Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 26-02-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:628, 13-01202

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 26-02-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:628, 13-01202

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
26 februari 2015
Datum publicatie
19 maart 2015
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2015:628
Formele relaties
Zaaknummer
13-01202

Inhoudsindicatie

Het Hof oordeelt dat de Inspecteur ten onrechte de kosten van een jachtpachtrecht in Duitsland als een uitdeling van winst bij belanghebbende in aanmerking heeft genomen. Uit de feiten en omstandigheden leidt het Hof af dat deze kosten het zakelijk belang dienden van de onderneming van belanghebbende.

De kosten van een nacht- en verrekijker heeft de Inspecteur terecht als een uitdeling van winst bij belanghebbende in aanmerking genomen. Dat de kijkers voor beveiliging van het bedrijventerrein zijn aangeschaft acht het Hof niet aannemelijk.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 13/01202

Uitspraak op het hoger beroep van

De voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst Oost Brabant/[vestigingsplaats]

hierna: de Inspecteur,

en het incidenteel hoger beroep van

[belanghebbende],

wonende te [plaats 1],

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 24 oktober 2013, nummer AWB 13/1076 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de Inspecteur,

betreffende de hierna te vermelden navorderingsaanslag en vergrijpboete.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer] over het jaar 2006 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 148.863, uit aanmerkelijk belang van € 39.827 en uit sparen en beleggen van € 22.297. Tegelijkertijd is, in één geschrift met de navorderingsaanslag verenigd, bij voor bezwaar vatbare beschikking een boete van € 3.957 opgelegd alsmede bij voor bezwaar vatbare beschikking een bedrag aan heffingsrente in rekening gebracht van € 1.923.

De navorderingsaanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur verminderd tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 148.863, uit aanmerkelijk belang van € 16.327 en uit sparen en beleggen van € 22.297. In hetzelfde geschrift heeft de Inspecteur bij uitspraak de boete verminderd tot € 1.020 en de beschikking heffingsrente verminderd tot € 788.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 44.

De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de navorderingsaanslag verminderd tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 148.863, uit aanmerkelijk belang van € 7.566 en uit sparen en beleggen van € 22.297, de boete verminderd tot € 472, vergoeding van het griffierecht gelast en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.119,63.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft de Inspecteur hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Belanghebbende heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank. De Inspecteur heeft het incidentele hoger beroep beantwoord.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 15 januari 2015 te ‘s-Hertogenbosch.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende en zijn gemachtigde de heer [A], alsmede, namens de Inspecteur, de heer [B] en de heer [C].

1.6.

Aan het einde van de zitting heeft het Hof het onderzoek gesloten.

2 Feiten

De Rechtbank is uitgegaan van de volgende, in hoger beroep niet bestreden, feiten, welke feiten het Hof als vaststaand overneemt:

“ 2.1. Belanghebbende bezit middellijk samen met zijn echtgenote alle certificaten van aandelen in onder meer [bedrijf 1] B.V., [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 3] B.V. Belanghebbende is in dienst bij [bedrijf 3] B.V.

2.2.

Op 6 januari 2009 is gestart met een boekenonderzoek bij [bedrijf 1] B.V. en haar dochtermaatschappijen (hierna ook: de groepsvennootschappen). De groepsvennootschappen vormen een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. Tijdens het boekenonderzoek is geconstateerd dat [bedrijf 1] B.V. onder andere de volgende kosten ten laste van haar resultaat heeft gebracht:

de kosten van een verrekijker ten bedrage van € 1.419;

de kosten van een nachtkijker ten bedrage van € 6.147;

de kosten van een jachtpachtrecht ten bedrage van € 8.761.

Deze kosten zijn betaald door de dochtermaatschappij van [bedrijf 1] B.V., [bedrijf 3] B.V. (hierna: de BV). De BV coördineert de standbouw van ontwerp en productie tot en met de opbouw en afbraak, transport en opslag. Een afschrift van het controlerapport van 8 december 2010 behoort tot de gedingstukken.

2.3.

Belanghebbende heeft voor 2006 aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 148.863, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van nihil en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 22.297. De aanslag is conform de ingediende aangifte opgelegd.

2.4.

De in 2.2. genoemde kosten zijn door de inspecteur aangemerkt als een uitdeling van winst. Hiervoor is aan belanghebbende een navorderingsaanslag opgelegd, na bezwaar, naar een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 16.327. De gelijktijdig opgelegde boete van 25% is in bezwaar gehandhaafd.”

In aanvulling op de hiervoor vermelde feiten, stelt het Hof op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting de volgende feiten en omstandigheden vast:

2.5.

[bedrijf 2] B.V. vormt met haar dochtermaatschappij [bedrijf 4] B.V. een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. De activiteiten van [bedrijf 4] B.V. bestaan uit het exploiteren van een hotel en (wild)restaurant in het hogere segment en de verhuur van zalen.

2.6.

Belanghebbende beschikt over wapenvergunningen voor drie jachtgeweren. In Nederland beschikt hij in privé over een jachtrecht dat hij huurt van Staatsbosbeheer.

2.7.

In privé bezit belanghebbende een recreatiewoning in de gemeente [plaats 3] in het noordoosten van Duitsland, in de deelstaat [plaats 2].

Belanghebbende heeft voor het onderhavige jaar een ‘Jagdpachtvertrag’ gesloten met ‘der Jagdgenossenschaft’ in het ‘Jagdbezirk [plaats 3]’ waarvoor een bedrag is verschuldigd van € 8.761,50. Voormeld bedrag is voldaan door de BV.

2.8.

Tot de gedingstukken behoren twee facturen, te weten:

-

Een factuur van ‘Wapenmakerij [naam 1]’ te [plaats 4] van 11 november 2006, aan ‘[bedrijf 3]’ betreffende de levering van een nachtkijker ten bedrage van € 5.165,63 (exclusief BTW);

-

Een factuur van ‘[bedrijf 6] BV’ te [plaats 5] van 7 juli 2006, aan ‘Dhr. [belanghebbende]’ betreffende een Swarovski verrekijker ten bedrage van € 1.419 (inclusief BTW). Deze factuur is betaald door de BV op 11 juli 2006.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is het antwoord op de volgende vragen:

I. Dienen de kosten van het jachtpachtrecht als een uitdeling van winst bij belanghebbende in aanmerking te worden genomen;

II. Dienen de kosten van de nacht- en verrekijker als een uitdeling van winst bij belanghebbende in aanmerking te worden genomen;

III. Is aan belanghebbende terecht een vergrijpboete wegens grove schuld opgelegd.

Belanghebbende is van mening dat deze vragen ontkennend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Ter zitting van het Hof hebben zij hieraan, zakelijk weergegeven, het volgende toegevoegd:

Gemachtigde/Belanghebbende:

Het jagen beschouwt belanghebbende niet als hobby, het heeft namelijk alles te maken met zakelijke bezigheden. De congressen, standbouw, Gamefair en het restaurant, de hele onderneming wordt er beter van. Het is een manier om zakelijke relaties uit te nodigen en te fêteren. Voorheen had belanghebbende een VIP-box bij PSV maar dat leverde te weinig op. Zodoende heeft belanghebbende het verlegd naar de jacht. Al 18 jaar organiseert belanghebbende jachtdagen en congressen, eerst uitsluitend in Nederland, dat was allemaal privé. Maar het groeide zo hard dat belanghebbende het zakelijk wenste aan te pakken en daarom naar Duitsland is gegaan. Ook omdat in Nederland de jacht in een slecht daglicht staat, en er agressief jegens jagers gereageerd wordt. Het ruilen van het jachtpachtrecht houdt in dat belanghebbende toestemming krijgt op het terrein van een andere rechthebbende een bepaald aantal dagen te mogen jagen; andersom mag die ander dan een aantal dagen op het terrein van belanghebbende gaan jagen. De namen die vermeld zijn in het Jagdbuch zijn zakelijke relaties, het zijn niet allemaal jagers. Er gingen ook mensen mee om bijvoorbeeld foto’s te maken of als drijver.

De nachtkijker mag in Nederland niet voor de jacht worden gebruikt, dat wil zeggen ‘op het geweer’. Het mag wel worden gebruikt voor observatie van wild, maar dus niet om met behulp van de kijker het wild te schieten.

Het bedrijf heb ik overgenomen van mijn schoonvader, het is begonnen met twee personen, mijn echtgenote en ikzelf, en het is uitgegroeid tot een bedrijf met 100 medewerkers. Ik ben een verwoed golfer maar sponsor bewust niet het golfen om zakelijk en privé gescheiden te kunnen houden.

De Inspecteur:

Het jachtpachtrecht en de kosten van de kijkers zijn geen zakelijke kosten. Ik bestrijd verder dat het vlees van geschoten wild naar Nederland is vervoerd en belanghebbende heeft geen enkel stuk laten zien over de ruil van het jachtpachtrecht. Ik weet niet of de regel dat in Nederland de nachtkijker niet voor de jacht mag worden gebruikt, zoals belanghebbende stelt, ook in Duitsland geldt. Ik vind het een vreemde manier van reclame maken, en belanghebbende overlegt geen enkel stuk ter bewijs.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de Inspecteur en tot vernietiging van de navorderingsaanslag, boetebeschikking en beschikking heffingsrente. De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot bevestiging van de uitspraken op bezwaar.

4 Gronden

5 Beslissing