Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-10-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:4042, 14/00756 tot en met 14/00763
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-10-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:4042, 14/00756 tot en met 14/00763
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 8 oktober 2015
- Datum publicatie
- 23 oktober 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2015:4042
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2014:4128, Meerdere afhandelingswijzen
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:1274
- Zaaknummer
- 14/00756 tot en met 14/00763
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft door tussenkomst van een beleggingsadviesbureau meerdere tegoeden aangehouden op buitenlandse bankrekeningen. De rente en saldi van deze tegoeden zijn niet aangegeven voor de inkomstenbelasting en vermogensbelasting. In het kader van een strafrechtelijk onderzoek bij het beleggingsadviesbureau is de administratie in beslag genomen en overhandigd aan de FIOD. Nadat de FIOD de Inspecteur hieromtrent had getipt, heeft de Inspecteur desgevraagd inzage gekregen in het strafrechtelijk dossier. Op basis van dit bewijsmateriaal heeft de Inspecteur later de belastingaanslagen aan belanghebbende opgelegd. Het Hof is van oordeel dat de Inspecteur het bewijsmateriaal van de FIOD niet heeft verkregen onder schending van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. Voorts is het Hof van oordeel dat de Inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat voldoende voortvarend is gehandeld bij het vaststellen van de belastingaanslagen. Ten slotte vermindert het Hof enkele belastingaanslagen, omdat de Inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat de bankrekening ten name van een Ltd, waarvan belanghebbende aandeelhouder is, moet worden toegerekend aan belanghebbende.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 14/00756 tot en met 14/00763
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 17 juni 2014, nummers AWB 12/4105 tot en met 12/4112, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende de hierna te noemen navorderingsaanslagen en boetebeschikkingen.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende zijn met dagtekening 31 december 2011 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd. Tevens zijn bij beschikking boetes opgelegd en heffingsrenten in rekening gebracht. Het betreft de volgende navorderingsaanslagen en beschikkingen:
Belasting- Soort |
Jaar |
Aanslag- nummer [aanslagnummer] |
Kenmerk Hof |
Box 1 |
Box 3 |
Belasting |
Boete |
Heffings- Rente |
IB/PVV |
2001 |
H17 |
14/00756 |
11.801 |
1.987 |
1.387 |
298 |
516 |
IB/PVV |
2002 |
H27 |
14/00757 |
13.508 |
3.405 |
1.030 |
515 |
349 |
IB/PVV |
2003 |
H37 |
14/00758 |
5.668 |
8.773 |
2.632 |
1.316 |
821 |
IB/PVV |
2004 |
H47 |
14/00759 |
136 |
7.687 |
2.306 |
1.153 |
639 |
IB/PVV |
2005 |
H57 |
14/00760 |
11.997 |
10.799 |
3.247 |
1.624 |
737 |
IB/PVV |
2006 |
H67 |
14/00761 |
8.002 |
22.397 |
2.160 |
- |
451 |
IB/PVV |
2007 |
H77 |
14/00762 |
6.862 |
19.737 |
1.668 |
- |
273 |
IB/PVV |
2008 |
H87 |
14/00763 |
1.716 |
14.798 |
1.177 |
- |
132 |
De navorderingsaanslagen en boetebeschikkingen zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur met dagtekening 17 juli 2012 gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van het beroep met nummer 12/4105 heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 42. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van het beroep met kenmerk 14/00756 heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 122. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft schriftelijk gerepliceerd en de Inspecteur heeft schriftelijk gedupliceerd.
De zitting heeft plaatsgehad op 25 maart 2015 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [A] , als gemachtigde van belanghebbende, vergezeld van de heer [B] , alsmede, namens de Inspecteur, de heer [C] en mevrouw [D] .
Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
De Rechtbank heeft de volgende, in hoger beroep niet bestreden, feiten vastgesteld, welke feiten het Hof als vaststaand overneemt:
“2.1. Belanghebbende, geboren op [datum 1] 1945, is gehuwd met [echtgenote] , geboren op [datum 2] 1950.
Op 8 maart 2007 is een strafrechtelijk onderzoek gestart tegen [bedrijf 1] BV (hierna: [bedrijf 1] ). In het kader van dit onderzoek heeft op 18 september 2007 een inval plaatsgevonden bij [bedrijf 1] . Hierbij is de administratie in beslag genomen en overhandigd aan de Belastingdienst/FIOD.
De heer [E] , Belastingdienst/FIOD, heeft omstreeks 26 juli 2010 [F] (hierna [F] ), boetefraude coördinator bij de belastingdienst, inzake dit strafrechtelijk onderzoek benaderd. Hierna heeft [F] , bij brief van 26 juli 2010, het Openbaar Ministerie Functioneel Parket Zwolle na te melden verzoek gedaan:
“Door de Belastingdienst FIOD is onder leiding van de officier van justitie, [G] een strafrechtelijk onderzoek ingesteld tegen [bedrijf 1] B.V. te [plaats 1] . Dit onderzoek is geboekt onder het gefisnummer [nummer] dossier [naam] .
