Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 13-11-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:4526, 14/01009 tot en met 14/01013

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 13-11-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:4526, 14/01009 tot en met 14/01013

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
13 november 2015
Datum publicatie
27 november 2015
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2015:4526
Formele relaties
Zaaknummer
14/01009 tot en met 14/01013

Inhoudsindicatie

[Belanghebbende] is directeur van [D] BV en, middels Stichting [E] BV, enig aandeelhouder in [D] BV. Belanghebbende is de enige werknemer van [D] BV en kreeg hiervoor een loon toegekend van € 99.000. De BV heeft in de voorliggende jaren geen aangifte loonheffing gedaan en evenmin loonbelasting afgedragen.

[Belanghebbende] heeft voor jaren aangiften IB/PVV gedaan en daarbij telkens € 99.000 als brutoloon aangegeven en telkens bedragen als ingehouden en te verrekenen loonbelasting en premie volksverzekeringen opgevoerd.

Het Hof is, evenals de inspecteur, van oordeel dat er geen sprake is van ingehouden loonbelasting en premie volksverzekeringen nu er geen oogmerk tot afdracht bestond bij [D] BV. [D] BV heeft sinds 2003 geen aangifte loonbelasting en premie volksverzekeringen meer gedaan en het loonbelastingnummer is sinds 2006 ingetrokken zonder dat [belanghebbende] namens de BV heeft verzocht om heractivering van het loonbelastingnummer. Aangezien [belanghebbende] als aandeelhouder en directeur als enige zeggenschap over het betalingsgedrag van de BV had, is hij ten aanzien van de inhouding ook niet te goeder trouw. Ook de stelling van [belanghebbende] dat hij slechts het nettoloon heeft genoten wordt door het Hof verworpen, omdat [belanghebbende] onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt tot welk bedragen het overeengekomen loon is uitbetaald.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 14/01009 tot en met 14/01013

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraken van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 12 september 2014, nummers AWB 12/6248 en AWB 13/4100 tot en met 13/4103 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende de hierna vermelde (navorderings)aanslagen, beschikkingen heffingsrente en boetebeschikkingen.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer] .H.67 over het jaar 2006 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 63.474. Daarnaast is aan belanghebbende bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht.

1.2.

Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer] .H.77 over het jaar 2007 een navorderingsaanslag in de IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 63.431, alsmede bij beschikking een boete van € 9.766. Daarnaast is aan belanghebbende bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht.

1.3.

Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer] .H.87 over het jaar 2008 een navorderingsaanslag in de IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 75.450, alsmede bij beschikking een boete van € 6.708. Daarnaast is aan belanghebbende bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht.

1.4.

Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer] .H.96 voor het jaar 2009 een aanslag in de IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 71.087, alsmede bij beschikkingen boetes van € 7.838, respectievelijk € 226. Daarnaast is aan belanghebbende bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht.

1.5.

Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer] .H.06 voor het jaar 2010 een aanslag in de IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van

€ 93.358, alsmede bij beschikking een boete van € 12.717. Daarnaast is aan belanghebbende bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht.

1.6.

De navorderingsaanslag en heffingsrentebeschikking voor het jaar 2006 zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur met dagtekening 18 oktober 2012 gehandhaafd. De (navorderings)aanslagen, boetebeschikkingen en heffingsrentebeschikkingen voor de jaren 2007 tot en met 2010 zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur met dagtekening 19 juni 2013 gehandhaafd.

1.7.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van het beroep tegen de navorderingsaanslag IB/PVV 2006 en de gelijktijdig opgelegde beschikking heffingsrente heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 42. Ter zake van het beroep tegen de (navorderings)aanslagen IB/PVV 2007 tot en met 2010, de gelijktijdig opgelegde boetebeschikkingen en beschikkingen heffingsrente heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 44.

De Rechtbank heeft het beroep tegen de navorderingsaanslag IB/PVV 2006 ongegrond verklaard en het beroep tegen de (navorderings)aanslagen IB/PVV 2007 tot en met 2010, voor zover het de vergrijpboetes betreft, gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar die zien op de vergrijpboetes vernietigd en de vergrijpboetes verminderd tot € 2.000 voor elk jaar.

1.8.

Tegen deze uitspraken heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 122.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.9.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.10.

De zitting heeft plaatsgevonden op 30 september 2015 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, zijn gemachtigde de heer [A] en, ter bijstand, de heer [B] , alsmede, namens de Inspecteur, de heer [C] .

1.11.

Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. Belanghebbende heeft ter zitting, zonder bezwaar van de wederpartij, een kopie overgelegd van een brief van 10 maart 2003.

1.12.

Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

1.13.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Belanghebbende is directeur van [D] B.V. (hierna: de BV) en, middels Stichting [E] B.V., enig aandeelhouder in de BV. Belanghebbende is de enige werknemer van de BV. De BV heeft een loon toegekend van € 99.000. De BV heeft ter zake van dit bedrag een last in aanmerking genomen.

2.2.

De BV heeft vanaf 2003 geen aangiften loonbelasting en premie volksverzekeringen ingediend en sindsdien ook geen loonbelasting en premie volksverzekeringen afgedragen. Het aan de BV toegekende loonbelastingnummer is per 17 januari 2006 ingetrokken door de Inspecteur.

2.3.

Het fiscale ondernemingsvermogen van de BV is, volgens de door de BV ingediende aangiften vennootschapsbelasting, bij aanvang van 2007 € 252.499 negatief en laat een dalend verloop zien tot een vermogen van € 821.903 negatief ultimo 2010. Tot de bezittingen van de BV behoort onder andere een vordering op belanghebbende. Deze vordering bedroeg:

ultimo 2007

€ 134.226

ultimo 2008

€ 25.038

ultimo 2009

€ 29.834

ultimo 2010

€ 44.786

2.4.

Belanghebbende heeft in de onderhavige jaren aangiften IB/PVV gedaan en daarbij telkens € 99.000 als brutoloon aangegeven. Belanghebbende heeft bij die aangiften als ingehouden en te verrekenen loonbelasting en premie volksverzekeringen opgevoerd:

2006

€ 42.509

2007

€ 42.242

2008

€ 42.246

2009

€ 42.155

2010

€ 42.272

2.5.

De in de aangiften IB/PVV vermelde bedragen aan ingehouden en te verrekenen loonbelasting en premie volksverzekeringen zijn voor de jaren 2006, 2007 en 2008 als voorheffing in aanmerking genomen. Bij het opleggen van de navorderingsaanslagen over de jaren 2006, 2007 en 2008 en de aanslagen voor de jaren 2009 en 2010 heeft de Inspecteur de in aanmerking genomen voorheffingen niet geaccepteerd. Voor de jaren 2007 tot en met 2010 heeft de Inspecteur vergrijpboetes opgelegd ter hoogte van 50% van de te weinig betaalde belasting wegens opzettelijk nalatig handelen. Voor het jaar 2009 is tevens een verzuimboete opgelegd wegens het te laat doen van de aangifte IB/PVV.

2.6.

De Rechtbank heeft - vanwege de financiële omstandigheden van belanghebbende - de vergrijpboetes gematigd tot € 2.000 per jaar oftewel € 8.000 in totaal.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Heeft belanghebbende recht op verrekening van de in de aangiften IB/PVV 2006 tot en met 2010 opgenomen bedragen aan loonbelasting en premie volksverzekeringen?

II. Is het loon op het juiste bedrag vastgesteld?

III. Zijn de boetes terecht opgelegd?

Belanghebbende is van mening dat de eerste vraag bevestigend moet worden beantwoord en de tweede en derde vraag ontkennend. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de Inspecteur, alsmede tot vernietiging van de navorderingsaanslagen IB/PVV 2006 t/m 2008 en vermindering van de aanslagen IB/PVV 2009 en 2010, vernietiging van de boetebeschikkingen en dienovereenkomstige vernietiging respectievelijk vermindering van de beschikkingen heffingsrente. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraken van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing