Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-02-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:422, 13-00986 en 13-00987
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-02-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:422, 13-00986 en 13-00987
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 6 februari 2015
- Datum publicatie
- 9 maart 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2015:422
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2013:6545, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:2536
- Zaaknummer
- 13-00986 en 13-00987
Inhoudsindicatie
Aan belanghebbende zijn over de jaren 2008 en 2009 aanslagen inkomstenbelasting met boeten opgelegd. Het Hof is van oordeel dat deze aanslagen en boeten terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd, onder toepassing van omkering en verzwaring van de bewijslast. Belanghebbende heeft niet de vereiste aangiften gedaan. Belanghebbende heeft ten onrechte de opbrengsten van de stichting waarvan hij bestuurder was, niet als resultaat uit overige werkzaamheden in zijn aangiften inkomstenbelasting verantwoord. Het hoger beroep van belanghebbende is ongegrond. Het incidentele hoger beroep van de Inspecteur, over de hoogte van het bedrag van de heffingskorting, is gegrond.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerken: 13/00986 en 13/00987
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
hierna: belanghebbende,
en het incidenteel hoger beroep van
de Inspecteur van de Belastingdienst Oost-Brabant,
hierna: de Inspecteur,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 14 augustus 2013, in de beroepszaken met de nummers AWB 12/5062, 12/5063 en 12/5064, in het geding tussen
belanghebbende
en
de Inspecteur,
betreffende de hierna te noemen aanslagen, boetebeschikkingen en heffingsrentebeschikkingen.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2008 een aanslag in de inkomstenbelasting (hierna: IB) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 54.457. Tegelijkertijd is, in één geschrift met de aanslag verenigd, bij voor bezwaar vatbare beschikking een boete van € 5.647 opgelegd, alsmede bij voor bezwaar vatbare beschikking een bedrag aan heffingsrente in rekening gebracht van € 1.009. De aanslag, de boetebeschikking en de heffingsrentebeschikking zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.
Voor het jaar 2009 is aan belanghebbende een aanslag in de inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 50.571. Tegelijkertijd is, in één geschrift met de aanslag verenigd, bij voor bezwaar vatbare beschikking een boete van € 7.765 opgelegd, alsmede bij voor bezwaar vatbare beschikking een bedrag aan heffingsrente in rekening gebracht van € 1.180. De aanslag, de boetebeschikking en de heffingsrentebeschikking zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.
Voor het jaar 2009 is eveneens een aanslag Inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) aan belanghebbende opgelegd, gebaseerd op een verhoging van het bijdrage-inkomen met € 17.710 (naar het maximale bijdrage-inkomen van € 32.369). Ook deze aanslag is, na bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd.
Belanghebbende is van genoemde uitspraken op bezwaar in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 42 in de zaak met Hofkenmerk 13/00986. In de overige zaken is geen griffierecht geheven. De Rechtbank heeft het beroep betreffende de aanslag IB over 2008 en de daarbij opgelegde boetebeschikking gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar en de boetebeschikking vernietigd en deze aanslag zodanig verminderd, dat daarbij een heffingskorting in aanmerking is genomen van € 4.195, met handhaving van de overige elementen van de aanslag. De over het jaar 2008 opgelegde boete heeft de Rechtbank verminderd tot € 2.682. Het beroep betreffende de aanslag IB/PVV over 2009 heeft de Rechtbank enkel gegrond verklaard voor wat betreft de aan belanghebbende opgelegde boete. De Rechtbank heeft deze boete verminderd tot € 3.688. Het beroep tegen de aanslag Inkomensafhankelijke bijdrage Zvw over 2009 is door de Rechtbank ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraken van de Rechtbank heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 118 in de zaak met Hofkenmerk 13/00986. In de overige zaken is geen griffierecht geheven. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het hoger beroep betreffende de aanslag Inkomensafhankelijke bijdrage Zvw over 2009 is door belanghebbende bij brief van 6 november 2013 ingetrokken.
De Inspecteur heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank inzake de aanslag IB 2008. Belanghebbende heeft het incidentele hoger beroep beantwoord.
De zitting heeft plaatsgehad op 28 november 2014 te ‘s-Hertogenbosch.
Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende en zijn gemachtigde, de heer [A], advocaat te [B], alsmede, namens de Inspecteur, de heer [C] en de heer [D].
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.
2 Feiten
De Rechtbank heeft de volgende, in hoger beroep niet bestreden, feiten vastgesteld, welke feiten het Hof als vaststaand overneemt:
“2.1. Belanghebbende heeft voor de jaren 2008 en 2009 aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 4.187 respectievelijk € 1.893.
[E]
Belanghebbende is bestuurder van de Stichting [E] (hierna: [E]). [E] is gevestigd op belanghebbendes woonadres. [E] heeft statutair tot doel de ontwikkeling van culturele activiteiten ter integratie van minderheden in de samenleving en voorts alles wat daarmee verband houdt. [E] beschikt niet over een bankrekening; alle inkomsten en uitgaven lopen via belanghebbende. Belanghebbende heeft op 20 april 2010 aan de inspecteur verklaard dat de feitelijke activiteiten van [E] bestonden uit:
- de verhuur van tot de woning van belanghebbende behorende kamers;
- het verrichten van administratieve diensten voor andere stichtingen;
- het beheer van belanghebbendes persoonsgebonden budget.
De woning van belanghebbende beschikt boven over vijf kamers. In de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2009 hebben vijftien personen (inclusief belanghebbende) op het adres ingeschreven gestaan. Twee daarvan ([F] en [G]) voor de hele periode, anderen tot begin 2008. Volgens belanghebbende zijn twee of drie kamers verhuurd en beslaan twee kamers 11% van de woninginhoud. De inkomsten van de verhuur zijn aangegeven als inkomsten uit tijdelijke verhuur.
Belanghebbende heeft in 2009 een persoonsgebonden budget (hierna: PGB) ontvangen van € 5.181. Als zorgverlener is in de aanvraag [E] genoemd. Naar aanleiding van het hoorgesprek van 21 juni 2011 heeft belanghebbende de inspecteur bij brief van 19 september 2011 medegedeeld dat aan hem gemiddeld over 2007, 2008 en 2009 een PGB is verstrekt van € 5.000 [Hof: per jaar].
[E] heeft over de jaren 2005 tot en met 2009 aangiften omzetbelasting gedaan die hebben geresulteerd in teruggaven omzetbelasting. [E] heeft geen administratie gevoerd. Aan [E] is voor het jaar 2006 een aangiftebiljet vennootschapsbelasting uitgereikt. Omdat de aangifte niet was ingediend is een ambtshalve aanslag vennootschapsbelasting opgelegd. Daarna is alsnog de aangifte ingediend naar een belastbaar bedrag van nihil.
De inspecteur heeft onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 41 AWR bij brieven van 25 mei 2010 en 13 april 2010 gevorderd dat belanghebbende ter inspectie zou verschijnen met de administratie van [E] over de jaren 2005 tot en met 2007. Daarbij is belanghebbende gewezen op mogelijke strafbaarheid op grond van artikel 68 en 69 van de AWR. Belanghebbende heeft niet aan die vorderingen voldaan. Ondanks meerdere verzoeken daartoe, heeft belanghebbende de gevraagde administratie niet verstrekt.
Op 8 april 2010 is een boekenonderzoek aangekondigd bij [E] dat heeft geleid tot een rapport van 8 december 2010. Naar aanleiding van dat rapport/boekenonderzoek heeft de inspecteur geconcludeerd dat alle inkomsten van [E] rechtstreeks toekomen aan belanghebbende en zijn de litigieuze aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet opgelegd.
[H]
Belanghebbende is voorzitter van het bestuur van de Stichting [H] (hierna: [H]). In het handelsregister van de Kamer van Koophandel staan de activiteiten van [H] omschreven als emancipatie- en integratiewerk. De penningmeester/secretaris van [H] is [J] (hierna: [J]).