In voormeld onderzoek zijn bevindingen ten aanzien van beleggingen vastgelegd die van belang zijn voor het heffing en inning van belastingen en premies.
Ik verzoek de officier van justitie toestemming te verlenen om ter uitvoering van de Belastingwet inzage te verlenen in voormeld dossier en tot gebruik van gegevens uit dat dossier (artikel 55 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen). Eveneens verzoek ik toestemming te verlenen dat deze gegevens ook aan het buitenland ten behoeve van heffing en inning van belastingen mogen worden verstrekt.”
Op 27 juli 2010 heeft [H] , Officier van Justitie, deze brief voor akkoord ondertekend en teruggestuurd.
De inspecteur heeft belanghebbende bij brief van 1 september 2010 verzocht om informatie te verstrekken over in het buitenland aangehouden bankrekeningen. In de periode september 2010 tot 30 november 2011 heeft een intensieve correspondentie plaatsgehad tussen de inspecteur en de gemachtigde van belanghebbende over de buitenlandse bankrekeningen en vanaf 1 december 2010 ook over [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2] ).
De inspecteur heeft bij brief van 30 november 2011 (onder meer) de navorderingsaanslagen IB/PVV 2001 tot en met 2005 met boeten en de navorderingsaanslagen IB/PVV 2006 tot en met 2008 zonder boete aangekondigd met kennisgevingen als bedoeld in de artikelen 67g van de [Hof: Algemene wet inzake rijksbelastingen, hierna:] AWR. De navorderingsaanslagen, boeten en beschikkingen heffingsrente zijn op 31 december 2011 opgelegd.
Belanghebbende en zijn echtgenote (hierna samen ook: belanghebbenden) zijn gerechtigd tot de bankrekening [S1] , met nummer [rekeningnummer 1] bij de ABN-AMRO bank te Zwitserland. Deze rekening is geopend in 1985 en opgeheven in 2004. Deze rekening is nimmer opgenomen in de aangiften inkomstenbelasting/vermogensbelasting (IB/VB) van belanghebbenden. De “Vermoegensauszug” per 31 december 2000 heeft een bedrag van € 4.880 als “pro-rata” vermeld.
Het saldo van de rekening met nummer [rekeningnummer 1] is bij de opheffing overgemaakt naar rekening [rekeningnummer 2] bij Jyske Bank Zwitserland.
Belanghebbenden zijn gerechtigd tot de bankrekening met nummer [rekeningnummer 2] bij de Jyske Bank te Zwitserland. Deze rekening is geopend in 2004 en opgeheven medio 2005. Deze rekening is nimmer opgenomen in de aangifte IB/VB van belanghebbenden.
In opdracht van belanghebbenden is het saldo van € 502.065 na 25 mei 2005 overgemaakt naar rekening met nummer [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 2] bij Jyske Bank Zwitserland.
[bedrijf 2] is een, op 11 januari 2005, naar het recht van Belize opgerichte vennootschap met een in aandelen verdeeld kapitaal. Het formele bestuur van deze vennootschap berust bij [BVI] ( [BVI] ) [BVI] te [M] (hierna: [BVI] ). De aandeelhouders van [bedrijf 2] zijn belanghebbenden.
De vermogensbestanddelen van [bedrijf 2] bestaan uit een bankrekening met nummer [rekeningnummer 3] bij de Jyske Bank te Zwitserland met daaraan gekoppeld een beleggingsdepot en een lening. Het vermogensbeheer vond plaats door [bedrijf 1] . De overeenkomst daartoe is ondertekend door [J] , namens [BVI] . Het beleggingsprofiel is door belanghebbenden ondertekend.
In de “Company account” van [bedrijf 2] staat, onder andere, het volgende:
“2. Mail
(…)
Mail is to be forwarded to the following address
Name: [belanghebbende] & [echtgenote]
Adress: [a-straat] 77, [postcode 1] [plaats 2]
Country: Belgium
(…)
5. Authorised signatories
Following individuals have power to sign:
See enclosed list “Vollmachtsformular”
(…)
7. Establishment of the Beneficial Owner’s Identity
(…)
That the beneficial owner/s of the assets concerned is/are
Full name/s (or Company): [belanghebbende] & [echtgenote]
Adress/domicile: [b-straat] 113 NL- [postcode 2] [woonplaats]
Country: Holland
Nationality: NL & NL
Date/s of birth: [datum 1] 1945 & [datum 2] 1950”
Bij deze “Company account” zit een kopie van de paspoorten van belanghebbenden.
Belanghebbenden zijn aangemerkt als gevolmachtigden via een daartoe door [J] ondertekend “Vollmachtsformular” en beiden zijn tekeningsbevoegd voor deze rekening.
