Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-05-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:1853, 14-00452 tot en met 14-00465

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-05-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:1853, 14-00452 tot en met 14-00465

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
21 mei 2015
Datum publicatie
10 juli 2015
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2015:1853
Formele relaties
Zaaknummer
14-00452 tot en met 14-00465

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft een inkeerverzoek gedaan. Hij stelt in beroep en hoger beroep dat de Inspecteur bij het opleggen van de navorderingsaanslagen niet voortvarend heeft gehandeld. Het Hof oordeelt dat een deel van de periode waarin de Inspecteur geen activiteiten heeft verricht is toe te schrijven aan het aan belanghebbende verleende uitstel voor het verstrekken van nadere informatie. In zoverre is de inactiviteit verklaarbaar. Na eliminatie van deze periode van verleend uitstel resteert minder dan zes maanden inactiviteit. De vraag of de standstillbepaling van toepassing is behoeft dan geen behandeling. Het hoger beroep is ongegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 14/00452 tot en met 14/00465

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende],

wonende te [woonplaats],

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 26 februari 2014, nummers AWB 12/6632 tot en met 12/6639 en 12/6641 tot en met 12/6646, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende zijn met dagtekening 24 september 2011 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd. Het betreft de volgende navorderingsaanslagen:

Belasting-

Soort

Jaar

Aanslag-

nummer

[000.00.000].

Kenmerk

Hof

IB/PVV

Te betalen

IB/PVV

2006

H67

14/00464

13.494

10.203

IB/PVV

2007

H77

14/00465

10.683

9.327

1.2.

Aan belanghebbende zijn met dagtekening 1 oktober 2011 navorderingsaanslagen in de IB/PVV en in de vermogensbelasting (hierna: VB) opgelegd. Tevens is bij beschikkingen heffingsrente in rekening gebracht. Het betreft de volgende navorderingsaanslagen en beschikkingen:

Belasting-

Soort

Jaar

Aanslag-

nummer

[000.00.000].

Kenmerk

Hof

Navordering

Heffings-

rente

IB/PVV

1997

H77

14/00452

f

62.045

30.719

IB/PVV

1998

H87

14/00454

f

62.461

28.894

IB/PVV

1999

H97

14/00456

f

79.024

34.186

IB/PVV

2000

H07

14/00458

f

42.828

16.973

IB/PVV

2001

H17

14/00459

16.966

5.983

IB/PVV

2002

H27

14/00460

9.962

3.184

IB/PVV

2003

H37

14/00461

9.772

2.859

IB/PVV

2004

H47

14/00462

9.406

2.422

IB/PVV

2005

H57

14/00463

9.013

1.870

VB

1998

K87

14/00453

f

13.006

6.016

VB

1999

K97

14/00455

f

12.306

5.323

VB

2000

K07

14/00457

f

11.081

4.391

1.3.

De in 1.2 aangehaalde navorderingsaanslagen en beschikkingen inzake heffingsrente zijn, na daartegen gemaakt bezwaar bij uitspraken van de Inspecteur met dagtekening 24 oktober 2012 gehandhaafd.

1.4.

De in 1.1 aangehaalde navorderingsaanslagen zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Inspecteur met dagtekening 16 november 2012 gehandhaafd.

1.5.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van het beroep met nummer AWB12/6632 heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 42. De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.6.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van het beroep met kenmerk 14/00452 heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 122. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 8 april 2015 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [A], als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heer [B] en de heer [C].

1.8.

Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.

1.9.

Aan het einde van deze zitting heeft het Hof het onderzoek gesloten.

1.10.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

2.1.

