Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-06-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:2121, 13-00769

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-06-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:2121, 13-00769

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
12 juni 2015
Datum publicatie
16 juli 2015
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2015:2121
Formele relaties
Zaaknummer
13-00769
Relevante informatie
Wet belastingen op milieugrondslag [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 80

Inhoudsindicatie

Verpakkingenbelasting. Belanghebbende, gevestigd buiten het ressort van Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft in beroep verzocht om voeging van de zaak met de overeenkomstige zaak van een groepsmaatschappij aanhangig bij deze Rechtbank. Nu partijen daarbij zijn gebaat, verklaart het Hof in dit geval de uitspraak van de Rechtbank voor gedekt. Belanghebbende heeft de bewijslast voor haar stelling dat de kokers en de worsten, afgevuld met afdichtingskit, moeten worden uitgezonderd van het begrip ‘verpakkingen’, gezien het bepaalde in artikel 80, onderdeel a, onder 1°, dan wel 4°, van de Wet belastingen op milieugrondslag. Belanghebbende verwijst naar de Europese Richtlijn van 7 februari 2013 met de daarin genoemde printerpatronen en voert aan dat het niet opnemen van de kokers en de worsten in de exotenlijst van artikel 32, derde lid, van de Uitvoeringsregeling, zoals de daarin vermelde inkt- en tonercartridges, in strijd is met het gelijkheidsbeginsel van artikel 26 van het IVBPR. Mede gelet op het door belanghebbende overgelegde fotomateriaal en de ter zitting gegeven demonstratie van een koker met kitpistool is het Hof van oordeel dat de kokers en de worsten zijn bedoeld als onderdelen van productieapparaten, dat de gebruiksfunctie voorop staat en dat de kokers en worsten hoofdzakelijk een andere functie hebben dan een verpakkingsfunctie. Belanghebbendes beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt. De kokers en de worsten vallen onder de uitzondering, zoals belanghebbende heeft gesteld, en dienen niet als belastbare verpakkingen te worden aangemerkt.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 13/00769

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats],

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 29 april 2013, nummer AWB 11/2083, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Rivierenland, kantoor Arnhem,

hierna: de Inspecteur,

betreffende na te noemen naheffingsaanslag.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is met dagtekening 15 oktober 2009, onder aanslagnummer [aanslagnummer], over het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008 een naheffingsaanslag verpakkingenbelasting opgelegd ten bedrage van € 110.978. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraak van 1 maart 2011 de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 62.647. Bij ambtshalve gegeven vermindering van 15 maart 2011 heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag vastgesteld op een bedrag van € 51.917.

1.2.

Belanghebbende is bij brief van 11 april 2011 van de uitspraak op bezwaar in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 302.

Bij uitspraak heeft de Rechtbank het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in hoger beroep gekomen bij het Hof. Ter zake van dit hoger beroep heeft de griffier van het Hof van belanghebbende een griffierecht geheven van € 478. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Belanghebbende heeft schriftelijk gerepliceerd en de Inspecteur heeft schriftelijk gedupliceerd.

1.5.

Het onderzoek ter zitting (alsmede in de zaak bij het Hof bekend onder kenmerk 13/00768) heeft plaatsgehad op 7 maart 2014 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [A], financial manager van belanghebbende, vergezeld van de heren [B] en [C], als gemachtigden van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, mevrouw [D] en de heer [E].

1.6.

Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. Voorts heeft belanghebbende, zonder bezwaar van de Inspecteur, de betreffende producten en een printerpatroon getoond.

1.7.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.8.

Van het onderzoek ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende is fabrikant en leverancier van onder andere afdichtingskitten (hierna: de kit). De kit wordt gebruikt in de bouw, de industrie en de doe-het-zelf sector. De kit wordt door belanghebbende luchtvrij en luchtdicht afgevuld in zogenoemde kokers en worsten. De kokers en de worsten bestaan uit kunststof, aluminium en overig metaal en worden geleverd met een bijbehorend spuitmondje. Het bijgeleverde spuitmondje is een verlengstuk van de koker of de worst, dat dient om tot een goede aanbrenging van de kit te komen en om overtollig kitgebruik tegen te gaan. Voor de verwerking van de in de kokers en worsten afgevulde kit wordt specifieke verwerkingsapparatuur toegepast, het zogenoemde kitpistool voor de kokers en een kitbus voor de worsten. De kit wordt vrijwel meteen hard als hij uit de koker of de worst komt en wordt gebruikt voor afvuldoeleinden of als lijm.

2.2.

De kokers hebben over het algemeen een inhoud van ongeveer 300 ml en worden afgesloten door middel van een kunststof zuiger. De kitpistolen zijn afgestemd op de maatvoering van de kokers en de geleiding van de zuigers. Het is niet mogelijk de koker, gevuld met kit, zonder een kitpistool te gebruiken. Omdat de kit onder druk met behulp van een kitpistool wordt aangebracht, dient de koker over voldoende stevigheid te beschikken. Doordat de koker na gebruik hersluitbaar is, kan de kwaliteit van de kit voor een bepaalde periode behouden blijven. De kit kan in de koker 6 tot 12 maanden worden bewaard. De koker, de zuiger, het kitpistool en het spuitmondje vormen een op elkaar afgestemd systeem met als doel de kit op een juiste wijze aan te brengen en te verwerken.

2.3.

De worsten worden gevormd uit een drielaagse folie en hebben een inhoud van 400 of 600 ml. Een worst wordt aan beide uiteinden afgesloten door middel van een aluminium clip.

De kitbussen zijn volledig afgestemd op de maatvoering van de worsten en de geleiding van de kit door de folie door middel van een gesloten bus. Het is niet mogelijk de worsten, gevuld met kit, zonder een kitbus te verwerken. De worsten zijn niet goed hersluitbaar.

2.4.

Op de kokers en de worsten zijn veelal de bedrijfsnaam en het logo van belanghebbende, alsmede enige productie- en typegegevens afgedrukt.

2.5.

Belanghebbende heeft ter zake van de kokers en worsten geen verpakkingenbelasting op aangifte voldaan. Op 18 augustus 2009 heeft zij de gewichts- en materiaalgegevens van de kokers en de worsten aan de Inspecteur verstrekt. De Inspecteur heeft op basis van deze gegevens de naheffingsaanslag opgelegd zonder heffingsrente en zonder boete.

2.6.

Bij de behandeling van het bezwaarschrift is vastgesteld dat de naheffingsaanslag is berekend op basis van onjuiste door belanghebbende opgegeven hoeveelheden materiaal.

Bij de uitspraak op bezwaar is uitgegaan van de juiste hoeveelheden. Tussen partijen is de berekening van de nageheven belasting op het bedrag van € 51.917 niet in geschil.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Tussen partijen is in geschil of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.

Meer in het bijzonder is in geschil het antwoord op de vraag of de kokers en de worsten van het begrip ‘verpakkingen’ moeten worden uitgezonderd, gezien het bepaalde in artikel 80, onderdeel a, onder 1°, dan wel 4°, van de Wet belastingen op milieugrondslag (hierna: de Wet).

Belanghebbende is van mening dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd. De Inspecteur is de tegengestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de gedingstukken in hoger beroep, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak van de Inspecteur en van de naheffingsaanslag, alsmede tot vergoeding van de kosten verbonden aan de bezwaar- en (hoger) beroepsprocedure. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Wettelijk kader

5 Gronden

6 Beslissing