Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-04-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:1289, 13-00936

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-04-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:1289, 13-00936

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
9 april 2015
Datum publicatie
16 april 2015
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2015:1289
Formele relaties
Zaaknummer
13-00936

Inhoudsindicatie

Belanghebbende is tijdens de bezwaarprocedure ontbonden. Zij maakt aanspraak op een bate en wendt rechtsmiddelen aan om die aanspraak bij rechtelijke instanties te toetsen. Daarmee is gegeven dat de vereffening van vermogen van belanghebbende voortduurt. Belanghebbende is ontvankelijk in beroep.

Met de door de Inspecteur gegeven aannemelijke verklaringen voor de toename van de lonen en salarissen en de afname van de pensioenvoorziening met de schuld aan de Stichting, behoefde de Inspecteur niet te twijfelen dat de in de aangifte opgenomen gegevens juist waren. De Inspecteur heeft zijn onderzoekplicht niet verzaakt, er is geen sprake van een ambtelijk verzuim. Geen schending van gelijkheids- of vertrouwensbeginsel omtrent de wijze van het corrigeren van de pensioenoverdracht.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 13/00936

Uitspraak op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst Zuidwest,

hierna: de Inspecteur,

tegen de uitspraken van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 16 juli 2013, nummer AWB 12/180, in het geding tussen

[belanghebbende] , was gevestigd te [vestigingsplaats],

hierna: belanghebbende,

en

de Inspecteur,

betreffende na te noemen navorderingsaanslag en beschikkingen.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is met dagtekening 9 oktober 2010, onder aanslagnummer [aanslagnummer], opgelegd een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting over het jaar 2006 (hierna: de navorderingsaanslag), berekend naar een belastbaar bedrag van € 108.156, alsmede bij beschikking een bedrag van € 5.490 aan heffingsrente in rekening gebracht en een beschikking tot herziening van het over 2006 vastgestelde verlies genomen. Na daartegen bij brief van 16 november 2010 gemaakt bezwaar, heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken de navorderingsaanslag en de beschikkingen gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 302. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar, alsmede de navorderingsaanslag en de beschikking heffingsrente vernietigd en vergoeding van griffierecht en proceskosten gelast.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft de Inspecteur bij brief van 22 augustus 2013 hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Het onderzoek ter zitting (alsmede in de zaken bij het Hof bekend onder de kenmerken 13/00934 en 13/00935) heeft plaatsgehad op 12 september 2014 te ’s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, namens belanghebbende, de heer [A], als gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door de heer [B], vereffenaar en voormalig bestuurder van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heer [C], mevrouw [D] en mevrouw [E].

1.5.

Partijen hebben te dezer zitting ieder een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.

1.6.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.7.

Van het onderzoek ter zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende is opgericht op 18 maart 1994 door de heer [B] (hierna: de heer [B]), chirurg van beroep. Bij de oprichting werd het aandeel van de heer [B] in [F] ingebracht. De heer [B] is sinds de oprichting enig aandeelhouder en als directeur enig werknemer van belanghebbende. Belanghebbende heeft ten behoeve van de heer [B] een pensioenregeling getroffen en daartoe een pensioenvoorziening in eigen beheer opgebouwd. Op 1 juni 2006 is de heer [B] 65 jaar geworden en heeft hij zijn werkzaamheden als chirurg beëindigd.

2.2.

De bij belanghebbende opgebouwde pensioenverplichting is op 28 december 2006 overgedragen aan Stichting [BB] (hierna: de Stichting), opgericht op 19 december 2006. Met betrekking tot deze overdracht is een overeenkomst gesloten tussen belanghebbende, de Stichting en de pensioengerechtigden, zijnde de heer [B] en zijn echtgenote, welke overeenkomst is geregistreerd op 29 december 2006 bij de inspecteur te Rotterdam. In deze overeenkomst is bepaald dat de overdrachtswaarde wordt berekend op basis van sterftetabel GBM/GBV 1995-2000, leeftijdsterugstelling van vijf jaar voor mannen en zes jaar voor vrouwen, een rekenrente van 3,74%, een na-indexatie van 2,11% en een vaste kostenopslag. De overdrachtswaarde is aldus bepaald op een bedrag van € 674.107. Betalingen tot dit bedrag aan de Stichting hebben in 2007 successievelijk plaatsgehad.

2.3.

