Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-10-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:4045, 14/00900 tot en met 14/00905
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-10-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:4045, 14/00900 tot en met 14/00905
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 8 oktober 2015
- Datum publicatie
- 22 oktober 2015
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2015:4045
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2014:9444, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 14/00900 tot en met 14/00905
Inhoudsindicatie
Vanwege de door hem geconstateerde gebreken in de administratie heeft de Inspecteur een theoretische omzetberekening gemaakt op grond waarvan winst- en omzetcorrecties zijn vastgesteld en diverse aanslagen zijn opgelegd. Er is geen informatiebeschikking gegeven. De Inspecteur bepleit toepassing van artikel 27e van de AWR (omkering van de bewijslast), omdat de vereiste aangiften niet zijn gedaan. Het Hof wijst deze toepassing af. De vereiste aangifte is niet gedaan indien een aanzienlijk te lage aangifte is gedaan, zowel in absolute als in relatieve omvang, en belastingplichtige ten tijde van het doen van de aangifte wist of zich ervan bewust moest zijn dat tot die bedoelde omvang een te lage aangifte is gedaan. De bewijslast hiervan rust op de Inspecteur. Eerst nadat dit bewijs is geleverd, kan een theoretische omzetberekening worden gebruikt voor een bepaling van de juiste omzet en winst. Tegenover de gemotiveerde betwisting door belanghebbende van de aannames waarop de theoretische omzetberekening is gebaseerd, maakt de Inspecteur niet aannemelijk, dat de door belanghebbende aangegeven winst respectievelijk omzet te laag is. De aanslagen worden overeenkomstig de aangiften vastgesteld en de boetes worden vernietigd.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 14/00900 tot en met 14/00905
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
en op het incidentele hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Venlo,
hierna: de Inspecteur,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 24 juli 2014, nummers AWB 13/4327, AWB 13/4330 tot en met AWB 13/4334, in het geding tussen
belanghebbende
en
de Inspecteur,
betreffende de hierna te noemen (navorderings)aanslagen, naheffingsaanslagen en beschikkingen.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende zijn met dagtekening 19 januari 2013 voor het jaar 2009 opgelegd, onder aanslagnummer [aanslagnummer] .H.97, een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: de navorderingsaanslag IB/PVV) naar een belastbaar inkomen uit werk en woning ten bedrage van € 19.621, alsmede bij beschikking een boete tot een bedrag van € 1.604 en is bij beschikking een bedrag van € 293 aan heffingsrente in rekening gebracht en, onder aanslagnummer [aanslagnummer] .W.97, een navorderingsaanslag premie zorgverzekeringswet (hierna: de navorderingsaanslag ZVW) naar een bijdrage-inkomen ten bedrage van € 19.621 en is bij beschikking een bedrag van € 71 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Aan belanghebbende zijn met dagtekening 24 januari 2013 voor het jaar 2010 opgelegd een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: de aanslag IB/PVV) naar een belastbaar inkomen uit werk en woning ten bedrage van € 27.456, alsmede bij beschikking een boete tot een bedrag van € 2.790 (hierna: de boete 2010) en is bij beschikking een bedrag van € 299 aan heffingsrente in rekening gebracht (hierna: de heffingsrente 2010) en een aanslag premie zorgverzekeringswet (hierna: de aanslag ZVW) naar een bijdrage inkomen ten bedrage van € 27.967 en is bij beschikking een bedrag van € 38 aan heffingsrente in rekening gebracht (hierna: de heffingsrente ZVW 2010).
Aan belanghebbende zijn met dagtekening 30 november 2012 opgelegd voor de periode 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009, onder aanslagnummer [aanslagnummer] .F.01.9501, een naheffingsaanslag omzetbelasting (hierna: de naheffingsaanslag OB 2009) naar een bedrag van € 1.592, alsmede bij beschikking een boete tot een bedrag van € 796 (hierna: de boete OB 2009) en is bij beschikking een bedrag van € 119 aan heffingsrente in rekening gebracht (hierna: de heffingsrente OB 2009) en voor de periode 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010, onder aanslagnummer [aanslagnummer] .F.01.0502, een naheffingsaanslag omzetbelasting (hierna: de naheffingsaanslag OB 2010) naar een bedrag van € 2.186, alsmede bij beschikking een boete tot een bedrag van € 1.093 en is bij beschikking een bedrag van € 108 aan heffingsrente in rekening gebracht.
De tegen de onder 1.1 en 1.2 vermelde belastingaanslagen en beschikkingen gemaakte bezwaren heeft de Inspecteur bij, in één geschrift verenigde, uitspraken van 8 juli 2013 afgewezen. De tegen de onder 1.3 vermelde belastingaanslagen en beschikkingen gemaakte bezwaren heeft de Inspecteur bij, in één geschrift verenigde, uitspraken van 9 augustus 2013 afgewezen.
Belanghebbende is van deze uitspraken, in één geschrift vervat, in beroep gekomen bij de Rechtbank, welke beroepen de Rechtbank heeft geregistreerd onder de nummers 13/4327, 13/4330 tot en met 13/4334. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende, eenmaal in de zaak met nummer 13/4333, een griffierecht geheven van € 160. Bij zijn vorenvermelde uitspraak heeft de Rechtbank het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de onder 1.1 tot en met 1.3 vermelde belastingaanslagen verminderd, de boetebeschikkingen verminderd en vergoeding van griffierecht en proceskosten gelast.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld, welk hoger beroep is geregistreerd onder de kenmerken 14/00900 tot en met 14/00905. Ter zake van het hoger beroep heeft de griffier van belanghebbende eenmaal in de zaak met kenmerk 14/00905 een griffierecht geheven van € 246. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De Inspecteur heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank. Belanghebbende heeft het incidentele hoger beroep beantwoord.
Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting (in de zaken met kenmerk 14/00900 tot en met 14/00905) heeft plaatsgehad op 27 augustus 2015 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, vergezeld van de heer [A] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heren [B] , [C] en [D] .
De Inspecteur heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. Belanghebbende heeft ter zitting, zonder bezwaar van de wederpartij, een kopie van een drietal stukken overgelegd.
Aan het einde van de zitting heeft het Hof het onderzoek gesloten.
Van de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.
2 Feiten
Nu de uitspraak van de Rechtbank geen afzonderlijke vaststelling van de feiten bevat, stelt het Hof de feiten op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting in eerste en tweede aanleg als volgt vast:
Belanghebbende is gehuwd en heeft drie jonge kinderen. Het gezin woont in [woonplaats] .
Blijkens de inschrijving bij de Kamer van Koophandel exploiteert belanghebbende sinds 9 oktober 2007 onder de naam “ [E] ” een Grieks Specialiteiten Grillroom te [F] . De onderneming is zeven dagen per week geopend, van zondag tot en met donderdag van 16.00 uur tot 01.00 uur en op vrijdag en zaterdag van 16.00 uur tot 03.00 uur. Belanghebbende werkt voltijds in de onderneming en zijn echtgenote dagelijks van 16.00 uur tot 21.00 uur.
In de onderneming wordt naast koffie, thee en frisdrank, broodjes of Griekse pita met diverse beleg, gewone en speciale vleesschotels met frites en salade, aan te vullen met bijgerechten, diverse visgerechten met frites en salade en een vegetarisch gerecht verkocht.
Voor de bereiding van frites wordt gebruik gemaakt van rauwe frites.
Bij belanghebbende is in de maanden mei en juni 2012 een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van onder meer de aangiften inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen, alsmede de aangiften omzetbelasting over de jaren 2008 tot en met 2010. Het daarvan opgemaakte controlerapport (hierna: het rapport) is gedagtekend 31 oktober 2012.
In het rapport is het navolgende vermeld:
De omzet wordt geheel in contanten gerealiseerd. Er wordt gebruik gemaakt van een elektronische kassa, die de mogelijkheid van een (product)groepenkassa biedt. Hiervan maakt belanghebbende geen gebruik, hij hanteert één omzetknop. De kasmutaties registreert belanghebbende als volgt. Bij de dagelijkse opening wordt gestart met € 100 aan wisselgeld. Aan het einde van iedere werkdag wordt een zogenaamde Z-strook van de kassa uitgedraaid. De op de Z-strook vermelde dagomzet neemt belanghebbende over in een handgeschreven kladkasboek. De Z-stroken van de jaren 2008 tot en met 2010 heeft belanghebbende niet bewaard. In het kladkasboek vermeldt belanghebbende ook de contante inkopen, overige contante uitgaven, privé-opnames en ingeleverde klantenkaarten. Het aan het einde van de werkdag aanwezige kasgeld wordt niet vergeleken met het saldo van het kladkasboek. Eenmaal per kwartaal worden het kladkasboek en de overige bescheiden en stukken verstrekt aan de administrateur, die deze gegevens verwerkt in de financiële administratie.
De voorraad goederen wordt niet opgenomen. Op de balans wordt jaarlijks een vast geschat bedrag aan voorraad goederen van € 500 vermeld.
Over de jaren 2008 tot en met 2010 zijn nieuwe kasboeken opgesteld, omdat onder meer de omzetten in het kladkasboek en die in het geautomatiseerde kasboek (op meerdere data) niet met elkaar aansluiten, contante betalingen van diverse inkoopfacturen op onjuiste data of dubbel zijn geboekt, in het geautomatiseerde kasboek op 31 december van de jaren 2008 tot en met 2010 diverse memoriaalboekingen zijn opgenomen en verwerkt, zowel kasopnames als –stortingen niet in het kladkasboek zijn vermeld en de kasboeken het daadwerkelijk aanwezige kasgeld niet juist weergeven.
De nieuw opgestelde kasboeken vertonen in de jaren 2009 en 2010 diverse negatieve kassen. Het hoogste negatieve kassaldo in het jaar 2009 bedraagt € 2.095 en in het jaar 2010 € 1.888.
Voorts leverde de uitgevoerde chikwadraattoets onverklaarbare hoge uitkomsten op.
Voor elk van de jaren 2008 tot en met 2010 is een theoretische omzetberekening (hierna: TOB) met betrekking tot het vlees, de vis, de frites en de frisdrank gemaakt op basis van de volgens de inkoopfacturen geleverde goederen, een percentage afval dan wel bakverlies van 15%, een gemiddelde van 200 gram vlees, vis en frites per portie en de vanaf het jaar 2008 gehanteerde prijslijsten. De aangiften, alsmede de jaarstukken en de TOB laten de volgende omzetten in de betreffende jaren zien:
Jaar |
2008 |
2009 |
2010 |
|||
Aangifte |
TOB |
Aangifte |
TOB |
Aangifte |
TOB |
|
Omzet 19% |
€ 600 |
€ 575 |
€ 887 |
€ 666 |
€ 630 |
€ 514 |
Omzet 6% |
€ 54.201 |
€ 55.635 |
€ 53.478 |
€ 70.062 |
€ 53.679 |
€ 70.417 |
Totaal |
€ 54.801 |
€ 56.210 |
€ 54.365 |
€ 70.728 |
€ 54.309 |
€ 70.931 |
De TOB voor de jaren 2009 en 2010 behoren tot de gedingstukken. De meeromzet volgens de TOB en de aangifte bedraagt voor het jaar 2009 € 16.363 en voor het jaar 2010 € 16.622.
Er is niet voldaan aan de administratieve verplichtingen van artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de AWR). Er is geen voorraadopname,
Z-stroken en klantenkaarten zijn niet bewaard, de kladkasboeken vertonen negatieve saldi en er is sprake van omzetverschillen in het kladkasboek en het geautomatiseerde kasboek.
In verband met het niet voldoen aan de administratieve verplichten, vermeld in 2.4.2, heeft belanghebbende geen recht op toepassing van de kleine ondernemersregeling van artikel 25 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet OB 1968).
Op basis van de TOB worden voor de jaren 2009 en 2010 belastingaanslagen opgelegd naar de aldus berekende omzetten en daarbij worden vergrijpboetes van 50% wegens opzet (het verzwijgen van omzet) opgelegd.
De Inspecteur heeft belanghebbende geen informatiebeschikking in de zin van artikel 52a, eerste lid, van de AWR gegeven.
De bestreden belastingaanslagen zijn als volgt berekend:
Met betrekking tot de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen:
Jaar |
2009 |
2010 |
||
Aangifte |
Na correctie TOB |
Aangifte |
Na correctie TOB |
|
Winst uit onderneming |
€ 12.012 |
€ 28.375 |
€ 23.177 |
€ 39.799 |
Niet aftrekbare kosten |
€ 1.002 |
€ 1.002 |
||
Zelfstandigenaftrek |
€ 9.251 |
€ 7.087 |
€ 7.222 |
€ 7.222 |
Meewerkaftrek |
€ 163 |
€ 367 |
€ 464 |
€ 796 |
MKB-winstvrijstelling |
€ 378 |
€ 2.302 |
€ 1.859 |
€ 3.814 |
Persoonsgebonden aftrek |
€ 511 |
€ 511 |
||
Belastbaar inkomen box 1 |
€ 3.222 |
€ 19.621 |
€ 13.121 |
€ 27.456 |
Met betrekking tot de omzetbelasting:
Jaar |
2009 |
2010 |
||
Na correctie TOB |
Omzetbelasting |
Na correctie TOB |
Omzetbelasting |
|
Omzet 19% |
€ 666 |
€ 127 |
€ 514 |
€ 98 |
Omzet 6% |
€ 70.062 |
€ 4.204 |
€ 70.417 |
€ 4.225 |
Totaal |
€ 70.728 |
€ 4.331 |
€ 70.931 |
€ 4.323 |
Bij: ICV |
€ 562 |
|||
Af: Voorbelasting |
€ 3.010 |
€ 1.510 |
||
Af: Afdrachten |
€ 291 |
€ 627 |
||
Naheffing |
€ 1.592 |
€ 2.186 |
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
In geschil is het antwoord op de volgende vragen:
I Zijn de onderhavige belastingaanslagen alsmede de beschikkingen inzake heffingsrente terecht en tot het juiste bedrag opgelegd respectievelijk in rekening gebracht? Daarbij is in het bijzonder in geschil of er grond is voor toepassing van artikel 27e van de AWR vanwege de omstandigheid dat de vereiste aangiften niet zijn gedaan.
II Indien sprake is van omkering van de bewijslast, is in geschil of sprake is van een redelijke schatting van de winst en de omzet. Daarbij is in het bijzonder van belang of de Inspecteur bij de theoretische omzetberekening een juist percentage aan bakverlies heeft gehanteerd en of hij daarbij is uitgegaan van de juiste grootte van de porties.
III Zijn de onderhavige bij beschikking opgelegde boetes wegens opzet dan wel grove schuld terecht en tot het juiste bedrag opgelegd?
Belanghebbende is van mening dat bovenstaande vragen ontkennend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Ter zitting hebben partijen hun standpunten toegelicht.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraken van de Inspecteur, tot vernietiging van de onder 1.1 vermelde navorderingsaanslagen en elke van de daarbij vastgestelde beschikkingen, alsmede van de naheffingsaanslag OB 2010 en de beide daarbij vastgestelde beschikkingen, tot vermindering van de naheffingsaanslag OB 2009 tot een bedrag van € 271, alsmede een dienovereenkomstige vermindering van de heffingsrente OB 2009 en vernietiging van de boete OB 2009, tot vermindering van de onder 1.2 vermelde aanslagen berekend naar het in de betreffende aangifte voor het jaar 2010 opgenomen belastbare dan wel bijdrage inkomen, alsmede een dienovereenkomstige vermindering van de heffingsrente 2010 en de heffingsrente ZVW 2010, vernietiging van de boete 2010 en vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.
De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en bevestiging van zijn uitspraken.