Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 16-07-2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:5246, AWB-12_180

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 16-07-2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:5246, AWB-12_180

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
16 juli 2013
Datum publicatie
15 augustus 2013
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2013:5246
Formele relaties
Zaaknummer
AWB-12_180
Relevante informatie
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025]

Inhoudsindicatie

Nu belanghebbende vóór het moment van ontbinding en vereffening bezwaar heeft gemaakt tegen de aan haar opgelegde navorderingsaanslag, kan zij die procedure ook in beroep voortzetten. Het beroep is dan ook ontvankelijk. De rechtbank is voorts van oordeel dat de geautomatiseerde afdoening van de aangifte voor rekening en risico van de inspecteur komt. Dat betekent dat geen sprake is van een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt. De navorderingsaanslag moet worden vernietigd.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Procedurenummer AWB 12/180

uitspraak van 16 juli 2013

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] BV in liquidatie, was gevestigd te [plaats],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Zuidwest, kantoor Goes,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting (Vpb) over het jaar 2006 opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 108.156 (aanslagnummer [nummer].V.67) en daarbij is bij beschikking een bedrag aan heffingsrente in rekening gebracht van € 5.490 (hierna: de navorderingsaanslag).

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 14 december 2011 de navorderingsaanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd. Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 13 januari 2013, per fax ontvangen bij de rechtbank op diezelfde dag, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 302.

1.3.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juni 2013 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Berkel en Rodenrijs, vergezeld door de vereffenaar van belanghebbende, [DGA] en namens de inspecteur, [gemachtigden].

1.5.

Partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan elkaar.

1.6.

Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift op dezelfde dag als deze uitspraak aan partijen is verzonden. De zaken met de procedurenummers 12/178, 12/179 en 12/180 zijn gelijktijdig behandeld.

1.7.

De rechtbank heeft aanvankelijk een mondelinge uitspraak aangekondigd voor 18 juni 2013. Bij brief van 14 juni 2013 is aan partijen medegedeeld dat het niet mogelijk is gebleken uitspraak te doen binnen de hiervoor genoemde termijn en dat de rechtbank op 16 juli 2013 schriftelijk uitspraak zal doen.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding stelt de rechtbank als tussen partijen niet in geschil, de volgende feiten vast:

2.1.

Belanghebbende is op [datum] 1994 opgericht. [DGA] (hierna: dga), geboren op [datum] 1946, is sinds de datum van oprichting enig aandeelhouder en bestuurder van belanghebbende.

2.2.

Belanghebbende heeft ten behoeve van de dga een pensioenregeling getroffen en daartoe in eigen beheer een pensioenvoorziening gevormd. De boekwaarde van de pensioenvoorziening bedroeg ultimo 2005 € 425.229.

2.3.

Belanghebbende heeft ultimo 2006 de pensioenverplichting aan [de Stichting] (hierna: de Stichting) overgedragen. Dit op grond van een tussen hen gesloten overeenkomst. Belanghebbende en de Stichting hebben de overdrachtswaarde van de pensioenverplichting bepaald op € 674.107. Dit is de netto actuariële koopsom van € 654.107 vermeerderd met een kostenopslag van € 20.000. De netto actuariële koopsom is berekend met toepassing van de volgende grondslagen:

-

sterftetabel GBM/GBV 1995-2000 met leeftijdsterugstelling van 5 jaar voor mannen;

-

een rekenrente van 3,74%; en

-

een na-indexatie van 2,11%.

2.4.

Belanghebbende heeft de aangifte Vpb over het jaar 2006 (hierna: de aangifte) elektronisch op 27 september 2007 ingediend. Uit de door belanghebbende ingediende aangifte blijkt onder meer het volgende:

-

aan het begin van het boekjaar 2006 was er een pensioenvoorziening van € 425.229, aan het einde van het boekjaar was die nihil;

-

aan het begin van het boekjaar was de post “overlopende activa” € 3.985 en aan het end van het boekjaar € 676.707;

-

de omzet is ten opzichte van 2005 bijna gehalveerd (€ 204.943 in 2005 en € 104.118 in 2006) en de post “lonen etc” is gestegen van € 186.068 in 2005 naar € 313.511 in 2006;

-

in de specificatie van de balans staat dat de “overlopende passiva” onder meer bestaan uit een schuld aan ‘[de Stichting]’ ultimo 2006 van € 674.107.

2.5.

Belanghebbende heeft het verschil tussen de overdrachtswaarde van de pensioenverplichting (€ 674.107) en de boekwaarde van de pensioenvoorziening ultimo 2005 (€ 425.229) als ‘lonen en salarissen’ in mindering gebracht bij de bepaling van haar belastbare winst over 2006.

2.6.

De aanslag Vpb 2006 is met dagtekening 25 oktober 2008 conform de ingediende aangifte opgelegd. Daarbij is het verlies over 2006 bij beschikking vastgesteld op € 23.050. Dat verlies is verrekend met de aanslagen Vpb over 2003 en 2004.

2.7.

Als gevolg van de informatie verkregen bij de aanslagregeling van de Stichting is de onderhavige navorderingsaanslag, met dagtekening 9 oktober 2010, aan belanghebbende opgelegd. Gecorrigeerd is een bedrag van € 131.206. De inspecteur heeft in het verweerschrift berekend dat die correctie te laag is. Volgens hem moet zowel voor de na-indexatie van 2,11% gecorrigeerd worden als voor de te lage rekenrente van 3,74% in plaats van 4%, wat leidt tot correcties van respectievelijk € 139.401 en € 13.410. Tussen partijen is blijkbaar niet in geschil dat de navorderingsaanslag tevens een beschikking is tot herziening van het over 2006 vastgestelde verlies.

2.8.

Belanghebbende heeft het nagevorderde belastingbedrag van € 31.083 en de in rekening gebrachte heffingsrente van € 5.490 geheel voldaan.

2.9.

Het besluit tot ontbinding van belanghebbende is door de algemene vergadering van aandeelhouders genomen op 3 december 2010. De dga is de vereffenaar van belanghebbende (hierna: de vereffenaar). In het handelsregister van de Kamer van Koophandel staat ten aanzien van belanghebbende onder meer geregistreerd: “Op 14 - 12 - 2010 is geregistreerd dat de ontbonden rechtspersoon is opgehouden te bestaan, omdat geen bekende baten meer aanwezig zin met ingang van 03 - 12 - 2010.”

3 Geschil

3.1.

Tussen partijen is uitsluitend in geschil:

  1. Of het beroep ontvankelijk is;

  2. Zo ja, of de inspecteur beschikt over een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt;

  3. Zo ja, of de inspecteur de aftrek van de koopsom voor de pensioenverplichting die betrekking heeft op het verschil in rekenrente van tussen de 3,74% en 4% terecht heeft gecorrigeerd.

Belanghebbende beantwoordt de eerste vraag bevestigend en de overige vragen ontkennend. De inspecteur is de tegenovergestelde mening toegedaan. Ter zitting heeft belanghebbende haar verzet tegen de correctie voor na-indexatie van 2,11% laten varen.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en hetgeen daar ter zitting aan is toegevoegd.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, vernietiging van de navorderingsaanslag en de beschikking heffingsrente. De inspecteur concludeert primair tot niet-ontvankelijkheid van het beroep en subsidiair tot ongrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing