Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 24-07-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:9444, AWB - 13 _ 4333
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 24-07-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:9444, AWB - 13 _ 4333
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 24 juli 2014
- Datum publicatie
- 3 januari 2018
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2014:9444
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2015:4045, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- AWB - 13 _ 4333
Inhoudsindicatie
Deze uitspraak wordt gepubliceerd op verzoek. De rechtbank had de uitspraak niet voor publicatie geselecteerd. Om die reden is er geen samenvatting.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummers AWB 13/4327, AWB 13/4330 tot en met AWB 13/4334
uitspraak van 24 juli 2014
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [plaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
De bestreden uitspraken op bezwaar
- -
-
De uitspraken van de inspecteur van 8 juli 2013 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2009, de daarbij vastgestelde vergrijpboete en de in rekening gebrachte heffingsrente (aanslagnummer [aanslagnummer] .H.97), alsmede de navorderingsaanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet 2009 (aanslagnummer [aanslagnummer] .W.97).
- -
-
De uitspraken van de inspecteur van 8 juli 2013 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2010, de daarbij vastgestelde vergrijpboete en de in rekening gebrachte heffingsrente (aanslagnummer [aanslagnummer] .H.06), alsmede de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet 2010 (aanslagnummer [aanslagnummer] .W.06).
- -
-
De uitspraken van de inspecteur van 9 augustus 2013 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem voor de tijdvakken 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009 en 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 opgelegde naheffingsaanslagen omzetbelasting, vergrijpboeten en heffingsrente (aanslagnummers [aanslagnummer] .F.01.9501 en [aanslagnummer] .F.01.0502).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juli 2014, te Roermond. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde [gemachtigde] , verbonden aan [administratiekantoor] te Born, en namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] .
1 Beslissing
De rechtbank:
- -
-
verklaart de beroepen gegrond;
- -
-
vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- -
-
vermindert de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en volksverzekeringen alsmede inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet over het jaar 2009 tot een waarbij de winst van belanghebbende nader is vastgesteld op basis van een gemiddeld afbakverlies van 25% en vermindert de in rekening gebrachte heffingsrente dienovereenkomstig;
- -
-
vermindert de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen alsmede de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet over het jaar 2010 tot een waarbij de winst van belanghebbende nader is vastgesteld op basis van een gemiddeld afbakverlies van 25% en vermindert de in rekening gebrachte heffingsrente dienovereenkomstig;
- -
-
vermindert de naheffingsaanslagen omzetbelasting zodanig dat bij het bepalen van de omzet rekening wordt gehouden met een afbakverlies van 25%.
- -
-
veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 974;
- -
-
vermindert de boetes tot 5%;
- -
-
gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 160 aan deze vergoedt.
2 Gronden
Belanghebbende exploiteert vanaf 2004 een Griekse specialiteiten Grillroom in [plaats] , met als handelsnaam [A BV] .
De kassa van belanghebbende registreert de verkopen, waarbij slechts de omzet wordt ingevoerd en niet de aard van de verkochte producten. Aan het einde van iedere dag draait belanghebbende een zogenaamde ‘Z-strook’ uit. Hierop staat de door de kassa geregistreerde omzet vermeld. Belanghebbende noteert de dagomzet in een handgeschreven kasboek. De Z-strook wordt niet bewaard. Het handgeschreven kasboek wordt in de boekhouding verwerkt door een boekhoudkantoor.
In de periode van 2 mei 2012 tot en met 14 juni 2012 is bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van onder andere de aangiftes inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) en omzetbelasting over de jaren 2008, 2009 en 2010.
Tijdens het boekenonderzoek heeft de controlemedewerker van de belastingdienst de volgende gebreken in de boekhouding geconstateerd:
- -
-
de omzetten in het handgeschreven kladkasboek en de omzetten in het geautomatiseerde kasboek sluiten (op meerdere data) niet op elkaar aan;
- -
-
de contante betalingen van diverse inkoopfacturen zijn op onjuiste data of dubbel geboekt;
- -
-
in het geautomatiseerde kasboek zijn op 31 december van de onderhavige jaren memoriaalboekingen opgenomen en verwerkt;
- -
-
contante huur- en loonbetalingen zijn niet in het kladkasboek opgenomen;
- -
-
zowel kasopnamen als – stortingen zijn niet in kladkasboek opgenomen;
- -
-
de kasboeken geven geen juiste weergave van het daadwerkelijk aanwezige kasgeld.
Daarnaast bevestigt een door de inspecteur toegepaste chi-kwadraat toets dat er waarschijnlijk onregelmatigheden in de administratie voorkomen.
Tenslotte zou belanghebbende, op basis van berekeningen van de inspecteur, uitgaande van de informatie die tijdens het boekenonderzoek is verkregen, regelmatig een negatief kassaldo hebben.
Op basis van deze omstandigheden heeft de inspecteur de administratie van belanghebbende niet bruikbaar geacht om als grondslag te dienen voor de fiscale aangiftes. Aan belanghebbende zijn in dat verband de onderhavige (navorderings)aanslagen IB/PVV, inkomens afhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet en naheffingsaanslagen omzetbelasting, met boetes opgelegd.
Tussen partijen is in geschil of de aanslagen en de boetes terecht en naar juiste bedragen zijn opgelegd.
De inspecteur stelt zich op het standpunt dat belanghebbende met de door hem gevoerde administratie niet aan zijn administratieverplichtingen heeft voldaan en niet de vereiste aangiften heeft gedaan. Op grond van artikel 27e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) heeft dit tot gevolg dat de bewijslast wordt omgekeerd.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur met de in 2.4. gestelde en in het tot de stukken behorende controlerapport nader uitgewerkte aanmerkingen op de administratie, aannemelijk gemaakt dat de uit deze administratie voortvloeiende cijfers een onvoldoende basis vormen om tot een juiste aangifte te komen. In zoverre heeft hij de aanslagen naar het oordeel van de rechtbank, terecht opgelegd met omkering van de bewijslast. Dat de aanslagen onjuist zouden zijn is door belanghebbende niet overtuigend aangetoond.
Vervolgens komt de vraag aan de orde in hoeverre de inspecteur tot een redelijke schatting van de door belanghebbende in 2009 en 2010 behaalde omzet en winst is gekomen. Bij zijn schatting is de inspecteur onder meer uitgegaan van een zogeheten “afbakverlies” van gemiddeld 15%. Voor dit percentage geeft hij geen andere onderbouwing dan dat dit tijdens het boekenonderzoek is opgekomen en door belanghebbende niet is weersproken. Ter zitting is aannemelijk geworden dat belanghebbende, die uit Afghanistan afkomstig is, de tijdens het boekenonderzoek ter zake gestelde vraag niet goed heeft begrepen.
Ter zitting is namens belanghebbende aangevoerd dat ter zake van het afbakken een verlies van 30 tot 33%, afhankelijk van het af te bakken product en de vraag of dat vers dan wel uit de diepvries afkomstig is, meer overeenkomt met de realiteit. De rechtbank acht aannemelijk dat het bakverlies hoger is dan hetgeen de inspecteur stelt, te meer nu de belastingdienst in andere dossiers ook van een hoger bakverlies blijkt uit te gaan dan de thans opgevoerde 15% (zie bijvoorbeeld de uitspraak van gerechtshof ’s-Hertogenbosch, d.d. 30 september 2002, nr. 00/02760, ECLI:NL:GHSHE:2002:AF1535, waar (r.o. 4.2.4.) “de inspecteur aannemelijk maakt dat van 1 kg voorgebakken frites, 627 gram afgebakken frites resteert”). Dat de afbakverliespercentages zich echter concreet bewegen op de door belanghebbende voorgestane niveaus is ook daarmee echter niet aannemelijk geworden. Het tonen van foto's van frites vóór en na afbakken, waaruit percentages van meer dan 30% zouden blijken, is daartoe onvoldoende.
Nu beide partijen de door hen voorgestane afbakverliespercentages onvoldoende hebben onderbouwd bepaalt de rechtbank het afbakverlies, schattenderwijs, op gemiddeld 25%. De opgelegde (navorderings)- dan wel naheffingsaanslagen dienen overeenkomstig dit percentage te worden verminderd. De beroepen zijn in zoverre gegrond. De overige door de inspecteur op de aangegeven winst/de omzet aangebrachte correcties zijn naar het oordeel van de rechtbank redelijk en onvoldoende door belanghebbende betwist.
Het gegeven dat de beroepen van belanghebbende gegrond zijn verklaard, neemt niet weg dat de rechtbank met de inspecteur van oordeel is dat belanghebbende onjuiste aangiften heeft ingediend en dat deze onjuiste aangiften onder de gegeven omstandigheden (voorwaardelijk) opzettelijk zijn gedaan. De rechtbank acht een boete van 5% daarvoor passend en geboden. De door de inspecteur opgelegde boetes dienen tot dit percentage te worden verminderd.
De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 974 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 487 en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is gedaan op 24 juli 2014 door mr. D. Hund, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. J.C. van Hooft, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.