Bij brief van 29 december 2009 heeft de gemachtigde namens belanghebbende om toepassing van de inkeerregeling verzocht. Het betrof vermogen van belanghebbende dat op Zwitserse bankrekeningen stond ten name van de in Zwitserland gevestigde ‘[D]’. Bij het verzoek was een overzicht gevoegd van de volgens belanghebbende verschuldigde IB/PVV en VB. Tevens waren bankoverzichten bijgevoegd vanaf het jaar 1997. Eveneens op 29 december 2009 heeft de Inspecteur gebeld met de gemachtigde van belanghebbende (hierna: de gemachtigde) in verband met het verstrijken van de navorderingstermijn voor de middelen/jaren IB/PVV 1997 en 2004, en VB 1998. Per e‑mail heeft de Inspecteur aan de gemachtigde een concept-uitstelverklaring toegestuurd.

2.2.

Op 5 januari 2010 ontvangt de Inspecteur een verklaring van de gemachtigde, waarin belanghebbende akkoord gaat met het opleggen van de navorderingsaanslagen IB/PVV 1997 en 2004 en VB 1998 en de daarbij behorende beschikkingen inzake heffingsrente buiten de verlengde respectievelijk reguliere navorderingstermijn die op 31 december 2009 zou verlopen.

2.3.

Bij brief van 10 februari 2010 heeft de Inspecteur de gemachtigde verzocht om nadere informatie ten aanzien van de in het buitenland aangehouden bankrekeningen en de betrokkenheid bij het buitenlandse doelvermogen. De Inspecteur verzoekt om een reactie vóór 15 maart 2010.

2.4.

Op 22 maart 2010 ontvangt de Inspecteur van de gemachtigde een verzoek om verlenging van de termijn voor de beantwoording van de in 2.3 bedoelde brief tot en met 30 april 2010. In dit verzoek is verder vermeld: “Zonder uw uitdrukkelijk anders luidend tegenbericht, ga ik ervan uit dat u zich hierin kunt vinden.”

2.5.

In april 2010 verzoekt de gemachtigde telefonisch, via mevrouw [E] van zijn kantoor, de Inspecteur de termijn voor de beantwoording van de in 2.3 bedoelde brief verder te verlengen tot 1 juli 2010.

2.6.

Blijkens de door gemachtigde of een van zijn kantoormedewerkers geplaatste aantekening op het afschrift van de onder 2.4 vermelde brief, is de Inspecteur akkoord gegaan met het in 2.5 vermelde verzoek en heeft hij uitstel verleend voor de beantwoording van de in 2.3 bedoelde brief tot 1 juli 2010.

2.7.

Op 3 november 2010 neemt de Inspecteur telefonisch contact op met het kantoor van de gemachtigde, omdat hij nog geen antwoord heeft ontvangen op de in 2.3 bedoelde brief. Een kantoorgenoot van de gemachtigde zegt toe dat de Inspecteur wordt teruggebeld.

2.8.

Bij brief van 24 november 2010 herinnert de Inspecteur de gemachtigde aan de in 2.3 bedoelde brief en verzoekt hij om uitstel voor het opleggen van de navorderingsaanslagen IB/PVV 1998 en 2005 en VB 1999.

2.9.

Bij brief van 7 december 2010 herinnert de Inspecteur de gemachtigde aan de in 2.8 bedoelde brief.

2.10.

Op 8 december 2010 ontvangt de Inspecteur een verklaring van de gemachtigde, waarin belanghebbende ermee akkoord gaat dat de navorderingsaanslagen IB/PVV 1998 en 2005 en VB 1999 en de daarbij behorende beschikkingen heffingsrente worden opgelegd uiterlijk 30 juni 2011.

2.11.

Bij brief van 14 januari 2011 van de Inspecteur aan de gemachtigde wordt gevraagd om aanvullende informatie, bewijsstukken en berekeningen.

2.12.

Op 17 januari 2011 worden uitdraaien gemaakt van de aangiften IB/PVV 2001 tot en met 2008 van belanghebbende.

2.13.

Op 11 februari 2011 ontvangt de Inspecteur een brief van de gemachtigde waarin deze verzoekt om nader uitstel voor de beantwoording van de in 2.11 bedoelde brief.

2.14.

Bij brief van 14 februari 2011 verduidelijkt de Inspecteur voor de gemachtigde de vragen zoals gesteld in de in 2.11 bedoelde brief.

2.15.

Op 28 februari 2011 ontvangt de Inspecteur twee brieven van de gemachtigde, waarin de vragen zoals gesteld in de in 2.11 bedoelde brief worden beantwoord.

2.16.

Bij brief van 2 maart 2011 geeft de Inspecteur een reactie op de in 2.15 bedoelde brieven en verzoekt hij de ontbrekende antwoorden, de volledige gespecificeerde overzichten van de opbrengsten en fiscaal aftrekbare kosten over de jaren 1997 tot en met 2001 en de daarbij behorende bewijsstukken.

2.17.

Op 7 april 2011 worden prints gemaakt van de aangiften van de echtgenote van belanghebbende. Voorts worden in april voorlopige berekeningen opgemaakt.

2.18.

Op 12 april 2011 neemt de Inspecteur telefonisch contact op voor het maken van een afspraak.

2.19.

Bij brief van 18 april 2011 herinnert de Inspecteur de gemachtigde aan de in 2.16 bedoelde vragenbrief.

2.20.

Op 3 mei 2011 ontvangt de Inspecteur een brief van de gemachtigde met bijlagen, waarin hij de in 2.16 bedoelde vragenbrief beantwoordt.

2.21.

Op 11 mei 2011 ontvangt de Inspecteur een brief van de gemachtigde met bijlagen.

2.22.

Op 12 mei 2011 ontvangt de Inspecteur een e‑mailbericht van een kantoorgenoot van de gemachtigde.

2.23.

Op 16 mei 2011 ontvangt de Inspecteur een cc van een e-mailbericht van [F] van [G] aan een kantoorgenoot van gemachtigde.

2.24.

Bij brief van 19 mei 2011 stuurt de Inspecteur diverse berekeningen aan de gemachtigde. Het betreft berekeningen van het fiscale nadeel per jaar en de heffingsrentebedragen tot 15 april 2011. De berekeningen wijken deels af van de berekeningen bij het inkeerverzoek. Belanghebbende krijgt de gelegenheid te reageren tot uiterlijk 6 juni 2011.

2.25.

Op 1 juni 2011 ontvangt de Inspecteur de brief van gemachtigde, waarin hij te kennen geeft dat de in 2.24 bedoelde berekeningen onduidelijkheden bevatten en voorstelt de navorderingsaanslag(en) ter behoud van rechten op te leggen conform de in 2.24 bedoelde berekeningen.

2.26.

Op 14 juni 2011 vindt een bespreking tussen de Inspecteur en de gemachtigde plaats ten kantore van de gemachtigde. Tijdens deze bespreking zijn onder andere de in 2.24 bedoelde berekeningen toegelicht.

2.27.

Op 29 en 30 juni 2011 vindt e-mail verkeer plaats tussen de Inspecteur en de gemachtigde.

2.28.

Bij brief van 12 juli 2011 verzoekt de Inspecteur de gemachtigde om uitstel voor het opleggen van de navorderingsaanslag(en) tot uiterlijk 30 september 2011.

2.29.

Op 19 juli 2011 wordt het uitstel voor het opleggen van de aanslag(en) bevestigd.

2.30.

Bij brief van 18 augustus 2011 herinnert de Inspecteur de gemachtigde aan de beantwoording van de in 2.24 bedoelde brief.

2.31.

Op 30 augustus 2011 ontvangt de Inspecteur een brief van de gemachtigde, waarin hij meedeelt met de omvang van de correcties in te stemmen en bezwaar te hebben tegen formele aspecten van de op te leggen navorderingsaanslagen.

2.32.

Op 2 en 5 september 2011 vinden administratieve handelingen plaats ten behoeve van het opleggen van de navorderingsaanslagen.

2.33.

Met dagtekening 24 september 2011 worden de in 1.1 aangehaalde navorderingsaanslagen opgelegd.

2.34.

Met dagtekening 1 oktober 2011 worden de in 1.2 aangehaalde navorderingsaanslagen en beschikkingen opgelegd.

2.35.

Op 21 oktober 2011 ontvangt de Inspecteur de bezwaarschriften tegen de navorderingsaanslagen IB/PVV over de jaren 1997 tot en met 2000 en VB over de jaren 1998 tot en met 2000.

2.36.

Op 24 oktober 2011 ontvangt de Inspecteur de bezwaarschriften tegen de navorderingsaanslagen IB/PVV 2001 tot en met 2005.

2.37.

Op 25 oktober 2011 ontvangt de Inspecteur de bezwaarschriften tegen de navorderingsaanslagen IB/PVV 2006 en 2007.

2.38.

Bij brief van 25 oktober 2011 heeft de Inspecteur de ontvangst van de in 2.35 en 2.36 bedoelde bezwaarschriften bevestigd.

2.39.

Op 8 december 2011 heeft de Inspecteur gesproken met de gemachtigde over de aanpak van de behandeling van de bezwaarschriften.

2.40.

Op 13 januari 2012 heeft de Inspecteur de gemachtigde gebeld en te kennen gegeven in gesprek te willen gaan. De gemachtigde heeft toen toegezegd, na overleg met belanghebbende, terug te bellen.

2.41.

Bij brief van 22 maart 2012 heeft de Inspecteur de gemachtigde verzocht contact met hem op te nemen. Op deze brief heeft de gemachtigde niet gereageerd.

2.42.

Op 17 september 2012 heeft de Inspecteur aan de gemachtigde vooraankondigingen doen toekomen betreffende de afhandeling van de bezwaarschriften tegen de in 1.2 aangehaalde navorderingsaanslagen.

2.43.

Op 24 oktober 2012 heeft de Inspecteur uitspraken op bezwaar tegen de in 1.2 aangehaalde navorderingsaanslagen en beschikkingen heffingsrente gedaan.

2.44.

De brief van 30 oktober 2012 bevat vooraankondigingen van de uitspraken op bezwaar tegen de in 1.1 aangehaalde navorderingsaanslagen.

2.45.

Op 16 november 2012 heeft de Inspecteur uitspraken op bezwaar tegen de in 1.1 aangehaalde navorderingsaanslagen gedaan.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

  1. Is de navorderingsaanslag IB/PVV 2005 binnen de reguliere navorderingstermijn van artikel 16, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de AWR) opgelegd? Meer in het bijzonder is in geschil of voor het indienen van de aangifte IB/PVV 2005 kenbaar uitstel is verleend;

  2. Is artikel 64 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU), ofwel de standstillbepaling, van toepassing?;

  3. Heeft de Inspecteur voldoende voortvarend gehandeld bij het opleggen van de navorderingsaanslagen die met toepassing van de verlengde navorderingstermijn van artikel 16, vierde lid, van de AWR zijn opgelegd?;

  4. Is de heffingsrente tot een te hoog bedrag in rekening gebracht?;

  5. Heeft belanghebbende recht op een vergoeding wegens immateriële schade?

Belanghebbende is van mening dat de vragen 1, 2 en 3 ontkennend en de vragen 4 en 5 bevestigend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is telkens de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, vernietiging van de navorderingsaanslagen IB/PVV 1997 tot en met 2005 en VB 1998 tot en met 2000 en de daarbij behorende beschikkingen inzake heffingsrente en tot vermindering van de beschikkingen inzake heffingsrente behorende bij de navorderingsaanslagen IB/PVV 2006 en 2007. Voorts concludeert belanghebbende tot een vergoeding wegens immateriële schade van € 500 voor elke zaak. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing