Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-07-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:2575, 14-00423

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-07-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:2575, 14-00423

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
9 juli 2015
Datum publicatie
31 juli 2015
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2015:2575
Formele relaties
Zaaknummer
14-00423

Inhoudsindicatie

Belanghebbende treedt op als artiest. De opdrachtgevers bestaan met name uit grote zorginstellingen met een professionele administratieafdeling. Hij heeft met deze opdrachtgevers steeds een nettoloonafspraak gemaakt. Hij sluit telkens een schriftelijke overeenkomst van korte duur, volgens het modelcontract van de Nederlandse Toonkunstenaarsbond. In deze overeenkomst is voor wat betreft de afdracht van de loonheffingen bepaald dat de opdrachtgever zorgdraagt voor het afdragen van loonheffingen. In 2009 had belanghebbende 63 opdrachtgevers. Van 24 opdrachtgevers heeft hij jaaropgaven ontvangen.

Het Hof oordeelt dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat bij alle opdrachtgevers inhouding van loonheffing heeft plaatsgevonden. Voorts oordeelt het Hof dat ten aanzien van de inhouding belanghebbende te goeder trouw mocht menen dat de opdrachtgevers de loonheffing zouden inhouden. Belanghebbende mag de ten onrechte niet ingehouden loonheffing als voorheffing op de inkomstenbelasting in aanmerking nemen.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 14/00423

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 28 februari 2014, nummer AWB 13/2725 in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, [vestigingsplaats] ,

hierna: de Inspecteur

betreffende na te noemen aanslag.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2009 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 11.964, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 8.324.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 44.

De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 7.792, de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig verminderd, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 974 en de Inspecteur gelast het door belanghebbende betaalde griffierecht te vergoeden.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 122.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.5.

De zitting heeft plaatsgehad op 29 april 2015 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, zijn zakenpartner, de heer [A] , zijn gemachtigden, de heer [B] en mevrouw [C] en mevrouw [D] als deskundige van de Nederlandse Toonkunstenaarsbond, alsmede, namens de Inspecteur, de heer [E] .

1.6.

Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.

1.7.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.8.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Belanghebbende treedt al diverse jaren als artiest op in een duo onder de naam ‘ [naam] ’. Daarvoor sluiten zij met steeds verschillende opdrachtgevers een schriftelijke overeenkomst van korte duur, volgens het modelcontract van de Nederlandse Toonkunstenaarsbond. In deze overeenkomst is voor wat betreft de afdracht van de loonheffingen de volgende passage opgenomen:

‘Contractant I

(…)

 draagt zorg voor het afdragen van loonheffingen en werknemersverzekeringpremies’.

2.2.

De opdrachtgevers bestaan met name uit grote zorginstellingen met een professionele administratieafdeling. In 2009 had belanghebbende 63 opdrachtgevers. Hij heeft met deze opdrachtgevers steeds een nettoloonafspraak gemaakt. Ter zake van de optredens in het onderhavige jaar heeft belanghebbende 24 jaaropgaven ontvangen betreffende 27 optredens. Ook na herhaaldelijke verzoeken heeft belanghebbende van de overige opdrachtgevers geen jaaropgaven ontvangen. Belanghebbende heeft de opdrachtgevers gemaand zich aan hun wettelijke verplichtingen te houden, doch zonder succes.

2.3.

Belanghebbende heeft over het jaar 2009 aangifte IB/PVV gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 11.964. Hierin is begrepen een bedrag van € 12.827 aan winst uit onderneming, genoten als artiest. Voor zover de omzet ziet op gages waarvoor belanghebbende geen jaaropgave heeft ontvangen, heeft hij zijn ontvangen gages gebruteerd en dit gebruteerde inkomen in de aangifte opgenomen als omzet. Hij heeft tevens € 7.475 ‘loonheffingen artiesten’ als ingehouden en afgedragen loonheffing aangegeven. Dit bedrag bestaat voor € 3.406 uit op de ontvangen jaaropgaven gespecificeerde loonheffingen en voor € 4.069 uit door hemzelf berekende loonheffing.

2.4.

Op 28 november 2012 legt de Inspecteur de aanslag IB/PVV over 2009 op. De Inspecteur heeft de te verrekenen ‘loonheffing artiesten’ gecorrigeerd naar € 3.609. Op basis van de hem ter beschikking staande gegevens is dat het bedrag van de ter zake van belanghebbende afgedragen loonheffingen. Belanghebbende heeft tegen de aanslag bezwaar gemaakt. Bij de uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur het belastbaar inkomen uit werk en woning verminderd met € 4.067 zijnde het inkomen overeenkomend met de gecorrigeerde loonheffing.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of belanghebbende recht heeft op verrekening van de loonheffing die op grond van contracten door de opdrachtgevers ingehouden en afgedragen had moeten worden, maar niet heeft plaatsgevonden.

Belanghebbende is van mening dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken in hoger beroep de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraak van de Inspecteur en tot een vermindering van de aanslag naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 11.964 met verrekening van loonheffing tot een bedrag van € 9.371. De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van belanghebbendes hoger beroep en bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing