Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-11-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:4618, 14/00709 en 14/00710
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-11-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:4618, 14/00709 en 14/00710
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 19 november 2015
- Datum publicatie
- 14 december 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2015:4618
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:1908
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2024:250
- Zaaknummer
- 14/00709 en 14/00710
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft negatief resultaat ter zake van houden van kostgangers niet aannemelijk gemaakt. Kosten die belanghebbende heeft gemaakt ter zake van juridische procedures inzake de betwisting van de openbare verkoop van een pand zijn niet aftrekbaar als kosten eigen woning, aangezien het pand voor belanghebbende geen eigen woning was. Evenmin is sprake van nagekomen kosten die betrekking hebben op de periode dat het pand nog wel een eigen woning vormde.
Kosten voor Masteropleiding Kunst- en cultuurwetenschappen niet aftrekbaar als scholingsuitgaven. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij deze opleiding heeft gevolgd met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 14/00709 en 14/00710
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraken van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 28 mei 2014, nummer AWB 12/2543 en AWB 12/2544 in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende de hierna vermelde aanslagen en beschikkingen heffingsrente.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2008 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 63.324. Gelijktijdig met de aanslag is een beschikking heffingsrente vastgesteld naar een bedrag van € 1.559. Bij uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 62.004. De beschikking heffingsrente is dienovereenkomstig verminderd.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2009 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 36.752. Gelijktijdig met de aanslag is een beschikking heffingsrente vastgesteld naar een bedrag van € 714. Bij uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 34.952. De beschikking heffingsrente is dienovereenkomstig verminderd.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende twee maal een griffierecht geheven van € 42. De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraken heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van het hoger beroep in de zaak nr. 14/00709 heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 122. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 7 oktober 2015 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heren [A] en [B] .
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
Belanghebbende is gehuwd en is samen met zijn echtgenote vennoot in een vennootschap onder firma, [C] te [woonplaats] .
Belanghebbende was tot 11 december 2002 eigenaar van het pand aan de [a-straat] 6 te [woonplaats] (hierna: het pand) en woonde op dat adres. Tot en met 1998 was een deel van het pand bij belanghebbende in gebruik als kantoorpand. Op enig moment werd het kantoorgedeelte verbouwd tot een appartement op de eerste verdieping. Daarna werd op de eerste verdieping nog een appartement gebouwd. De appartementen werden vanaf 1999 verhuurd aan de zonen van belanghebbende (hierna: de zonen). Deze verhuuractiviteit vond plaats binnen [C] Volgens de verhuurovereenkomsten van 20 augustus 1999 en 27 oktober 1999 bedroeg de huurprijs f 450 per maand, welk bedrag ieder jaar wordt verhoogd met een percentage gelijk aan de huurwaarde-index, zoals gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek. In de huurprijs waren niet begrepen de energiekosten, servicekosten en andere kosten van dienstverleningen. De huurprijs was wel inclusief gebruikersdeel onroerendgoedbelasting en andere gemeentelijke heffingen.
Op 11 december 2002 is het pand bij openbare verkoop aan een derde verkocht voor € 205.000.
Belanghebbende woonde van 13 februari 2003 tot en met begin mei 2003, tezamen met zijn echtgenote en zijn zonen, op het adres [b-straat] 24 te [D] . Van begin mei 2003 tot 16 augustus 2010 woonden ze weer in het pand, waarbij zij via onderverhuur de appartementen op de bovenetages ter beschikking stelden aan de zonen. Belanghebbende beschouwt de zonen als kostgangers.
De door belanghebbende gepresenteerde opbrengsten, kosten en resultaten (bedragen in €) uit de verhuur van delen van het pand en/of het houden van kostgangers zijn als volgt:
Belanghebbende heeft over het jaar 2008 aangifte IB/PVV gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 27.144. Dit inkomen is als volgt samengesteld:
- -
-
- Totaal loon uit vroegere dienstbetrekking € 59.659
- -
-
- Resultaat uit overige werkzaamheden € 24.980 -/-
- -
-
- Aandeel belanghebbende eigen woning € 6.475 -/-
- -
-
- Scholingsuitgaven € 1.060 -/-
- -
-
- Belastbaar inkomen uit werk en woning € 27.144
Met dagtekening 11 juni 2011 is de aanslag IB/PVV over het jaar 2008 opgelegd (aanslagnummer 0909.74.104.H.86), berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 63.324, bestaande uit:
- -
-
- Totaal loon uit vroegere dienstbetrekking € 62.004
- -
-
- Resultaat uit overige werkzaamheden € 1.320
- -
-
- Belastbaar inkomen uit werk en woning € 63.324
Belanghebbende heeft tegen deze aanslag bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar is het belastbaar inkomen uit werk en woning verminderd met € 1.320 tot € 62.004.
Belanghebbende heeft over het jaar 2009 aangifte IB/PVV gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van negatief € 1.223. Dit inkomen is als volgt samengesteld:
• - Totaal loon uit vroegere dienstbetrekking € 34.952
• - Resultaat uit overige werkzaamheden € 29.700 -/-
• - Aandeel belanghebbende eigen woning € 6.475 -/-
• - Belastbaar inkomen uit werk en woning € 1.223 -/-
Met dagtekening 2 november 2011 is de aanslag IB/PVV over het jaar 2009 opgelegd (aanslagnummer [aanslagnummer] ), berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 36.752, bestaande uit:
• - Totaal loon uit vroegere dienstbetrekking € 34.952
• - Resultaat uit overige werkzaamheden € 1.800
• - Belastbaar inkomen uit werk en woning € 36.752
Belanghebbende heeft tegen deze aanslag bezwaar gemaakt en ook tegen de impliciete vaststelling van het verlies uit werk en woning op nihil. Bij uitspraak op bezwaar is het belastbaar inkomen uit werk en woning verminderd met € 1.800 tot € 34.952.
In een bijlage bij een brief van 9 april 2011 heeft belanghebbende een overzicht verstrekt van de inkomsten en uitgaven 2008, waarbij de inkomsten in totaal zijn becijferd op € 4.677,48 en de uitgaven op € 67.920, waaronder een bedrag aan verliezen uit voorafgaande jaren. Volgens de begeleidende brief bestaan deze verliezen uit terugbetalingen van schulden uit het verleden.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Vormt de onderverhuur van de appartementen aan de zonen een bron van inkomen, en zo ja, hoe hoog zijn deze inkomsten?
II. Zijn de kosten die zijn gemoeid met de juridische procedures als gevolg van de openbare verkoop van het pand, aftrekbaar als kosten ter zake van een eigen woning?
III. Zijn de uitgaven voor een opleiding culturele wetenschappen in 2008 aftrekbaar als scholingsuitgaven?
Belanghebbende is van mening dat deze vragen bevestigend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de uitspraken van de Inspecteur en – naar het Hof begrijpt – tot vermindering van de aanslag IB/PVV 2008 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 29.489, tot vermindering van de aanslag IB/PVV 2009 overeenkomstig de ingediende aangifte en tot wijziging van de verliesbeschikking naar een verlies van € 1.223. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraken van de Rechtbank.