Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-04-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:1176, 14-00494
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-04-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:1176, 14-00494
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 2 april 2015
- Datum publicatie
- 13 april 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2015:1176
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2014:1685, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 14-00494
Inhoudsindicatie
Belanghebbende is in het kader van de echtscheiding en vooruitlopend op een definitieve vaststelling van de alimentatieregeling met zijn voormalige echtgenote mondeling overeengekomen, bij wijze van voorlopige voorziening, dat hij de woonlasten ter zake van de woning voorlopig zou blijven voldoen.
Belanghebbende en zijn ex-echtgenote zijn beiden nog eigenaar van de woning en beiden schuldenaar van de aan de woning verbonden lasten.
Het Hof is van oordeel dat de betaling door belanghebbende van 50% van de rente van de eigenwoningschuld, die als alimentatie aftrekbaar is, is aan te merken als een onderhoudsverplichting als bedoeld in artikel 6:3 van de Wet IB 2001.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 14/00494
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 14 maart 2014, nummer AWB 13/5663, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de directeur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2009 een aanslag in de inkomstenbelasting en
premies volksverzekeringen opgelegd naar een verzamelinkomen van € 77.347 (belastbaar inkomen box 1: € 67.786 en belastbaar inkomen box 3: € 9.561). De aanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur verminderd tot een berekend naar een verzamelinkomen van € 67.434 (belastbaar inkomen box 1: € 67.097 en belastbaar inkomen box 3: € 337).
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 44.
De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 122. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgehad op 2 februari 2015 te ‘s-Hertogenbosch.
Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde de heer [A], advocaat te [woonplaats], alsmede, namens de Inspecteur, de heren [B] en [C].
Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.
Het Hof heeft aan het slot van deze zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
Belanghebbende is van 7 augustus 1995 tot en met 18 juli 2008 in gemeenschap van goederen gehuwd geweest met mevrouw [D] (hierna: de ex-echtgenote). Op laatstgenoemde datum is de echtscheiding door de rechtbank ’s-Hertogenbosch uitgesproken. Vanaf mei 2006 leefden belanghebbende en zijn ex-echtgenote reeds duurzaam gescheiden. Belanghebbende heeft in mei 2006 de voormalige echtelijke woning, gelegen aan de [a-straat] 18 te [woonplaats] (hierna: de woning), verlaten. De ex-echtgenote is tot en met medio 2012 in de woning woonachtig geweest. Thans is belanghebbende daar weer woonachtig.
Belanghebbende heeft vanaf mei 2006 voor de betaling van de woonlasten zorg gedragen. Van de woning heeft belanghebbende bij akte van 29 december 1999 het volledige eigendom toebedeeld gekregen. Tevens is de hypothecaire verplichting ten aanzien van de woning en de rechten en de verplichtingen van de polis met polisnummer [nummer] aan belanghebbende toebedeeld.
In de echtscheidingsbeschikking van 18 juli 2008 is vermeld dat belanghebbende ingevolge voorlopige voorzieningen de woonlasten van de woning betaalt. In die beschikking is op blad 4 en blad 5 onder meer het volgende opgenomen:
“Voorts betaalt de man ingevolge voorlopige voorzieningen de woonlasten van de
voormalige echtelijke woning, te weten:
- hypotheekrente € 777,00
- aflossing/verzekering € 218,--
- forfait overige eigenaarslasten € 95,--.
Ter zitting is gebleken dat de man deze woonlasten nog immer voldoet en voorlopig
ook nog zal blijven voldoen. Gelet hierop zal de rechtbank met deze last rekening
houden.”, en
“Uitgaande van vorenstaande gegevens acht de rechtbank de man, zolang hij de
woonlasten van de echtelijke woning voldoet, niet in staat om enige bijdrage in de
kosten van levensonderhoud van de vrouw te betalen. Het daartoe strekkende
verzoek zal dan ook om die reden worden afgewezen.”
Belanghebbende heeft aangifte gedaan naar een verzamelinkomen van € 48.242.
Bij de aanslagregeling heeft de Inspecteur hierop de volgende correcties toegepast:
Aangegeven verzamelinkomen € 48.242
Correcties: Box 3-inkomsten € 9.561
Aftrek betaalde alimentatie € 19.544
Vastgesteld verzamelinkomen € 77.347.
Bij de uitspraak op het bezwaarschrift werd de aanslag verminderd tot een naar een verzamelinkomen van € 67.434, berekend als volgt:
Verzamelinkomen volgens de aanslag € 77.347
Minder Box 3-inkomsten -/- € 9.224
Aftrek alimentatie -/- € 689
Vastgesteld verzamelinkomen na bezwaar € 67.434.
In zijn aangifte voor de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2009 heeft belanghebbende een bedrag van € 19.544 in aftrek gebracht als betaalde partneralimentatie. Dit bedrag is als volgt uitgesplitst:
Hypotheek € 777,00
Levensverzekering hypotheek woning € 153,00
Levensverzekering tweede hypotheek € 64,51
RWE energie € 156,00
Gemeentelijke belasting € 33,70
TV-aansluiting € 16,45
Telefoon/internet € 55,00
Brabant Water € 54,00
Gezamenlijke lening € 201,00
Zorgzaam t.b.v. dochter ex € 118,00
Totaal € 1.628,66 per maand.
Op jaarbasis bedraagt dit € 19.543,92.
In de motivering van de voorgenomen uitspraak op bezwaar van 20 augustus 2012 is vermeld dat de correctie op de alimentatie wordt beperkt tot € 18.167 (zijnde de eerdere correctie van € 19.544 minus het eigenwoningforfait van € 1.377).
In de motivering van de uitspraak op het bezwaarschrift van 22 augustus 2013 is het volgende vermeld:
“(…..)
In tegenstelling tot hetgeen ik heb gesteld in mijn motivering van voorgenomen
uitspraak, het volgende.
Nu de woning tot de gemeenschap behoorde diende u in 2009 (>2 jaar na het verlaten
van de woning) uw deel (50%) van het eigenwoningforfait aan te merken als
alimentatie. Uw deel van de woning en van de hypotheek diende u in het inkomen
uit sparen en beleggen (box 3) aan te geven.
Voor mevrouw [D] wordt 50% van het eigenwoningforfait aangemerkt als
inkomsten uit eigen woning en 50% als (in natura ontvangen) alimentatie.
Beslissing op uw bezwaar
Ik kom gedeeltelijk tegemoet aan uw bezwaar. De correctie op de alimentatie
wordt beperkt tot € 18.885 ( zijnde de eerdere correctie van € 19.544 minus 50%
van het eigenwoningforfait van € 689).
Het inkomen uit sparen en beleggen zal in die zin worden aangepast dat slechts 50% van de
eigen woning wordt aan gemerkt als bezitting en 50% van de hypotheek als schuld.
(…..)”
3 Geschil alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of het door belanghebbende betaalde bedrag van, afgerond, € 19.544 een onderhoudsverplichting betreft als bedoeld in artikel 6:3, lid 1, aanhef en onder a, van de Wet IB 2001.
Belanghebbende is van mening dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord.
De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot wijziging van de aanslag, rekening houdend met een betaald bedrag van € 19.544 aan partneralimentatie. De Inspecteur concludeert, primair, tot ongegrondverklaring van het hoger beroep.
Subsidiair concludeert de Inspecteur tot gegrondverklaring van het hoger beroep en tot nadere vaststelling van het verzamelinkomen op een bedrag van € 60.557.