[H] exploiteert een café/ontmoetingsruimte, genaamd [K], gelegen aan de periferie van [woonplaats]. In of rond 2012 zijn die activiteiten overgedragen.
Op 3 juni 2010 is een boekenonderzoek aangekondigd bij [H], dat heeft geleid tot een rapport van 16 maart 2011. Naar aanleiding van dat boekenonderzoek heeft de inspecteur de administratie van [H] verworpen en aanslagen vennootschapsbelasting voor de jaren 2008 en 2009 opgelegd naar belastbare bedragen van € 47.228 respectievelijk € 61.295.
De aanslagen
Aan belanghebbende is met dagtekening 25 februari 2011 de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen [Hof: de aanslag inkomstenbelasting] over het jaar 2008 opgelegd met de volgende correcties:
aangifte |
aanslag |
|
Uitkering |
€ 14.324 |
€ 14.324 |
Eigenwoningforfait |
€ 1.071 |
€ 1.071 |
Tijdelijke verhuur |
€ 3.400 |
€ 3.400 |
Eigenwoningrente |
-€ 7.503 |
-€ 7.503 |
Ziektekosten |
-€ 7.153 |
€ 0 |
Drempel ziektekosten |
€ 186 |
|
Giften |
-€ 250 |
-€ 250 |
Drempel giften |
€ 112 |
€ 250 |
Toerekening inkomsten [E] |
€ 43.165 |
|
Belastbaar inkomen werk en woning |
€ 4.187 |
€ 54.457 |
De toerekening inkomsten [E] bestaat uit |
||
Huuropbrengsten 7 x € 350 x 12 |
€ 29.400 |
|
Verzorgen administraties |
€ 2.000 |
|
PGB |
€ 5.181 |
|
Ten onrechte geclaimde OB |
€ 6.584 |
|
€ 43.165 |
Gelijktijdig met de aanslag is bij beschikking een vergrijpboete opgelegd van € 5.647.
Aan belanghebbende is met dagtekening 1 juni 2012 de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2009 opgelegd met de volgende correcties:
aangifte |
Aanslag |
|
Uitkering |
€ 14.659 |
€ 14.659 |
Eigenwoningforfait |
€ 1.045 |
€ 1.045 |
Tijdelijke verhuur |
€ 3.000 |
€ 3.000 |
Eigenwoningrente |
-€ 8.690 |
-€ 8.690 |
Ziektekosten |
-€ 8.086 |
€ 0 |
Drempel ziektekosten |
€ 165 |
|
Giften |
-€ 300 |
€ 0 |
Drempel giften |
€ 100 |
|
Toerekening inkomsten [E] |
€ 40.557 |
|
Belastbaar inkomen werk en woning |
€ 1.893 |
€ 50.571 |
De toerekening inkomsten [E] bestaat uit |
||
Huuropbrengsten 7 x € 350 x 12 |
€ 29.400 |
|
Verzorgen administraties |
€ 2.000 |
|
PGB |
€ 5.181 |
|
Ten onrechte geclaimde OB |
€ 3.976 |
|
€ 40.557 |
Gelijktijdig met de aanslag is bij beschikking een vergrijpboete opgelegd van € 7.765.
Naar aanleiding van het boekenonderzoek is voorts de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet over 2009 met dagtekening 1 juni 2012 opgelegd naar het maximale bijdrage-inkomen van € 32.369.”
In aanvulling op de door de Rechtbank vastgestelde feiten stelt het Hof op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting de volgende feiten en omstandigheden vast:
Bij de aanslag IB over 2008 is over het belastbaar inkomen uit werk en woning enkel inkomstenbelasting geheven en geen premie volksverzekeringen. Vervolgens is er bij het bepalen van de hoogte van de heffingskorting in de aanslag rekening mee gehouden dat belanghebbende niet volledig belasting- en/of premieplichtig was. Het in de aanslag opgenomen bedrag aan heffingskortingen is € 307.
In de aanslag IB/PVV over het jaar 2009 is belanghebbende als belasting- én premieplichtig aangemerkt. Het in deze aanslag opgenomen bedrag aan heffingskortingen is € 4.189.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de aanslagen IB 2008 en IB/PVV 2009 en de daarbij opgelegde boetebeschikkingen terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd. Meer in het bijzonder is in geschil of met betrekking tot de jaren 2008 en 2009 de bewijslast dient te worden omgekeerd en verzwaard, omdat de vereiste aangiften niet zijn gedaan. Daarmee samenhangend houdt partijen verdeeld of belanghebbende in de jaren 2008 en 2009 resultaat uit overige werkzaamheden heeft genoten en zo ja, tot welke bedragen.
Belanghebbende is van mening, dat ten aanzien van de jaren 2008 en 2009 de bewijslast ten onrechte is omgekeerd en verzwaard door de Rechtbank. Voorts bestrijdt hij het oordeel van de Rechtbank dat hij resultaat uit overige werkzaamheden heeft genoten (r.o. 2.22 van de uitspraak van de Rechtbank) en de correcties die de Rechtbank in dat verband bij wege van interne compensatie heeft aangebracht (r.o. 2.23 van de uitspraak van de Rechtbank).
De Inspecteur stelt zich op het standpunt, dat voor de jaren 2008 en 2009 de bewijslast dient te worden omgekeerd en verzwaard, omdat de vereiste aangiften voor die jaren niet zijn gedaan. Hij is van mening dat de in geschil zijnde correcties terecht en tot de juiste bedragen zijn aangebracht. Belanghebbende heeft volgens de Inspecteur in beide jaren zowel inkomsten uit [E] als uit [H] genoten. De Inspecteur acht beide stichtingen transparant en bepleit toerekening aan belanghebbende van de door de stichtingen genoten opbrengsten (ook in het kader van de beantwoording van de vraag of de bewijslast dient te worden omgekeerd en verzwaard). Met betrekking tot het jaar 2009 berust de Inspecteur in het oordeel van de Rechtbank over de aanslag en de boete. Met betrekking tot het jaar 2008 stelt de Inspecteur zich op het standpunt dat de aanslag IB ten onrechte door de Rechtbank is verminderd, om de reden dat een te laag bedrag aan heffingskorting in aanmerking zou zijn genomen. Voor het overige berust de Inspecteur in het oordeel van de Rechtbank over de aanslag en de boete over het jaar 2008.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Ter zitting hebben zij hieraan als volgt toegevoegd:
Belanghebbende De Rechtbank heeft diverse correcties aangebracht in de inkomsten van belanghebbende over de onderhavige jaren. Indien alle correcties in acht worden genomen, volgt daaruit dan niet dat belanghebbende wel de vereiste aangifte heeft gedaan en dat geen sprake kan zijn van omkering en verzwaring van de bewijslast?
Ik beroep me nog op een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, ECLI:NL:RBZWB:2013:8908.
Inspecteur Ik stel me nog steeds op het standpunt dat [H] een transparante stichting is, ondanks hetgeen de Rechtbank daarover in haar uitspraak heeft overwogen.
Uit de door belanghebbende gedane aangifte van de verduistering blijkt dat café [K] door belanghebbende en de heer [J] samen gerund werd en dat beiden ervoor verantwoordelijk waren.
Ik heb in het door mij ingestelde incidentele hoger beroep geen beroep op interne compensatie willen doen. Ik stel mij (enkel) op het standpunt dat belanghebbende geen heffingskorting kan krijgen over de niet geheven premie volksverzekeringen. De heffingskorting is terecht op een lager bedrag vastgesteld dan bij volledige belasting- en premieplicht.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van zijn hoger beroep, vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en van de Inspecteur, verlaging van het belastbaar inkomen uit werk en woning met bedragen van € 23.000 (voor het jaar 2008) en € 27.000 (voor het jaar 2009). De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep van belanghebbende en tot gegrondverklaring van het incidenteel hoger beroep en vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank voor zover het de vermindering van de aanslag over 2008 in verband met de heffingskorting betreft. Belanghebbende concludeert tot ongegrondverklaring van het incidenteel hoger beroep.