL. Zowel belanghebbende als de Inspecteur hebben gegevens bijgebracht over hetgeen belanghebbende aan rente en vermogen in zijn aangiften heeft vermeld. Indien de gegevens van de rekening bij KBL worden afgezet tegen de gegevens uit de aangiften, ontstaat het volgende overzicht (bedragen in guldens):

KBL

AANGIFTE

Jaar

rente

saldo 1/1

rente

vermogen 1/1

1990

9.000

129.000

36.500

466.000

1991

10.000

138.000

29.500

454.700

1992

23.966

266.000

34.700

260.000

1993

20.280

290.000

13.300

263.000

1994

16.747

393.000

6.400

184.000

1995

17.736

410.000

9.498

onbekend

1996

11.864

428.000

9.099

onbekend

1997

11.638

440.000

9.405

onbekend

1998

14.801

452.000

9.998

onbekend

1999

11.678

466.000

9.117

onbekend

2000

16.690

477.000

9.713

385.000

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

  1. Heeft de Inspecteur alle op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd?

  2. Zijn de microfiches die de Inspecteur heeft ontvangen op rechtmatige wijze verkregen?

  3. Zijn de belastingaanslagen terecht en, zo ja, tot het juiste bedrag vastgesteld?

  4. Zijn de boeten terecht en, zo ja, passend en geboden?

Belanghebbende is van mening dat deze vragen ontkennend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Anders dan bij de Rechtbank is in hoger beroep niet meer in geschil (i) of de Inspecteur voldoende voortvarend heeft gehandeld bij het opleggen van de navorderingsaanslagen; (ii) of belanghebbende recht heeft op vergoeding van immateriële schade; (iii) of sprake is van een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt; en (iv) of aan belanghebbende ten onrechte niet de cautie is gegeven voorafgaand aan het hoorgesprek. Voorts heeft belanghebbende ter zitting zijn stelling ingetrokken dat een niet-bestaande verklaring van de heer [D] een op de zaak betrekking hebbend stuk vormt dat de Inspecteur had moeten inbrengen. Belanghebbende heeft deze stelling nader gepreciseerd: de heer [D] had, zo stelt hij, naar aanleiding van zijn gesprek met de heer [E] een verklaring moeten opstellen. Hij heeft dit niet gedaan en aldus informatie met betrekking tot de verkrijging van de microfiches achtergehouden. Dat maakt de verkrijging onrechtmatig. Het Hof zal deze stelling behandelen als onderdeel van vraag (b).

3.3.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.4.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, behoudens de beslissing omtrent de vergoeding wegens geleden immateriële schade, tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar, vernietiging van de belastingaanslagen en de boeten. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing