Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 11-09-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:3522, 12/00845
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 11-09-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:3522, 12/00845
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 11 september 2015
- Datum publicatie
- 21 september 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2015:3522
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:1033
- Zaaknummer
- 12/00845
Inhoudsindicatie
Loonheffingen. Vanwege de, in belangrijke mate aan de Inspecteur te wijten, lange duur van de procedure heeft het Hof diens verzoek om uitstel van de zitting afgewezen. Buitenlandse arbeidskrachten werken op een door belanghebbende geëxploiteerde scheepswerf in Nederland. Belanghebbende heeft met een aantal Roemeense arbeidskrachten contracten gesloten voor werkzaamheden, die onder haar toezicht werden verricht en daarvoor aan hen de beloning betaald, welke betaling niet is verhaald op derden. Er is sprake van dienstbetrekkingen en belanghebbende is voor het loon de inhoudingsplichtige. Belanghebbende heeft geen loonadministratie bijgehouden en geen loonheffingen afgedragen. De naheffingsaanslag is terecht opgelegd met omkering van de bewijslast. Vanwege overschrijding van de redelijke termijn en belanghebbendes persoonlijke omstandigheden wordt de boete verminderd. Voor immateriële schade wordt een vergoeding toegekend.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 12/00845
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] , gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 20 november 2012, kenmerk AWB 09/5477, inzake het geding tussen:
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor [vestigingsplaats],
hierna: de Inspecteur,
betreffende na te noemen naheffingsaanslag en beschikkingen.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is met dagtekening 8 juli 2008, onder aanslagnummer [aanslagnummer] , over het tijdvak 1 augustus 2007 tot en met 31 december 2007 een naheffingsaanslag loonheffingen (hierna: de naheffingsaanslag) opgelegd ten bedrage van € 428.577, alsmede bij beschikking een boete van € 214.288 en is bij beschikking een bedrag van € 11.220 aan heffingsrente in rekening gebracht. Na daartegen gemaakt bezwaar, heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken van 2 december 2009 de naheffingsaanslag en de beschikkingen gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 297. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en de boete verminderd tot een bedrag van € 160.716.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit hoger beroep heeft de griffier van het Hof van belanghebbende een griffierecht geheven van € 466. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft belanghebbende vóór de zitting, die gepland stond voor 26 november 2013, doch vanwege ziekte van de Inspecteur op diens verzoek is verdaagd, ingediend een brochure van het jaarrapport 2009-2010 van de [KK] gevestigd te [LL] , België, waarin op pagina 62 is opgenomen dat per ultimo maart 2010 [X] , Roemenië, als ondersteunend bedrijf, lid is van de Roemeense [MM] . Deze brochure is in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Op 15 januari 2015 is bij het Hof een brief van de Inspecteur binnengekomen, waarin hij verzoekt om uitstel van het hierna genoemde onderzoek ter zitting. Het Hof heeft het verzoek op de hierna onder 4.2 tot en met 4.4 vermelde gronden afgewezen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 6 februari 2015 te ’s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord mevrouw [NN] , voormalig bevoegd functionaris van belanghebbende, de heer [A] , advocaat te [B] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heren [D] en [E] .
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van het onderzoek ter zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
Belanghebbende is per 1 mei 2007 ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel voor Limburg (hierna: het Handelsregister). De bedrijfsactiviteiten betreffen scheepsbouw en reparatie van schepen, alsmede de handel in scheepstoebehoor en accessoires, de import en export van scheepstoebehoor, de aan- en verkoop van schepen en boten.
Op 18 mei 2009 is bij het Handelsregister geregistreerd dat de activiteiten van belanghebbende met ingang van 31 december 2008 zijn gestaakt.
Blijkens de inschrijving in het Handelsregister zijn bij belanghebbende geen personen werkzaam. Per 22 oktober 2007 is als bevoegd functionaris van belanghebbende ingeschreven mevrouw [PP] [Hof: meisjesnaam van de onder 1.4 vermelde mevrouw [NN] ], wonende te [QQ] , Duitsland (hierna: [NN] ). Bij de eerste inschrijving in het Handelsregister is haar broer, de heer [RR] , als bevoegd functionaris geregistreerd.