[bedrijf 2] is voor de heffing van vennootschapsbelasting beschreven als binnenlands belastingplichtige. Belanghebbenden hebben de over de jaren 2005 tot en met 2009 namens [bedrijf 2] opgestelde aangiften ingediend. De inspecteur heeft de aanslagen in die belasting over deze jaren vastgesteld op nihil. Deze aanslagen staan onherroepelijk vast.
Belanghebbenden hebben geen afschriften verstrekt van de door hen gestelde lening aan [bedrijf 2] . Belanghebbende hebben nimmer enig bedrag aan rente aan [bedrijf 2] betaald.
Voor persoonlijke doeleinden hebben belanghebbenden de volgende bedragen van rekening [rekeningnummer 3] opgenomen:
2005 |
€ |
129.175 |
2006 |
€ |
80.533 |
2007 |
€ |
80.179 |
2008 |
€ |
32.570 |
Belanghebbenden hebben geen afschriften verstrekt van enige bestuurshandelingen van [BVI] . Bij belanghebbenden zijn ook geen aandeelhoudersbesluiten of aandeelhoudersvergadering(en) bekend.
[bedrijf 2] is op verzoek van belanghebbenden in 2009 ontbonden. Het vermogen is overgeboekt naar de persoonlijke rekening van belanghebbenden bij Jyske Bank Denemarken met nummer [rekeningnummer 4] ”.
In aanvulling op de door de Rechtbank vastgestelde feiten stelt het Hof op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting de volgende feiten en omstandigheden vast:
Via e-mail heeft de heer [E] , medewerker opsporing van de FIOD, aan de Inspecteur op 31 oktober 2014 het volgende bericht:
“Aan mij is door jou de volgende vraag neergelegd. Geef aan wat is gebeurd in de periode 12 januari 2010 (de datum dat het proces-verbaal door de FIOD is ondertekend) tot en met 27 juli 2010 (accordering artikel 55 AWR verzoek). Ik heb naar aanleiding van je vraag overleg gepleegd met de Officier van Justitie, mevrouw [H] . Ik kan je vraag, mede namens de Officier van Justitie, nu als volgt beantwoorden.
Het proces-verbaal wordt na ondertekening onderdeel van het proces-dossier. Dit dossier wordt vervolgens overgedragen aan de administratie en aldaar gebeuren een aantal handelingen.
1) Een afschrift van het eindproces-verbaal wordt voorgelegd aan de contactambtenaar en deze zal een verzoek tot vervolging opmaken en retourneren. Dit is op 21 januari 2010 gebeurd.
2) Conform de afspraken met het openbaar ministerie worden de onderdelen van het proces-dossier gerangschikt, de volledigheid gecontroleerd en alle pagina’s van het proces-dossier worden doorlopend genummerd.
3) Vervolgens wordt het proces-dossier verschillende keren gekopieerd. (Denk aan exemplaar verdediging, Officier van Justitie, rechter en archief FIOD).
4) De exemplaren worden door de FIOD rondgebracht en daarbij aangeboden aan het openbaar ministerie (FP). Volgens de geleidelijst is het dossier op 10 maart 2010 aangeboden aan het FP te Zwolle. Het dossier in op 10 maart 2010 door mw. [K] in ontvangst genomen. (Het strafrechtelijk onderzoek is uitgevoerd onder leiding van de Officier van Justitie vallend onder het FP locatie Zwolle).
Vanwege een andere functie van de toenmalige officier [G] (locatie FP Zwolle) is een nieuwe officier belast met het onderzoek, te weten mw [H] (Locatie FP Den Bosch). Dit heeft enige tijd in beslag genomen. De nieuwe officier moet het volledige dossier bestuderen en vervolgens wordt een tenlastelegging opgemaakt.
Deze werkzaamheden hebben plaatsgevonden in de periode 12 januari 2010 tot en met 27 juli 2010.(…)”.
Via e-mail van 12 januari 2015 heeft mevrouw [H] , officier van justitie, aan de heer [E] bericht dat zij akkoord is met hetgeen in de mail van 31 oktober 2014 (zie 2.16) namens haar is geantwoord.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
-
Is het gebruik van de door de Inspecteur verkregen inlichtingen rechtmatig?
-
Heeft de Inspecteur voldoende voortvarend gehandeld bij het opleggen en vaststellen van de navorderingsaanslagen over de jaren 2001 tot en met 2005?
-
Zijn de navorderingsaanslagen terecht en tot de juiste hoogte vastgesteld?
-
Heeft belanghebbende recht op een proceskostenvergoeding en, zo ja, tot welk bedrag?
Belanghebbende is van mening dat de vragen a, b en c ontkennend moeten worden beantwoord en vraag d bevestigend. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, vernietiging van de navorderingsaanslagen en vernietiging van de boete- en heffingsrentebeschikkingen. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.