Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 11-09-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:3520, 12/00606 en 12/00607
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 11-09-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:3520, 12/00606 en 12/00607
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 11 september 2015
- Datum publicatie
- 25 september 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2015:3520
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBBRE:2012:BY0959, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 12/00606 en 12/00607
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft tot 2001 een samenwerkingsverband gehad met de heer F. Dit samenwerkingsverband bestond uit het exploiteren, beheren van en beleggen in onroerend goed. De activiteiten vonden plaats zowel via rechtspersonen als in privé. In 2003 sluiten partijen een vaststellingsovereenkomst waarbij overeenstemming wordt bereikt over de ontvlechting van alle belangen en de afwikkeling van de schulden van belanghebbende en diens vennootschappen jegens de gezamenlijk gehouden vennootschappen.
In geschil is de omvang van de aanmerkelijkbelangwinst ter zake van de vervreemding van de door belanghebbende rechtstreeks gehouden aandelen en de vraag of belanghebbende door zijn eigen vennootschappen in het kader van de afwikkeling is bevoordeeld en een verkapt dividend heeft genoten.
Het Hof legt de vaststellingsovereenkomst zo uit, dat weliswaar een packagedeal is gesloten, inhoudende dat partijen een totale ontvlechting zijn overeengekomen, maar dat binnen deze packagedeal partijen de bedoeling hadden om bepaalde onderdelen te vervreemden tegen bepaalde tegenprestaties. De totale tegenprestatie kan niet worden verdeeld over de overgedragen zaken. Het Hof is van oordeel dat naar de bedoeling van partijen de aandelen in de diverse vennootschappen zijn overgedragen tegen kwijtschelding van de schulden, waarbij partijen over de omvang en waarde van de schulden een lagere waarde dan de nominale waarde zijn overeengekomen. Het Hof verdeelt deze tegenprestatie vervolgens over de verschillende aandelenpakketten naar evenredigheid van de waarde van de rechtstreeks gehouden aandelen (voordeel uit aanmerkelijk belang) en de via de eigen vennootschappen gehouden aandelen en constateert dat van een bevoordeling geen sprake is.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 12/00606 en 12/00607
Uitspraak op de hoger beroepen van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor [R] ,
hierna: de Inspecteur,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 2 augustus 2012, nummer AWB 09/2265 in het geding tussen
belanghebbende
en
de Inspecteur,
betreffende de hierna vermelde aanslag, verliesbeschikking, beschikking heffingsrente en boetebeschikking.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2003 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 97.777 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 3.009.098. Tegelijk met de aanslag is een verliesbeschikking van nihil afgegeven. Voorts is bij beschikking een boete van € 394.191 opgelegd en is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht.Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur, bij in één geschrift vervatte uitspraken, de aanslag gehandhaafd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 46.811 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 3.708.860, de verliesbeschikking gehandhaafd alsmede de beschikking heffingsrente en de boete verminderd naar een bedrag van € 175.000.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 41.
De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de aanslag verminderd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 1.404.337, het verrekende verlies vastgesteld op € 46.811, de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig verminderd, de boetebeschikking vernietigd, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.932 en gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht van € 41 aan hem vergoedt.
Tegen deze uitspraak hebben zowel belanghebbende (zaak nr. 12/00606) als de Inspecteur (zaak nr. 12/00607) hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van het door belanghebbende ingestelde hoger beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 115. Beide partijen hebben een verweerschrift ingediend.
Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
De zitting heeft plaatsgehad op 7 januari 2015 te [R] . Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende en zijn echtgenote, en zijn gemachtigde de heer [A] , vergezeld van de heer [B] , bewindvoerder, en de heer [C] , alsmede namens de Inspecteur de heer [D] , bijgestaan door de heer [E] .
Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. Partijen hebben verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de bij deze pleitnota behorende bijlagen (grafieken).
De Inspecteur heeft ter zitting, zonder bezwaar van de wederpartij, een kopie overgelegd van drie berekeningen van zijn standpunt. Ter zitting heeft de Inspecteur aangegeven dat de derde bladzijde met de derde berekening komt te vervallen.
Het Hof heeft het onderzoek ter zitting geschorst en daarbij bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat. Belanghebbende heeft bij brief van 13 februari 2015 schriftelijke inlichtingen verstrekt. De Inspecteur heeft daarop gereageerd bij brief van 26 februari 2015. Vervolgens heeft belanghebbende daarop gereageerd bij brief van 24 maart 2015. De Inspecteur heeft vervolgens bij brief van 1 april 2015 aangegeven slechts akkoord te gaan met doen van uitspraak zonder nadere zitting indien de brief van 24 maart 2015 geheel buiten beschouwing wordt gelaten. Het Hof heeft partijen vervolgens bericht dat het voornemens is een tweede zitting te houden. Belanghebbende heeft bij brief van 29 april 2015 het Hof bericht dat hij akkoord gaat met het buiten beschouwing laten van de brief van 24 maart 2015 en dat het Hof uitspraak kan doen zonder een nadere mondelinge behandeling. Het Hof heeft partijen bericht dat de brief van 24 maart 2015 in zijn geheel buiten beschouwing wordt gelaten en heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
Belanghebbende heeft tot 2001 een samenwerkingsverband gehad met de heer [F] (hierna: [F] ). Dit samenwerkingsverband bestond uit het exploiteren, beheren van en beleggen in onroerend goed. De activiteiten vonden plaats zowel via rechtspersonen als in privé.
Belanghebbende hield middellijk, via [G] BV (hierna: de Holding), 50% van de aandelen in [H] BV en [J] BV en 33% in [K] BV en [L] BV (hierna: tezamen aangeduid als [M] ). De resterende aandelen werden middellijk gehouden door [F] .
Belanghebbende hield in privé 25% van de aandelen in [N] NV (hierna: [N] ). [F] hield 25% van de aandelen [N] en de resterende aandelen waren in handen van [M] .
Belanghebbende was samen met [F] tot 10 november 2003 beherend vennoot in [P] CV. Beiden waren gerechtigd tot 47,5% van het vermogen. De commanditaire vennoot, [Q] , was gerechtigd tot 5% van het vermogen. In [P] CV werd een pand aan de [a-straat] / [b-straat] te [R] duurzaam geëxploiteerd.
Belanghebbende was samen met [F] tot 10 november 2003 beherend vennoot in [S] CV. Beiden waren gerechtigd tot 47,5% van het vermogen van de CV. De commanditaire vennoot, [T] BV, was gerechtigd tot 5% van het vermogen. In [S] CV werd een pand aan de [c-straat] / [d-straat] te [R] duurzaam geëxploiteerd.
Belanghebbende was in privé samen met [F] ieder voor 50% eigenaar van een aantal beleggingspanden.
Op 7 februari 2001 hebben belanghebbende en [F] een voorovereenkomst gesloten waarin zij afspraken hun gezamenlijke belangen te ontvlechten teneinde hun samenwerking te beëindigen. In de voorovereenkomst verstrekte belanghebbende aan [F] een koopoptie op de aandelen [M] en [N] . De uitoefenprijs zou in onderling overleg worden bepaald.
Op 11 april 2001 heeft [F] zijn koopoptie uitgeoefend op 2,5% van de aandelen [M] en [N] . Partijen werden het niet eens over de uitoefenprijs en de koop is niet doorgegaan.
Op 29 juli 2003 hebben belanghebbende en [F] een vaststellingsovereenkomst gesloten teneinde de gezamenlijke belangen en bezittingen te ontvlechten. Hierbij werd de voorovereenkomst van 7 februari 2001 beëindigd. De vaststellingsovereenkomst bevat onder meer de volgende bepalingen:
“VASTSTELLINGSOVEREENKOMST
Partijen:
(…)
Nader te noemen ‘ [V] ’
(…)
Nader te noemen ‘ [F] ’
(…)
Nader te noemen ‘ [M] ’
Overwegende dat:
• Partijen sedert de ondertekening van de Voorovereenkomst d.d. 7 februari 2001 betrokken zijn in diverse disputen en juridische procedures.
• Deze disputen en procedures partijen ‘verlammen’ en de continuïteit van [M] bedreigen.
• Partijen aan deze situatie een einde willen maken.
(…)
Partijen komen overeen:
1. [F] of nader te noemen meester(s) kopen alle aandelen welke [V] houdt in [W] B.V., [J] B.V., [X] B.V., [Y] B.V. en [N] N.V.; de overdracht van de aandelen (die op dat moment vrij zullen zijn van rechten van derden), zal uiterlijk 1 november 2003 plaatsvinden of zoveel eerder als [F] wenst doch tegelijkertijd met de levering als hierna vermeld onder 2.
2. [F] of nader te noemen meester(s) koopt het 25% onverdeeld eigendom van [V] in het object [e-straat] te [Z] (partijen genoegzaam bekend) en neemt (nemen) alle rechten en plichten uit de door [F] en [V] met [AA] en [BB] gesloten koopovereenkomst (partijen genoegzaam bekend) over. De overdracht op basis van kosten koper zal uiterlijk 1 november 2003 plaatsvinden of zoveel eerder als [F] wenst doch tegelijkertijd met de levering als hiervoor vermeld onder 1.
3. Voor de koop van het onder 1 en 2 vermelde zal [F] of nader te noemen meester(s) het navolgende aan [V] betalen:
a. [F] draagt aan [V] over zijn onverdeeld 50% aandeel in de objecten [f-straat] 69 te [R] , [g-straat] 27 te [R] , [h-straat] 39c te [CC] , [j-straat] 18 a, b, c en d te [DD] , [k-straat] 6/ [l-straat] 26 te [EE] alsmede het 47,5% aandeel van [F] in zowel de Commanditaire Vennootschappen [P] C.V. als [S] C.V. welke de objecten [a-straat] / [b-straat] te [R] en [d-straat] 1-3-5-7/ [c-straat] 46-48 te [R] in eigendom hebben. Alle objecten zijn partijen genoegzaam bekend. De overdracht op basis van kosten koper zal uiterlijk 1 november 2003 plaatsvinden of zoveel eerder als [V] wenst doch op zijn vroegst tegelijkertijd met de leveringen als vermeld onder 1 en 2.
Partijen streven ernaar de CV’s op moment van levering te ontbinden, danwel de objecten geheel aan [V] te leveren.
b. Bij overname van de objecten/aandelen in de C.V.’s genoemd onder 2 en 3a zal de overnemende partij ook de hypothecaire leningen die op de respectievelijke objecten rusten overnemen (een overzicht hiervan is 24 juli aan partijen verstrekt). Waar dit niet direct mogelijk is, zal de overnemende partij er voor zorgen dat middels herfinanciering de betreffende hypothecaire leningen worden afgelost. Voor wat betreft de hypothecaire inschrijving van [FF] op de objecten van de twee CV’s dient door [V] een bedrag ter grootte van € 590.085,00 afgelost te worden (te weten het deel van [F] zijnde 50% van het totaal).
[M] dient er na de aflossing vervolgens voor zorg te dragen dat de objecten vrij van hypotheek zijn.
c. De beheer- en administratieovereenkomsten terzake de -samenwerkingsverbanden ‘ [F] / [V] ’, ‘ [F] / [V] / [BB] / [AA] ’, [P] C.V. en [S] C.V. eindigen voor wat betreft [V] gelijktijdig met de leveringen als vermeld onder 2 en 3a. Ook de beheerovereenkomsten tussen [P] C.V.,
[S] C.V. en [M] eindigen alsdan.
d. [F] of nader te noemen meester(s) nemen gelijktijdig met de levering van de aandelen als vermeld onder 1 alle rechten en plichten uit hoofde van de Geldlening en Rekening Courant per 1 september 2003 ( partijen genoegzaam bekend) van [V] aan de [M] vennootschappen over inclusief de per 30 juni 2003 verschuldigde rente over de periode 27 februari t/m 30 juni 2003 alsmede de nog verschuldigde rente over de periode van 1 juli 2003 tot en met 1 september 2003.
e. De door [F] aan [V] onverschuldigd betaalde dwangsommen en de door [F] namens [V] aan de diverse financiers betaalde rente- en aflossingen betreffende de privé panden (partijen genoegzaam bekend) inclusief rente groot circa € 500.000,00 hoeven niet meer aan [F] te worden terugbetaald indien de levering van de aandelen als vermeld onder 1 plaatsvindt. [V] zal per die datum geen aanspraak meer maken op betaling van boetes wegens te late betaling van de Geldlening.
f. Gelijktijdig met de levering over en weer van het onder 1 en 2 vermelde zal [F] of nader te noemen meester aan [V] € 1.500.000,00 betalen.
g. [F] draagt gelijktijdig met de levering van de aandelen als vermeld ander 1 alle rechten en plichten volgend uit de claim op [GG] inzake [HH] (partijen genoegzaam bekend) over aan [V] .
(…)
4. Gelijktijdig met de levering van het onder I vermelde zullen alle (bestaande of toekomstige) rechten en verplichtingen van partijen onder de Voorovereenkomst d.d. 7 februari 2001 met wederzijds goedvinden beëindigd / vernietigd worden.
(…)
[S] . Partijen zullen elkaar op het moment van levering van de aandelen als vermeld onder I volledig vrijwaren en volledige finale kwijting verlenen voor alle verplichtingen over en weer uit welke hoofde ook, met uitzondering van de verplichtingen die voortvloeien uit deze vaststellingsovereenkomst. Alle lopende procedures zullen worden geroyeerd en alle claims worden ingetrokken.”
Op 10 november 2003 werd aan de vaststellingsovereenkomst middels diverse notariële akten uitvoering gegeven. Naast de notariële akten betreffende de aandelenoverdrachten is er een overeenkomst van 10 november 2003 in een notariële akte neergelegd (hierna: de overeenkomst van 10 november 2003). Hierin is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“OVEREENKOMST
(…)
[V] , [V] Holding en [JJ] hierna te noemen: “de Groep [V] ” en [F] , [KK] Holding en [LL] HOLDING hierna te noemen: “de Groep [F] ”.
(…)
IN AANMERKING NEMENDE:
(i) de Groep [V] enerzijds en de Groep [F] anderzijds zijn sedert de ondertekening van een voorovereenkomst van zeven februari tweeduizend één betrokken in diverse disputen en juridische procedures;
( [S] ) deze disputen en procedures verlammen partijen en bedreigen de continuïteit van de groep, die partijen aanduiden als “de groep van [M] ” en die hen volledig bekend is;
(iii) partijen hebben aan die situatie een einde willen maken, zodanig dat de Groep [V] en de Groep [F] hun volledige samenwerking, welke onder andere in de groep van [M] is vormgegeven, definitief willen beëindigen;
(iv) partijen hebben daartoe onder andere een vaststellingsovereenkomst gesloten op negenentwintig juli tweeduizend drie. (…)
Overname rechten en plichten uit hoofde van de rekening-courant verhouding [V] en geldleningsovereenkomst
Artikel 1
[V] Holding heeft een schuld uit hoofde van een rekening-courant verhouding met [M] . Daarnaast heeft [V] Holding een schuld aan [M] uit hoofde van een overeenkomst van geldlening.
(…)
Waardering rekening-courant
Artikel 3
De Groep [V] erkent dat zij nimmer aan haar verplichtingen uit hoofde van bedoelde rekening-courant overeenkomst die zij tevens bestrijdt en geldleningsovereenkomst zou kunnen voldoen en stelt de reële inbaarheid en hoogte van de schuld uit hoofde van de lening en rekening-courantverhouding en de geldlening gezamenlijk op vijf miljoen tweehonderd en tienduizend euro (EUR 5.210.000,00).
(…)
Afstand voorovereenkomst de dato zeven februari tweeduizend één
Artikel 7
Voorzover nodig en mogelijk vernietigen partijen hierbij uitdrukkelijk een (vermeende) voorovereenkomst de dato zeven februari tweeduizend één.”
Voorafgaand aan de onder 2.9 vermelde vaststellingsovereenkomst en daarna hebben belanghebbende en [F] schriftelijk gecommuniceerd.
In een brief van 21 mei 2003 schrijft [F] aan belanghebbende:
“4. Indien u graag wilt komen tot een volledige ontvlechting van onze gezamenlijke belangen staat het u uiteraard vrij mij een voorstel daartoe te doen. Ik zal dat alsdan in overweging nemen. Houdt u er wel rekening mee dat ik (...) niet bereid ben meer dan enkele miljoenen euro’s voor al uw aandelen in onze gezamenlijke vennootschappen te betalen, en dan alleen door middel van overname van (een gedeelte van) uw schulden aan de vennootschappen.”
In een brief van 30 mei 2003 schrijft belanghebbende aan [F] :
“Zoals door mij in dat zelfde telefoongesprek (Hof: woensdagochtend 28 mei 2003) aangegeven, ben ik graag bereid om mijn aandelen aan u over te dragen tegen bijvoorbeeld:
- Schuldovername door u of uw vennootschappen van mijn schulden aan [M] (Minus de vorderingen);
- Verrekening van eventuele schulden van mij aan u of uw vennootschappen;
- Overdracht door u van uw belangen in de door ons gezamenlijk in privé gehouden onroerende zaken aan mijn;
- Overdracht van mijn belangen in de C.V.’s ( [P] en [S] ) aan u of aan [M] ;
- Overdracht van –ofwel aandelen van een B.V. –of eigendom van o.g. met schuldovername door de [M] groep, aan mij of één van mijn B.V.’s.”
In een brief van 6 juni 2003 schrijft [F] aan belanghebbende:
“2. Ik gaf u aan dat ik – dan wel een door mij aan te wijzen meester – bereid is al uw aandelen in de [M] Groep over te nemen tegen overname van uw schulden aan de [M] Groep. Deze schulden bedragen naar ik meen na afwikkeling van de Vaststellingsovereenkomst circa EUR 7 miljoen. Ik gaf u aan dat dit fors meer is dan ik verantwoord acht, doch dat ik daartoe bereid ben omwille van het bereiken van een oplossing voor de problemen die U, ik en niet te vergeten de vele andere betrokkenen ondervinden. Expliciet heb ik aangegeven dat ik – nog los van het feit dat de waarde van uw aandelen behoorlijk lager is dan uw schulden – het al helemaal niet verantwoord acht meer risico te lopen. Dus niet in de vorm van een extra contante betaling aan u middels een extern te sluiten geldlening, niet in de vorm van een betaling in de vorm van aandelen, onroerende zaken of wat dies meer zij. Nogmaals voor de duidelijkheid: Ik – dan wel een door mij aan te wijzen meester – ben bereid al uw aandelen in de [M] Groep over te nemen tegen overname van uw schulden aan de [M] Groep. Het is dit, en anders niets.”
In een brief van 22 augustus 2003 schrijft belanghebbende aan [F] :
“De belangrijkste reden voor mij en mijn Holding om de r/c-schuld uit te ruilen, middels overname door u of uw vennootschappen van alle vorderingen die [MM] B.V. op mij of mijn vennootschappen heeft, tegen de aandelen, is voor mij dan ook het wegnemen van het incassorisico voor de Holding. (...)
Zoals ook telefonisch besproken, ben ik voornemens de in privé gehouden aandelen [N] N.V. en de door [JJ] S.A. gehouden aandelen [NN] B.V. te leveren aan [G] B.V., die op haar beurt het gehele aandelen pakket volgens de vaststellingsovereenkomst aan u levert, tegen overname van alle schulden. (...)
De diverse belangen in de privé panden worden zoals afgesproken uitgeruild onder bijbetaling van uw zijde van de overeengekomen € 1.500.000,-- en overdracht van uw deel van de claim op [GG] (...).”
In een brief van 30 oktober 2003 van de notaris [OO] , die belanghebbende bijstond, aan de heer [PP] schrijft mr. [OO] :
“Uitgangspunt voor het opmaken van deze vaststellingsovereenkomst is de brief van [F] gericht aan [V] de dato 6 juni 2003. (...)
Met betrekking tot de waarde van de aandelen echter is hij meer dan duidelijk.
De aandelen worden verkocht tegen overname van de r.c. schuld van [V] Holding. (...)
De brief van prof. Bouma van 16 juli 2003 vermeldt ook dat [F] de aandelen alleen wil kopen tegen overname van de schulden.”
Het totale saldobedrag van schulden en vorderingen tussen belanghebbende en zijn vennootschappen enerzijds en [M] anderzijds, bedraagt volgens een overzicht uit het grootboek van [H] B.V. per 31 augustus 2003 € 7.173.134,18.
Partijen zijn het eens over het feit dat Holding BV een bedrag van € 4.834.924 heeft ontvangen ter zake van de vervreemding van de door haar gehouden aandelen.
In de aangifte over 2003 heeft belanghebbende een inkomen uit werk en woning van € 33.125 aangegeven en een verlies uit aanmerkelijk belang van in totaal € 144.436:
Overdrachtsprijs bij verkoop van het aanmerkelijk belang € 397.757
Af: verkrijgingsprijs [N] € 542.193
Voordeel uit aanmerkelijk belang € 144.436 (negatief).
De Inspecteur heeft de aanslag vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 97.777 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 3.009.089. In de uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur geconcludeerd tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 46.811 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 3.708.860:
Overdrachtsprijs bij verkoop van het aanmerkelijk belang € 2.633.104
Af: verkrijgingsprijs aandelen [N] € 519.512
Voordeel vervreemding aandelen [N] € 2.113.592
Bij: Uitdeling Holding BV € 1.595.268
Voordeel uit aanmerkelijk belang € 3.708.860.
In beroep heeft de Inspecteur nader geconcludeerd tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 46.811 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 3.720.772:
Overdrachtsprijs bij verkoop van het aanmerkelijk belang € 2.591.596
Af: verkrijgingsprijs [N] € 519.512
Voordeel vervreemding aandelen [N] € 2.072.084
Bij: Uitdeling Holding € 1.648.688
Voordeel uit aanmerkelijk belang € 3.720.772.
Voor de prestaties van belanghebbende en [F] voortvloeiende uit de vaststellingsovereenkomst is de Inspecteur in beroep uitgegaan van de volgende waarden:
Prestaties van [F] :
Overwaarde privé-panden € 517.085
Overwaarde [P] CV en [S] CV € 480.416
Kwijtschelding claims € 500.000
Overname rekening-courant € 7.173.134
Claim [GG] € 500.000
Contanten € 1.500.000
Totaal € 10.670.635
Prestaties van belanghebbende:
Pand [e-straat] in [Z] € 5.100.000
Hypotheekschuld € 3.129.404 -/-
Overwaarde pand [e-straat] in [Z] € 1.970.596
Intrinsieke waarde aandelen [N] € 2.797.793
Intrinsieke waarde aandelen [M] € 6.999.473
Totaal aandelen € 9.797.266
Totaal € 11.767.862.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Is de vervreemdingswinst ter zake van de aandelen [N] op een juist bedrag vastgesteld?
II . Is er sprake van een winstuitdeling door Holding BV aan belanghebbende ter zake van de afhandeling van de onderlinge verhoudingen tussen belanghebbende en zijn vennootschappen en [F] ?
III. Heeft de Inspecteur terecht een boete opgelegd?
IV. Heeft belanghebbende recht op een immateriële schadevergoeding in verband met een overschrijding van de redelijke termijn?
Belanghebbende heeft zijn stelling dat de Inspecteur niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd, ter zitting ingetrokken.
Belanghebbende is van mening dat de eerste drie vragen ontkennend en de laatste vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en vermindering van de aanslag – naar het Hof begrijpt – berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 499.807. De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en ongegrondverklaring van het bij de Rechtbank ingestelde beroep.