[NN] is sinds 1996 scheepsmakelaar en bemiddelt ter zake van onderhoud en renovatie tussen schippers en scheepswerven. Naast de activiteiten voor belanghebbende, exploiteert [NN] scheepswerven in Duitsland en Polen. Voor belanghebbende is [NN] maximaal twee dagen per week werkzaam. Zij verzorgt de algemene leiding, waaronder het onderhouden van externe contacten, de acquisitie voor de werf, de productieplanning, het controleren van inkooprekeningen, het verzorgen van betalingen en het opstellen van verkooprekeningen.
[NN] bezit 75% van de aandelen in [SS] te Polen (hierna, ook wel: [SS] ).
Belanghebbende heeft in 2007 activiteiten ontplooid in het kader van de scheepsbouw en reparatie van schepen. Voor deze activiteiten maakte belanghebbende gebruik van de [H] , gelegen aan de [a-straat] 8-10 te [vestigingsplaats] (hierna: [H] en/of de werf). [H] is eigendom van [J] B.V. (hierna: [J] ) en bestaat uit kantoorruimten, werkplaatsen, kranen en dokken. [J] stelde daarnaast materialen beschikbaar die nodig zijn bij de bouw en reparatie van schepen, zoals verrijdbare kranen, lasapparaten, opslagtanks, zuurstof-, luchtdruk- en gasleidingen. Belanghebbende heeft in 2007 met [J] onderhandelingen gevoerd om [H] te gaan huren. Een schriftelijk vastgelegde huurovereenkomst is niet opgemaakt. Belanghebbende heeft geen huur betaald.
Voor haar rekening zijn gekomen kosten van bodemsanering en van kraanreparaties tot een bedrag van € 30.000; [NN] wilde die betalingen verrekend hebben met huurtermijnen.
Voor het uitvoeren van de werkzaamheden heeft belanghebbende gebruik gemaakt van buitenlandse arbeidskrachten, afkomstig uit Polen en Roemenië. Het betreft (onder meer) ingenieurs, lassers, monteurs, schilders, hijskraanchauffeurs, metaal- en plaatbewerkers.
Op 14 augustus 2007 heeft op verzoek van [NN] en haar fiscaal adviseur een gesprek met de Inspecteur plaatsgevonden over de bedrijfsvoering en fiscale aangelegenheden van belanghebbende, waaronder de tewerkstelling van buitenlandse arbeidskrachten. In dat gesprek is medegedeeld, dat in- en verkopen inzake de exploitatie van de werf [H] via belanghebbende lopen, dat belanghebbende Poolse en Roemeense arbeidskrachten laat werken via buitenlandse ondernemingen, die een vaste inrichting op [H] krijgen. Deze buitenlandse ondernemingen nemen de Poolse en Roemeense arbeidskrachten in loondienst en er zal loonbelasting worden aangegeven en afgedragen. Vanwege E 101-verklaringen worden de werknemers- en volksverzekeringen in het woonland aangegeven en afgedragen. Voorts is gemeld dat het streven is de werf in de nieuwe structuur per 1 oktober 2007 te exploiteren. [NN] heeft verklaard dat de leiding van de werf in handen was bij de heren [S] en [R] , beiden werkzaam bij de Belgische vennootschap [TT] (hierna: [S] en [R] ). Verder heeft [NN] verklaard, en op 24 januari 2008 herhaald, dat [S] en [R] in loondienst bij belanghebbende zouden komen en dat onder meer [S] als aanspreekpunt voor de Belastingdienst zou gaan fungeren.
Tijdens het gesprek van 14 augustus 2007 is besproken dat zowel de dagelijkse administratie als de projectadministratie duidelijk en inzichtelijk aanwezig zullen zijn op werf [H] .
