Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-12-2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:5405, 13-00985

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-12-2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:5405, 13-00985

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
19 december 2014
Datum publicatie
9 maart 2015
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2014:5405
Formele relaties
Zaaknummer
13-00985

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft zijn eigen woning aangepast. Hij heeft de aanpassingen aangebracht toen de moeder van zijn partner bij hen kwam wonen. De aanpassingen hielden verband met een ernstige functiebeperking van moeder. Moeder is kort na het aanbrengen van de aanpassingen overleden. Hof: de kosten in verband met aanpassingen aan de eigen woning vanwege een handicap komen alleen voor aftrek in aanmerking komen als deze aanpassingen hebben plaatsgevonden op medisch voorschrift; de bewijslast rust op belanghebbende. Belanghebbende heeft een, achteraf opgestelde, verklaring overgelegd. Het karakter van een voorschrift is dat het voorschrijft, dat wil zeggen: aangeeft, wat gedaan of nagelaten moet worden. De verklaring ontbeert dat karakter. De verklaring constateert dat moeder medische problemen had en dat het huis in verband daarmee werd aangepast; zij constateert dus wel een oorzakelijk verband tussen de medische conditie en de aanpassingen, maar zij omschrijft de aanpassingen niet, noch schrijft zij die voor. De aftrek is dus terecht geweigerd. De vraag of, zoals de Inspecteur stelt, het voorschrift voorafgaande aan de aanpassingen moet zijn afgegeven laat het Hof in het midden. Het hoger beroep van belanghebbende is ongegrond, maar de Inspecteur moet wel het griffierecht vergoeden, omdat hij valse hoop heeft gewekt die belanghebbende heeft doen doorprocederen.

Uitspraak

Team belastingrecht

Enkelvoudige Belastingkamer

Kenmerk: 13/00985

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende],

wonende te [woonplaats],

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 2 augustus 2013, nummer AWB 12/5839 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Oost Brabant hierna: de Inspecteur,

betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2009 opgelegde aanslag IB/PVV, aanslagnummer [aanslagnummer 1].

Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De Inspecteur heeft bij uitspraak van 24 september 2012 het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem over het jaar 2009 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen ongegrond verklaard. De aanslag was opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 38.569 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 889 (aanslagnummer [aanslagnummer 1]). Bij gelijktijdige beschikking was in rekening gebracht heffingsrente van € 818.

1.2.

Belanghebbende is van de uitspraak op bezwaar in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 42.

De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbend heeft hoger beroep ingesteld bij het Hof. De griffier van het Hof heeft deswege van belanghebbende een griffierecht geheven van € 118.

1.4.

De zitting heeft plaatsgehad op 3 december 2014 te ‘s-Hertogenbosch.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, mevrouw [A] en de heer [B].

1.5.

Het Hof heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

1.6.

Van de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.

Feiten

2.1.

Belanghebbende heeft zijn eigen woning aangepast. Hij heeft de aanpassingen aangebracht toen de moeder van zijn partner (hierna: moeder) bij hen kwam wonen. De aanpassingen hielden, zo stelt belanghebbende, verband met een ernstige functiebeperking van moeder. Hij en zijn partner hebben mantelzorg verricht. Moeder is, enkele maanden na het aanbrengen van de aanpassingen, in 2009 overleden.

2.2.

Belanghebbende heeft de kosten van de aanpassing zelf gedragen, zonder beroep te doen op enige tegemoetkoming of subsidie.

2.3.

Nadat moeder onverwacht kort nadat de aanpassingen aan de woning hadden plaatsgevonden overleed, hoorde belanghebbende voor het eerst van de fiscale aftrekmogelijkheid.

2.4.

Ter zitting bij de Rechtbank heeft belanghebbende een op 24 april 2013 gedagtekende verklaring overgelegd, opgesteld door Mw. [C], huisarts, verbonden aan Gezondheidscentrum [D] te [E]. Deze verklaring luidt, voor zover hier van belang:

“mw [F] was in de laatste periode van haar leven niet meer in staat om alleen te wonen. Er waren problemen in de mobiliteit en later ook cognitieve problemen.

Haar kinderen hebben hun huis aangepast voor mw. Mw was nagenoeg rolstoelafhankelijk en het huis van haar dochter (Mw [G]) en haar man is hier op aangepast met voorzieningen voor mw .”

2.5.

Er zijn geen andere mondelinge of schriftelijke verklaringen of voorschriften door artsen gegeven met betrekking tot de aanpassingen van de woning.

Geschil

3.1.

In geschil is of belanghebbende de kosten van de aanpassing van zijn woning geheel of gedeeltelijk mag aftrekken. Belanghebbende beantwoordt de vraag bevestigend, de Inspecteur ontkennend.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de door hen ingebrachte stukken en hetgeen zij ter zitting hebben aangevoerd.

3.3.

Ter zitting hebben zijn, zakelijk weergegeven, het volgende gesteld.

Belanghebbende

-

Het was dringend nodig dat moeder werd opgevangen. Wij hebben ervoor gekozen dat zij bij ons kwam wonen. Onze woning moest dan wel worden aangepast. Omdat alles snel moest gebeuren, hebben we besloten ons niet te verdiepen in de mogelijkheid van subsidies en dergelijke. Dat zou te lang duren. Omdat wij de aanpassingen zelf wilden financieren was het voor ons ook niet nodig dat door een huisarts zou worden verklaard welke aanpassen moesten plaatsvinden. Moeder overleed onverwacht snel nadat alle aanpassingen voltooid waren. De investering die we voor moeder deden ging dus in zekere zin verloren.

-

Het is in Nederland vrijwel onmogelijk achteraf een medisch voorschrift of verklaring te krijgen.

-

Ik had echt het gevoel dat als ik tijdens de mediation een verklaring van een arts zou overleggen, mij de aftrek zou worden toegestaan. Ik heb uiteindelijk een verklaring kunnen krijgen, maar toen had de belastingdienst de mediation al afgebroken.

-

Ik vind dat al met al in mijn geval bijzondere omstandigheden spelen die rechtvaardigen dat ik de aftrek krijg, zelfs als de door mij overgelegde verklaring niet aan de wettelijke eisen zou voldoen.

De Inspecteur

-

De mediation heeft eigenlijk alleen plaatsgevonden, omdat mediation destijds standaard was voorgeschreven. Dat wil niet zeggen dat we serieus van plan waren de aftrek toe te kennen.

-

Ik handhaaf mijn standpunt dat het voorschrift vooraf moet zijn gegeven. Wellicht volstaat een achteraf opgemaakt document, maar uit dat document moet dan wel blijken dat vooraf mondeling door een arts concrete instructies zijn gegeven.

-

Ik vind de door belanghebbende overgelegde verklaring niet voldoende, om twee redenen. Ten eerste blijkt daar niet uit dat voorafgaande aan de verbouwing overleg heeft plaatsgevonden met een arts. Verder blijkt uit de verklaring niet welke aanpassingen volgens de arts nodig waren. Er is pas sprake van een voorschrift als concreet wordt aangegeven dat aanpassingen nodig zijn, en om wat voor aanpassingen het gaat.

3.4.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak op bezwaar en tot vermindering van de aanslag. De aanslag moet worden vastgesteld, zo verdedigt hij, conform de door hem ingediende aangifte. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

Gronden

Beslissing