Op 26 september 2007 heeft belanghebbende de aangifte vennootschapsbelasting over het jaar 2006 (hierna: de aangifte) digitaal ingediend en wel naar een belastbaar bedrag van negatief € 23.050. In de aangifte heeft belanghebbende met betrekking tot de onder 2.2 vermelde pensioenoverdracht het volgende opgenomen:

- aan het begin van het boekjaar 2006 bedroeg de post “Pensioenvoorziening” € 425.229 en aan het eind van het boekjaar was deze nihil;

- aan het begin van het boekjaar 2006 bedroeg de post “Overlopende passiva” € 3.985 en aan het eind van het boekjaar € 676.707;

- bij de winstberekening over 2006 blijkt de post “Netto-omzet” ten opzichte van 2005 bijna gehalveerd (van € 204.943 in 2005 naar € 104.118 in 2006) en de post “Lonen en salarissen” is gestegen van € 186.068 in 2005 naar € 313.511 in 2006;

- uit de “Specificaties op de jaarstukken” blijkt dat de post “Overlopende passiva” ultimo 2006 onder meer omvat een schuld aan de Stichting van € 674.107.

2.4.

Belanghebbende heeft in de aangifte het verschil tussen de overdrachtswaarde van de pensioenverplichting ad € 674.107 en de boekwaarde van de pensioenvoorziening per ultimo 2005 van € 425.229, zie 2.3, is € 248.878 onder de post “Lonen en salarissen” ten laste van de bij haar in aanmerking te nemen belastbare winst over het jaar 2006 gebracht.

2.5.

De aangifte is op 30 september 2008 in het geautomatiseerde systeem van de Belastingdienst verwerkt. Een wijziging in de pensioenvoorziening vormt geen reden voor “uitworp” van de aangifte bij de geautomatiseerde afdoening. Met dagtekening 25 oktober 2008 is aan belanghebbende de primitieve aanslag vennootschapsbelasting over het jaar 2006 opgelegd, waarbij bij beschikking het te verrekenen verlies is vastgesteld op een bedrag van € 23.050.

2.6.

De Stichting heeft haar eerste aangifte vennootschapsbelasting over het boekjaar 1 december 2006 tot en met 31 december 2007 ingediend op 2 juli 2009. Op 9 februari 2010 heeft de Inspecteur over deze aangifte aan de Stichting vragen gesteld. De gevraagde gegevens zijn, na een rappel van 4 mei 2010, door hem ontvangen.

2.7.

De Stichting heeft met de kinderen van de heer [B] in 2007 een contra-verzekering afgesloten.

2.8.

Bij kennisgeving van 14 juli 2010 informeert de Inspecteur belanghebbende over zijn voornemen een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting over het jaar 2006 op te leggen. Naar zijn mening kunnen de aangegeven na-indexatielasten niet in aanmerking worden genomen en is de rekenrente op een onjuist percentage gesteld. Bij brief van 12 augustus 2010 bestrijdt belanghebbende de navordering vanwege het ontbreken van een nieuw feit en stelt belanghebbende dat een eventuele correctie via de foutenleer moet worden verwerkt.

2.9.

Aan belanghebbende is met dagtekening 9 oktober 2010 de navorderingsaanslag opgelegd, waarbij een bedrag van € 131.206 vanwege de na-indexatie is gecorrigeerd. De navorderingsaanslag is berekend naar een belastbaar bedrag van -/- € 23.050 plus € 131.206, is € 108.156.

Tussen partijen is niet meer in geschil dat het bedrag voor de na-indexatie feitelijk op € 139.401 moet worden berekend. De navorderingsaanslag is derhalve eerder te laag dan te hoog vastgesteld.

Belanghebbende heeft, middels betaling door de heer [B] op 18 januari 2012, het nagevorderde belastingbedrag van € 31.083 en de heffingsrente van € 5.490 geheel voldaan.

2.10.

Het besluit tot ontbinding van belanghebbende is door de algemene vergadering van aandeelhouders genomen op 3 december 2010. De heer [B] is de vereffenaar van belanghebbende. Op 14 december 2010 is bij de Kamer van Koophandel voor Zuidwest-Nederland geregistreerd, dat belanghebbende als “ontbonden rechtspersoon is opgehouden te bestaan, omdat geen bekende baten meer aanwezig zijn met ingang van 03 - 12 - 2010”.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is het antwoord op de volgende vragen:

I. Heeft de Rechtbank belanghebbende terecht ontvankelijk verklaard in haar beroep?

II. Zo ja, beschikte de Inspecteur over het voor navordering vereiste nieuwe feit als bedoeld in artikel 16 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) en zijn bij de navordering algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht genomen?

De cijfermatige juistheid van de navorderingsaanslag op zich is niet (meer) in geschil.

Belanghebbende is van mening, dat de eerste vraag bevestigend en de tweede vraag ontkennend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Tijdens het onderzoek ter zitting hebben zij hun standpunten nader toegelicht.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank. De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot niet‑ontvankelijkheid van het beroep, dan wel ongegrondverklaring van het beroep en bevestiging van de uitspraken op bezwaar.

4 Gronden

5 Beslissing