Op 28 maart 2007, 26 september 2007 en 5 maart 2008 zijn er namens de Inspecteur op [H] waarnemingen ter plaatse (hierna: WTP) ingesteld. Er is bij elke WTP gesproken met de op [H] aanwezige (buitenlandse) arbeidskrachten, waarvan verslagen zijn opgemaakt. Bij de WTP op 26 september 2007 zijn zesendertig werklieden op [H] aangetroffen, waarvan zesentwintig van Roemeense, negen van Poolse en één van Sloveense afkomst. De bij de WTP op 26 september 2007 gehouden gesprekken zijn vastgelegd in formulieren, die tot de stukken van het geding behoren. Hierin is het volgende opgenomen:
- -
-
[VV] (Pool) verklaarde dat zijn opdrachtgever vóór en na 1 september 2007 firma [WW] uit [XX] Duitsland is en dat hij sinds 2 mei 2007 werkzaam is bij het bedrijf. De “ [YY] ” (blijkens een aantekening op de verklaring een Roemeen) of de eigenaar van het schip houdt toezicht op de werkzaamheden. [VV] werkt als schilder 50 tot 60 uren per week en maakt een factuur op van circa € 2.000 per maand, die via de “ [YY] ” op [H] naar [XX] gaat en een kopie naar het boekhoudkantoor in Polen. Hij wordt in Polen via de bank betaald. Hij geeft aan geen loonstrookje te ontvangen omdat hij pas op 1 september 2007 in loondienst is gekomen. [VV] woont in [ZZ] in België en hoeft daarvoor niet te betalen. Als hij ziek is, wordt hij niet doorbetaald. ‘Niet werken’ betekent ‘niet betalen’. Hij is verzekerd in Polen. Volgens [VV] heeft iedereen vóór 1 september 2007 een gesprek gehad met een mevrouw van firma [WW] . Vandaag zou volgens hem de arbeidsovereenkomst gebracht worden. Zijn verdiensten zijn voorlopig € 7 per uur.
- -
-
[AAA] (Pool, lasser) verklaarde niet te weten wie zijn werkgever of opdrachtgever was. Hij meende zijn beloning te ontvangen via [BBB] , Duitsland, maar wist dat niet zeker.
- -
-
[CCC] (Pool) verklaarde onder meer dat mevrouw [WW] zou zorgen dat ze op een andere basis dan eerder konden komen werken, dat die dag de arbeidscontracten getekend zouden worden en dat [NN] deze bij zich had. De Roemeense meester, [DDD] , is volgens hem zijn opdrachtgever/werkgever.
- -
-
[EEE] (Pool) verklaarde dat de firma [BBB] uit [XX] zijn opdrachtgever is en dat hij is aangenomen door [NN] . Hij werkt als monteur. Hij doet een klus waarbij een man, [DDD] , zegt wat er gedaan moet worden. Afhankelijk van de klus bepaalt hij, niet [DDD] , de prijs. Hij wil € 70 per 8 uren werken overhouden. Het geld ontvangt hij in euro op de bank in Polen via [BBB] . De uitbetaling gaat veranderen, heeft hij gehoord.
- -
-
[FFF] (Pool) verklaarde dat [BBB] zijn opdrachtgever was en zijn vergoeding uitbetaalde, dat hij al eerder had gewerkt, maar in april 2007 was teruggegaan naar Polen en dat hij terug was gekomen omdat hij per 1 september echt legaal kon werken.
- -
-
[GGG] (Pool) verklaarde tot en met augustus 2007 zelfstandig te hebben gewerkt, dat zijn eigen bedrijf die dag zou worden opgeheven en dat twee Roemeense Meisters zeiden wat hij moest doen en dat de schipper toezicht hield.
- -
-
[HHH] (Pool) verklaarde in Polen te hebben gewerkt als chauffeur, niet als zelfstandige, en een contract te hebben gekregen van een Roemeen in de Poolse taal en in een andere taal. Hij verklaarde sinds juli 2006 ingeschreven te zijn als zelfstandige, werkzaam te zijn als monteur/lasser en daarvoor ook diploma’s te hebben.
- -
-
[JJJ] (Pool) verklaarde tot maart 2007 als zelfstandige te hebben gewerkt, dat hij vanaf 1 september 2007 in loondienst zou treden, maar hij pas die dag het contract zou krijgen.
- -
-
[KKK] (Pool) verklaarde dat [LLL] de chef was, dat hij een contract heeft met [BBB] in Polen, dat [BBB] betaalt per maand afhankelijk van de klus. Hij bepaalt niet zelf de prijs, dat doen de Roemenen. Hij ontvangt circa € 8 à € 9 per uur bruto en heeft daar zelf geen inspraak in. Hij verblijft in [ZZ] , België. [NN] zou volgens hem vandaag de mensen komen vertellen wat er gaat veranderen.
- -
-
[MMM] (Pool) hijskraanchauffeur) verklaarde tot maart 2007 als zelfstandige te hebben gewerkt, toen is weggegaan wegens dreiging van een boete en dat hij via [BBB] sinds begin september weer aan het werk was. Die dag zou het arbeidscontract komen.
- -
-
[NNN] (Roemeen) verklaarde dat zijn opdrachtgevers waren: [OOO] , [PPP] en [QQQ] (Roemenië), dat toezicht werd gehouden door [DDD] en dat hij per opdracht betaald krijgt.
- -
-
[RRR] (Roemeen, voorman) verklaarde dat zijn opdrachtgever was [X] (Roemenië), dat hij gedetacheerd was door [SSS] te Roemenië als voorman en dat [DDD] de urengegevens van alle Roemenen verzamelt en doorstuurt naar twee bedrijven in Roemenië.
- -
-
[TTT] (Roemeen, lasser) verklaarde dat [X] zijn opdrachtgever was, dat werd uitbetaald in Roemenie en dat toezicht werd gehouden door voorman [RRR] .
- -
-
[VVV] (Roemeen, lasser) verklaarde hetzelfde als [TTT] .
- -
-
[WWW] (Roemeen) verklaarde pas sinds drie weken te werken en dat hij een contract had via een Roemeense firma. Toezicht werd gehouden door [DDD] .
- -
-
[XXX] (Roemeen, plaatwerksnijder) verklaarde te zijn aangenomen door [OOO] Construction. [OOO] houdt zijn uren bij. Toezicht wordt gehouden door bedrijfsleider [DDD] .
- -
-
[YYY] (Roemeen, metaalbewerker) verklaarde te zijn aangenomen door [X] via scheepswerf [ZZZ] . Hij verklaarde dat toezicht werd gehouden door [RRR] .
- -
-
[AAAA] (Roemeen, metaalbewerker) verklaarde te zijn aangenomen door [BBBB] te [SSS] . [CCCC] is Marian [RRR] , die ook toezicht houdt.
[NN] heeft op 26 september 2007 de verklaring van enkele arbeiders, dat zij een contract zouden krijgen, bevestigd. Zij gaf aan dat ze dit zouden ontvangen via de heer [DDDD] van [SS] . De Roemenen zouden van [NN] een contract ontvangen.
Voorts verklaarde [NN] , dat er momenteel zestien Roemeense arbeiders in dienst zijn bij [X] S.R.L. te Roemenië, dat het contract loopt van 15 juni 2007 tot 15 december 2007 en dat na afloop van dat contract nieuwe Roemeense arbeiders bij belanghebbende in dienst komen.
Eveneens op 26 september 2007 verklaarde [R] , dat hij werkt voor [TT] in [EEEE] , België, en dat hij de gang van zaken op de werf coördineert. Volgens hem was belanghebbende de enige actieve onderneming op [H] sinds mei 2007.
Mevrouw [FFFF] (hierna: [FFFF] ) is geboren in Roemenië en is in het bezit van een Roemeens paspoort. [FFFF] is beëdigd tolk voor de Duitse en Engelse taal. [NN] heeft verklaard, dat [FFFF] als secretaresse werkzaam is voor belanghebbende. [FFFF] is gehuwd met de heer [GGGG] , die als ingenieur werkzaam is op de werf [H] .
Bij brief van 26 mei 2008 (hierna: de brief van 26 mei 2008) is aan belanghebbende gezonden het rapport inzake een bij haar ingesteld onderzoek (hierna: het WTP-rapport). Daarin is verslag gedaan van de WTP’s. In het WTP-rapport is vermeld dat in de periode van 1 augustus 2007 tot en met 31 december 2007 op de werf [H] Poolse en Roemeense arbeidskrachten bij belanghebbende in dienstbetrekking hebben gewerkt, dat belanghebbende ter zake van de Poolse en Roemeense arbeidskrachten geen loonadministratie heeft gevoerd, dat er geen loonbelastingverklaringen of afschriften van geldige identiteitsbewijzen bij belanghebbende aanwezig of bewaard zijn, dat een urenregistratie niet aanwezig is, dat ter zake van de beloningen voor de werkzaamheden van deze arbeidskrachten geen loonheffing is ingehouden en afgedragen, alsmede dat er nihilaangiften loonheffingen zijn ingediend. Voorts is vermeld het voornemen tot het opleggen van een vergrijpboete van 50%, vanwege de omstandigheid dat belanghebbende bewust belangrijke delen van de administratie, waaronder de projectadministratie met de urenregistratie, heeft achtergehouden, dat de niet aangegeven en niet betaalde belasting zowel absoluut als verhoudingsgewijs een omvangrijk bedrag is, alsmede dat belanghebbende niet heeft voldaan aan haar informatieverplichting. Haar wordt verweten onjuiste aangiften te hebben ingediend, welk verwijt als opzet wordt gekwalificeerd.
In het WTP-rapport is in onderdeel 3.2.1 opgenomen, dat van de accountant van belanghebbende op 4 februari 2008 is ontvangen een overzicht van betalingen van en aan belanghebbende betreffende afrekeningen van [X] , Roemenië (hierna, ook wel: [X] ), [BBB] GmbH te [HHHH] , Duitsland (hierna: [BBB] ) en [SS] . Het WTP-rapport vermeldt de volgende specificatie van betalingen en ontvangsten:
2010 overige kruisposten 17 oktober 2007 S.C. [X] v. [BBB] € 24.528
1 november 2007 S.C. [X] v. [BBB] € 28.008
16 november 2007 S.C. [X] v. [BBB] € 28.992
1 december 2007 S.C. [X] v. [BBB] € 25.368
17 december 2007 S.C. [X] v. [BBB] € 17.848
4 oktober 2007 S.C. [X] v. [BBB] € 66.357
2020 vraagposten 6 december 2007 [SS] € 45.450
4005 uitzendkrachten 19 september 2007 [JJJJ]
[OOO] Construct € 34.508
15 oktober 2007 [OOO] Construct € 24.602
6021 werk door derden 20 december 2007 19 Roemenen € 50.525.
Het totaalbedrag, € 346.186, is aangemerkt als door belanghebbende uitbetaald nettoloon.
Met betrekking tot het hiervoor genoemde punt “2010 overige kruisposten” zijn in afschrift overgelegd (ordner 3 van de onder 2.15 vermelde op 24 september 2009 door belanghebbende verstrekte bescheiden, hierna: de bescheiden) vijf facturen, genummerd en genoemd “invoice”, opgemaakt door [X] en gericht aan [BBB] , waarin is opgenomen een beschrijving van de verrichte werkzaamheden, de factuurperiode en het in rekening gebrachte bedrag. Deze facturen zijn door belanghebbende aan [X] betaald.
Tot de gedingstukken behoort een factuur van 4 oktober 2007 van [BBB] gericht aan belanghebbende, betreffende de kruispost van die datum. Met deze factuur wordt voor de uitvoering van diverse werkzaamheden een bedrag van € 66.357 in rekening gebracht. Voorts verzoekt [BBB] dit bedrag niet aan [BBB] te voldoen, maar ten behoeve van [BBB] volgens de bijgevoegde rekeningen aan de daaruit blijkende gerechtigden te betalen. Hierbij wordt opgemerkt dat het totaal van de bijgevoegde rekeningen overeenkomt met het factuurbedrag. De door [BBB] bijgevoegde rekeningen ontbreken als gedingstuk. Tot de gedingstukken (ordner 1 van de bescheiden) behoren wel een twintigtal bankoverschrijvingen van belanghebbende ten gunste van Poolse arbeidskrachten, welke zijn gevoegd bij de hier bedoelde factuur van [BBB] .
Met betrekking tot de in het WTP-rapport genoemde post “6021 werk door derden” behoren tot de gedingstukken (ordner 3 van de bescheiden) afschriften van de zogenoemde “service agreement”, die zijn afgesloten tussen belanghebbende en elke van de negentien Roemeense arbeidskrachten ingaande 1 oktober 2007 voor de periode van een maand en die, zo nodig, alsmede op basis van een schriftelijke “annex”, verlengd kan worden met één maand. Van de met elke Roemeense arbeidskrachten voor de maand november 2007 afgesloten “annex” zijn afschriften overgelegd. In elke “service agreement” is vastgelegd welke werkzaamheden een Roemeense arbeidskracht verricht en het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden. In elke annex is het bedrag van de vergoeding vermeld. De bedragen van de vermelde vergoedingen van oktober 2007 en van november 2007 heeft belanghebbende per bank ten gunste van elke Roemeense arbeidskracht overgemaakt.
Het bedrijf “ [LLLL] ” te [KKKK] (hierna: [LLLL] ) exploiteert vakantiewoningen. Aan belanghebbende gerichte facturen van [LLLL] betreffen de wekelijkse afrekeningen voor huurperioden van 24 augustus 2007 tot 17 november 2007, ter zake van het verblijf van circa 62 personen gedurende de periode 5 januari 2007 tot 5 januari 2008, welke facturen door belanghebbende zijn betaald.
In het WTP-rapport wordt de naheffing loonheffingen met toepassing van het anoniementarief van artikel 26b van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: de Wet LB) berekend op 108,3% (2007) x een nettoloon van € 346.186, dat is een bedrag van € 374.919.
De Inspecteur deelt belanghebbende in de brief van 26 mei 2008 mede dat een naheffingsaanslag loonheffing en daarbij een boete zullen worden opgelegd. Voor de gronden van de boete wordt verwezen naar het WTP-rapport en belanghebbende wordt de gelegenheid geboden binnen twee weken te reageren op de mededelingen in deze brief. De Inspecteur ontvangt geen reactie en bericht belanghebbende de naheffingsaanslag en de boete op te leggen. De naheffingsaanslag is berekend met toepassing van het anoniementarief en daarbij is de boete bepaald op 50%. Het aanslagbiljet bevat de volgende specificatie:
Loonheffingen € 428.577
Vergrijpboete € 214.288
Heffingsrente € 11.220
Te betalen € 654.085.
Het bij brief van 18 juli 2008 door (de gemachtigde van) belanghebbende gemaakte bezwaar heeft de Inspecteur op 18 juli 2008 ontvangen. In de brief is het bezwaar (summier) gemotiveerd en is verzocht om inzage in het dossier. Bij brief van 13 augustus 2008 deelt de Inspecteur belanghebbende mede dat de inzage op korte termijn gerealiseerd kan worden en dat aansluitend het bezwaarschrift aanvullend gemotiveerd kan worden. Op 24 september 2008 is inzage verleend en heeft de Inspecteur belanghebbende afschriften van geselecteerde stukken verstrekt. Daarbij hebben partijen afgesproken dat in verband met de indiening van de aanvulling op het bezwaarschrift de beslistermijn met een maand wordt opgeschort. Bij brief van 25 maart 2009 heeft belanghebbende het bezwaarschrift nader gemotiveerd. Tijdens het hoorgesprek op 12 augustus 2009 heeft de Inspecteur belanghebbende gevraagd naar de facturen betreffende de door haar gestelde inleen van de Poolse en Roemeense arbeidskrachten en de onderliggende urenstaten. Belanghebbende heeft op 24 september 2009 vier ordners met administratieve bescheiden ten kantore van de Inspecteur afgegeven.
Bij brief van 30 november 2009 heeft belanghebbende de Inspecteur gevraagd om zijn mening over de bescheiden. Bij uitspraak van 2 december 2009 is het bezwaar afgewezen.
