Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 16-04-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:1381, 14-00383
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 16-04-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:1381, 14-00383
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 16 april 2015
- Datum publicatie
- 28 mei 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2015:1381
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2014:781, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 14-00383
Inhoudsindicatie
Belanghebbende doet via het internet mee aan pokerspelen. De volgende punten zijn in geschil: (1) vormt internetpoker een kansspel, (2) is de maatstaf van heffing over de prijzen/resultaten van de buitenlandse internetkansspelen in strijd met het Unierecht, (3) schendt de inspecteur het gelijkheidsbeginsel, (4) de ingangsdatum van de wetswijziging van de Wet op de kansspelbelasting (KSB), (5) is sprake van een onredelijke heffing? Hof: gelet op het arrest Hoge Raad, 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1625, vormt internetpoker een kansspel. Het arrest betrof weliswaar ‘live’ pokertoernooien, terwijl het hier gaat om pokerspelen via het internet, maar dat onderscheid is niet relevant (zie ook, over internetpoker, Hoge Raad 27 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:471). Het Hof is van oordeel dat de Rechtbank ook alle andere geschilpunten terecht in het voordeel van de inspecteur heeft beslist. Voor wat betreft geschilpunt 2, wijst het Hof nog op het reeds aangehaalde arrest ECLI:NL:HR:2015:471, uit welk arrest volgt, dat bij internetpoker uitsluitend een beroep kan worden gedaan op artikel 56 EU-verdrag (vrijheid van dienstenverkeer) en niet op artikel 63 EU verdrag (vrijheid van kapitaalverkeer). Omdat de aanbieders van de onderhavige pokerspelen niet binnen de EU zijn gevestigd, faalt het beroep op artikel 56 EU.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 14/00383
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 11 februari 2014, nummer AWB 13/2976 in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, [vestigingsplaats],
hierna: de Inspecteur,
betreffende de aan belanghebbende voor het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008 opgelegde naheffingsaanslag in de kansspelbelasting, aanslagnummer [aanslagnummer].
De zitting heeft plaatsgehad op 2 april 2015 te ‘s-Hertogenbosch. Partijen zijn met kennisneming aan het Hof niet verschenen. Het Hof heeft het onderzoek gesloten en aangekondigd dat mondeling uitspraak wordt gedaan op 16 april 2015.
Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Gronden
1. Voor de feiten verwijst het Hof naar onderdelen 2.1 tot en met 2.4 van de uitspraak van de Rechtbank.
2. Bij de Rechtbank waren de volgende vragen in geschil:
1. Is het internetpokerspel ten onrechte aangemerkt als een kansspel?
2. Is de maatstaf van heffing over de prijzen/resultaten van de buitenlandse internetkansspelen in strijd met het Unierecht, waaronder het vrije verkeer van diensten (artikel 56 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)?
3. Is sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel?
4. Is de gewijzigde wetgeving van de KSB ten onrechte met ingang van 1 november 2008 toegepast in plaats van met ingang van 1 januari 2008?
5. Is sprake van een onredelijke heffing?
Belanghebbende beantwoordde voormelde vragen bevestigend en de Inspecteur ontkennend. De Rechtbank heeft belanghebbende voor alle vragen in het ongelijk gesteld.
3. Belanghebbende bestrijdt in zijn hogerberoepschrift uitsluitend het oordeel van de Rechtbank, dat het internetpokerspel een kansspel is.
4. De Rechtbank heeft als volgt overwogen.
Belanghebbende heeft aangevoerd dat sprake is van een behendigheidsspel omdat het resultaat van het pokerspel afhankelijk is van de behendigheid, kennis en tactiek van de speler. De rechtbank acht aannemelijk dat het resultaat dat een deelnemer met het pokerspel behaalt, mede bepaald wordt door zijn behendigheid, kennis en tactiek. Dat is echter onvoldoende voor het oordeel dat deelnemers in het algemeen overwegende invloed kunnen uitoefenen op het spelresultaat. Óf een pokerspeler met zijn behendigheid, kennis en tactiek daadwerkelijk succes boekt, hangt, naar de rechtbank aannemelijk acht, namelijk in zodanige mate af van onvoorspelbare factoren die zich bovendien aan beïnvloeding door de pokerspeler onttrekken, dat een gunstig resultaat afhankelijk blijft van toevalsfactoren, namelijk de uitgedeelde kaarten en de bevattelijkheid van de medespelers voor tactieken van anderen. Voor de vraag of sprake is van een overwegende invloed op de
kansbepaling is voorts beslissend welke resultaten de grote meerderheid van de spelers in de praktijk bij het spel behaalt, of ook wel hoe de grote meerderheid van de spelers het spel in de praktijk speelt (vergelijk Hof Amsterdam, 27 juni 2013, nr. 11//00975, ECLI: NL:GHAMS:2013:2316).
5. Het Hof sluit zich bij de overwegingen van de Rechtbank aan.
6. Opmerking verdient, dat de Hoge Raad de door de Rechtbank gememoreerde uitspraak van Hof Amsterdam heeft bevestigd (Hoge Raad, 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1625). Dat geval betrof ‘live’ pokertoernooien, terwijl het hier gaat om pokerspelen via het internet. Het Hof acht dat onderscheid niet relevant. Hooguit moet men constateren, dat poker via het internet een (nog) sterker element van kans in zich draagt dan live poker. Het internet vermindert de eventuele behendigheidselementen van het spel: er is geen mogelijkheid om de al dan niet verbale uitingen van de medespelers te bestuderen en te interpreteren; de mogelijkheden van een goede ‘poker face’ gaan verloren; de speler ziet alleen de door de computer gepresenteerde keuzes die de andere spelers – gebruik makend van een alias (of ‘nickname’) – maken. Het onderhavige internetpoker vormt daarom, naar het oordeel van het Hof, net zoals live poker, een kansspel (zie ook, over internetpoker, Hoge Raad 27 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:471).
7. Het Hof is overigens van oordeel dat de Rechtbank alle andere geschilpunten juist heeft beslist. Voor wat betreft geschilpunt 2, wijst het Hof nog op het reeds aangehaalde arrest ECLI:NL:HR:2015:471, uit welk arrest volgt, dat bij internetpoker uitsluitend een beroep kan worden gedaan op artikel 56 EU-verdrag (vrijheid van dienstenverkeer) en niet op artikel 63 EU‑verdrag (vrijheid van kapitaalverkeer). Omdat de aanbieders van de onderhavige pokerspelen niet binnen de EU zijn gevestigd, faalt, zoals de Rechtbank terecht heeft beslist, het beroep op artikel 56 EU.
Ten aanzien van het griffierecht
8. Het Hof is van oordeel dat er geen redenen aanwezig zijn om te gelasten dat de Inspecteur aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoedt.
Ten aanzien van de proceskosten
9. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
Slot
10. Gelet op al het vorenoverwogene moet worden beslist als bovenvermeld.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
Aldus gedaan door P.A.G.M. Cools, voorzitter, W.E.M. van Nispen tot Sevenaer en T.A. Gladpootjes, leden, en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van A.A. van Wendel de Joode, griffier, in het openbaar uitgesproken op 16 april 2015.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 16 april 2015.
op:
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH
‘s-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.
-
Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
-
Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht.
d. de gronden van het beroep in cassatie
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt de indiener de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep ontvangt de indiener een nota griffierecht van de Hoge Raad.
In het beroepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.