Bij brief van 17 december 2009, bij de Rechtbank binnengekomen op 18 december 2009, heeft belanghebbende beroep ingesteld en verzocht haar een termijn te gunnen het beroep te motiveren, welke termijn de Rechtbank op 19 januari 2010 heeft gesteld. Op verzoek van belanghebbende heeft de Rechtbank deze termijn tot 1 februari 2010 verlengd en de motivering van het beroep is op 29 januari 2010 bij de Rechtbank ontvangen. Na doorzending van het verweerschrift van de Inspecteur aan belanghebbende, heeft zij, na een eenmalige verlenging van de termijn, een conclusie van repliek op 31 mei 2010 ingediend.
De mondelinge behandeling van de zaak, aanvankelijk door de Rechtbank gepland voor de zitting van 13 april 2011, heeft de Rechtbank op verzoek van belanghebbende uitgesteld in verband met het horen van getuigen. Het getuigenverhoor heeft plaatsgehad op 24 mei 2011, waarvan het proces-verbaal op 7 juni 2011 aan partijen is gezonden en aan elke partij een termijn van drie weken voor een reactie is verleend. Belanghebbende heeft bij brief van 14 juli 2011 gereageerd en de Inspecteur op 12 augustus 2011. De mondelinge behandeling van de zaak heeft, na afwijzing van een verzoek om uitstel van de zitting van de Inspecteur in verband met ziekte van de controlerend ambtenaar, plaatsgehad ter zitting van 9 oktober 2012 en de uitspraak van de Rechtbank is op 27 november 2012 aan partijen verzonden.
Bij brief van 27 december 2012, bij het Hof binnengekomen op 28 december 2012, heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld en verzocht om een termijn voor de motivering van het hoger beroep, welke termijn van vier weken, na belanghebbendes verzoek tot uitstel met twee weken, het Hof heeft verlengd met vier weken tot 22 februari 2013. De motivering is op 21 februari 2013 bij het Hof binnengekomen. Na doorzending van het verweerschrift van de Inspecteur, heeft het Hof op 8 april 2013 ontvangen belanghebbendes verzoek voor de indiening van een conclusie van repliek, welke termijn, op verzoek van belanghebbende met drie weken tot 31 mei 2013 is verlengd. Het Hof heeft geen conclusie van repliek ontvangen.
De mondelinge behandeling van de zaak, aanvankelijk door het Hof gepland voor de zitting van 26 november 2013, is op verzoek van de Inspecteur uitgesteld en heeft ondanks een nieuw verzoek om uitstel van de Inspecteur, plaatsgehad op de zitting van 6 februari 2015.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
In geschil is het antwoord op de volgende vragen:
I Is belanghebbende aan te merken als inhoudingsplichtige met betrekking tot (fictieve) dienstbetrekkingen van de Poolse en/of de Roemeense arbeidskrachten met belanghebbende ofwel vanwege de omstandigheid dat deze arbeidskrachten zijn te beschouwen als zogenoemde gelijkgestelden in de zin van artikel 4 van de Wet LB?
II Heeft belanghebbende voldaan aan de op haar rustende verplichtingen ingevolge de artikelen 47 en 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de AWR)?
III Heeft de Inspecteur terecht wegens opzet dan wel grove schuld een boete opgelegd?
Belanghebbende is van mening, dat de eerste en derde vraag ontkennend en de tweede vraag bevestigend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende terecht aanspraak maakt op vergoeding van schade wegens overschrijding van de redelijke termijn van de onderhavige procedure.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Tijdens het onderzoek ter zitting hebben zij hun standpunten toegelicht.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraken van de Inspecteur, alsmede van de naheffingsaanslag en de daarbij genomen beschikkingen en tot toekenning van een schadevergoeding en proceskosten in hoger beroep. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank voor wat betreft de naheffingsaanslag en de boetebeschikking, en tot gegrondverklaring van het hoger beroep voor wat betreft het verzoek om een vergoeding van immateriële schade.