Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-05-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:1993, 15/00934, 15/01045 t/m 15/01048

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-05-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:1993, 15/00934, 15/01045 t/m 15/01048

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
20 mei 2016
Datum publicatie
17 augustus 2016
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2016:1993
Formele relaties
Zaaknummer
15/00934, 15/01045 t/m 15/01048

Inhoudsindicatie

Administratieplicht, omkering van de bewijslast

Verwijzingszaak HR 26 juni 2015, nr. 13/04127, ECLI:NL:HR:2015:1740, BNB 2015/179.

Voor een schending van de administratieverplichtingen met als gevolg omkering en verzwaring van de bewijslast is het noodzakelijk dat de niet-bewaarde detailgegevens voor de Inspecteur daadwerkelijk een controlemogelijkheid zouden opleveren, en zo dit het geval is, dat de administratie niet tevens zodanige gegevens bevat dat een controle met vergelijkbare waarde mogelijk is als bij een controle aan de hand van de niet-bewaarde detailgegevens. Het Hof oordeelt dat de verbandscontrole die de Inspecteur voorstaat een zeer grote onzekerheidsmarge kent. Die onzekerheidsmarge is dermate groot, dat de betrouwbaarheid van deze controlemethode niet groter is dan een controle op basis van brutowinstpercentages op het niveau van de onderneming als geheel, afgezet tegen de in de branche gebruikelijke brutowinstpercentages. Om die reden is het Hof van oordeel dat het niet bewaren van de detailgegevens in dit geval niet er toe leidt dat de administratieplicht is geschonden en dat dit zou moeten leiden tot toepassing van omkering en verzwaring van de bewijslast.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 15/00934, 15/01045 t/m 15/01048

Uitspraak op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur

en het incidenteel hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [plaats 1] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank) van 2 augustus 2012, nummers AWB 10/1873 t/m 10/1875, 10/1877 en 10/1878 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de Inspecteur,

betreffende de hierna te noemen navorderingsaanslagen, naheffingsaanslagen en boetebeschikkingen.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer 1] H.47 over het jaar 2004 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 53.969, alsmede bij afzonderlijke beschikkingen heffingsrente van € 1.257 en een boete van € 3.660.

De navorderingsaanslag, de beschikking heffingsrente en de boetebeschikking zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.

1.2.

Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer 1] H.57 over het jaar 2005 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 45.587, alsmede bij afzonderlijke beschikkingen heffingsrente van € 563 en een boete van € 2.074.

De navorderingsaanslag, de beschikking heffingsrente en de boetebeschikking zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.

1.3.

Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer 1] H.67 over het jaar 2006 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 62.073, alsmede bij afzonderlijke beschikkingen heffingsrente van € 847 en een boete van € 3.462.

De navorderingsaanslag, de beschikking heffingsrente en de boetebeschikking zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.

1.4.

Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer 2] over het tijdvak 1 januari 2003 tot en met 31 december 2003 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting (hierna: OB) opgelegd ten bedrage van € 2.358, alsmede bij afzonderlijke beschikkingen heffingsrente van € 531 en een boete van € 1.179.

De naheffingsaanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, verminderd naar een bedrag van € 1.655. De beschikking heffingsrente en de boetebeschikking zijn verminderd naar bedragen van € 372 respectievelijk € 827.

1.5.

Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer 3] over het tijdvak 1 januari 2004 tot en met 31 december 2006 een naheffingsaanslag OB opgelegd ten bedrage van € 9.664, alsmede bij afzonderlijke beschikkingen heffingsrente van € 1.572 en een boete van € 4.832.

De naheffingsaanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, verminderd naar een bedrag van € 7.195. De beschikking heffingsrente en de boetebeschikking zijn verminderd naar bedragen van € 1.185 respectievelijk € 3.597.

1.6.

Belanghebbende is van al deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van twee maal € 41. De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de navorderingsaanslagen IB/PVV 2003, 2005 en 2006 [Hof: bedoeld is: IB/PVV 2005 en 2006], de bijbehorende beschikkingen heffingsrente en boetebeschikkingen vernietigd, de navorderingsaanslag IB/PVV 2004 verminderd tot één berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 44.799, de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig verminderd, de boetebeschikking verminderd naar een bedrag van € 1.905, de naheffingsaanslag omzetbelasting 2003 en de bijbehorende beschikking heffingsrente en boetebeschikking vernietigd, de naheffingsaanslag omzetbelasting 2004 tot en met 2006 verminderd tot een bedrag van € 269 en de bijbehorende beschikking heffingsrente dienovereenkomstig verminderd, alsmede de boetebeschikking vernietigd, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten en gelast dat de Inspecteur het griffierecht vergoedt.

1.7.

Tegen deze uitspraak heeft de Inspecteur hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Arnhem. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.8.

Belanghebbende heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank. De Inspecteur heeft het incidentele hoger beroep beantwoord.

1.9.

Bij zijn uitspraak van 16 juli 2013, nr. 12/00544 t/m 12/00548, heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, behoudens de beslissingen inzake de proceskostenveroordeling en het griffierecht, de beroepen bij de Rechtbank gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de navorderings- en naheffingsaanslagen, alsmede de daar genoemde boetebeschikkingen en beschikkingen heffingsrente vernietigd, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep tot een bedrag van € 1.888 en verstaan dat van de Inspecteur een griffierecht wordt geheven zodra de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden onherroepelijk is geworden.

1.10.

De uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is, op het beroep in cassatie van de staatssecretaris van Financiën, bij arrest van de Hoge Raad van 26 juni 2015, nr. 13/04127, ECLI:NL:HR:2015:1740, BNB 2015/179 (hierna: het verwijzingsarrest), vernietigd en de zaak is verwezen naar het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het verwijzingsarrest.

1.11.

Belanghebbende heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld door het Hof, bij brief van 2 oktober 2015 een conclusie op het verwijzingsarrest ingediend. De Inspecteur is door het Hof in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het verwijzingsarrest en op de conclusie van belanghebbende, hetgeen hij heeft gedaan bij twee conclusies van 3 november 2015.

1.12.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.13.

De zitting heeft plaatsgehad op 22 januari 2016 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de echtgenote en dochter van belanghebbende en zijn gemachtigden de heren [A] en [B] , alsmede, namens de Inspecteur, de heren [C] , [D] , [E] , [F] en [G] .

1.14.

Partijen hebben te dezer zitting ieder een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.

1.15.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.16.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Het Hof Arnhem-Leeuwarden heeft de volgende – niet-bestreden – feiten vastgesteld, welke feiten het Hof als vaststaand overneemt:

“2.1. De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld.

“Eiser is exploitant van het Chinees-Indisch restaurant [naam] te [plaats 1] (hierna: het restaurant). Tot en met 31 december [Hof: bedoeld zal zijn: 31 december 2007] dreef eiser de onderneming in de vorm van een eenmanszaak. Vanaf het jaar 2008 wordt de onderneming gedreven in de vorm van een vennootschap onder firma. De vennoten zijn eiser en zijn echtgenote [echtgenote] . Beiden hebben recht op een winstaandeel van 50%. Eiser is de kok in het restaurant. De echtgenote van eiser verzorgt de administratie, beheert de financiën en verzorgt de betalingen. Daarnaast werkt zij mee in de bediening. Het restaurant heeft 40 zitplaatsen en een bijzaal met 26 plaatsen. Er is een apart afhaalgedeelte.

De openingstijden van het restaurant zijn:

- maandag tot en met vrijdag van 15.00 uur tot 22.00 uur;

- zon- en feestdagen van 12.00 uur tot 22.00 uur.

Verweerder heeft op 31 januari 2008 van de Fiod/ECD te [plaats 2] een tip ontvangen dat het restaurant vermoedelijk “zwart” vlees inkoopt van [bedrijf] BV. Dit vermoeden is ontstaan omdat in de verkoopadministratie van [bedrijf] BV over de periode januari 2004 tot en met april 2004 verschillen zijn geconstateerd tussen de werkelijke verkopen en de feitelijk geboekte verkopen. Voor het restaurant zou het gaan om een bedrag van € 1.525,28. De Officier van Justitie heeft toestemming gegeven de gegevens uit het onderzoek te gebruiken voor (fiscale) heffing en inning.

In 2007 heeft de Arbeidsinspectie te [plaats 3] drie controles uitgevoerd in het restaurant. De Arbeidsinspectie heeft bij de eerste controle geconstateerd dat er een onbekende persoon en een illegaal in Nederland verblijvende persoon in de keuken werkzaam waren. Bij de tweede controle was er een onbekende persoon en bij de derde controle was er weer een illegaal in Nederland verblijvende persoon in de keuken werkzaam. Deze personen zijn niet opgenomen in de salarisadministratie.

In september 2008 heeft verweerder een boekenonderzoek ingesteld bij eiser, waarbij onder meer de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV over de jaren 2003 tot en met 2007 is onderzocht. Van de bevindingen van de controle is een ongedateerd rapport opgemaakt. Dit rapport behoort tot de gedingstukken.

Uit de jaarstukken voor de jaren 2003 tot en met 2006 volgen de volgende brutowinstpercentages:

2004

2005

2006

Omzet

€ 184.191

€ 192.750

€ 198.178

Inkopen

€ 59.733

€ 60.765

€ 62.855

Brutowinst

€ 124.458

€ 131.985

€ 135.323

Percentage

208%

217%

215%

2003

Omzet

€ 177.484

Inkopen

€ 51.022

Brutowinst

€ 126.462

Percentage

248%

De percentages zijn als volgt voor de tarieven laag en algemeen tarief:

2004

2005

2006

Omzet hoog

€ 4.729

€ 4.054

€ 3.356

Inkopen hoog

€ 3.047

€ 1.711

€ 1.614

Brutowinst

€ 1.682

€ 2.343

€ 1.742

Percentage

55%

137%

108%

2004

2005

2006

Omzet laag

€ 179.462

€ 188.696

€ 194.822

Inkopen laag

€ 56.686

€ 59.054

€ 61.241

Brutowinst

€ 122.776

€ 129.642

€ 133.581

Percentage

217%

220%

218%

2003

Omzet hoog

€ 4.188

Inkopen hoog

€ 2.771

Brutowinst

€ 1.417

Percentage

51%

Omzet laag

€ 173.296

Inkopen laag

€ 48.251

Brutowinst

€ 125.045

Percentage

259%

Naar aanleiding van het boekenonderzoek heeft verweerder geconstateerd dat de brutowinstpercentages niet juist kunnen zijn en heeft de aangegeven omzet gecorrigeerd. Verweerder is bij de berekening van de omzetcorrecties uitgegaan van een brutowinstpercentage van 268% en voor inkopen hoog van 200%. Dit op grond van branchegegevens afkomstig van het Kenniscentrum Horeca (Horeca Analyse Systeem). Daarnaast heeft verweerder rekening gehouden met een stelpost van € 7.500 aan niet geboekte inkopen op basis van het Fiod-renseignement. De gecorrigeerde omzetcijfers bedragen:

2004

2005

2006

Omzet

€ 247.417

€ 251.215

€ 258.906

Inkopen hoog

€ 67.233

€ 68.265

€ 70.355

Brutowinst

€ 180.184

€ 182.950

€ 188.551

Percentage

268%

268%

268%

De percentages zijn als volgt voor de tarieven laag en algemeen tarief:

2004

2005

2006

Omzet hoog

€ 9.141

€ 5.133

€ 4.842

Inkopen hoog

€ 3.047

€ 1.711

€ 1.614

Brutowinst

€ 6.094

€ 3.422

€ 3.228

Percentage

200%

200%

200%

2004

2005

2006

Berekende omzet

€ 247.417

€ 251.215

€ 258.906

Aangegeven omzet

€ 184.191

€ 192.750

€ 198.178

Correctie

€ 63.266

€ 58.465

€ 60.728

Inkoopcorrectie

€ 7.500

€ 7.500

€ 7.500

Correctie

€ 55.726

€ 50.965

€ 53.228

Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder zich nader op het standpunt gesteld dat moet worden uitgegaan van een brutowinstpercentage van 248% (zijnde het feitelijke brutowinstpercentage over het jaar 2003).

Naar aanleiding van het boekenonderzoek heeft verweerder het standpunt ingenomen dat in de jaren 2004 tot en met 2006 geen juiste winstverantwoording heeft plaatsgevonden in de aangiften IB/PVV. Verweerder heeft over deze jaren aan eiser navorderingsaanslagen IB/PVV opgelegd met boetes van 50%. Daarnaast heeft verweerder over de verzwegen omzet naheffingsaanslagen omzetbelasting over de tijdvakken 2003 tot en met 2006 opgelegd, eveneens met boetes van 50%.

Eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt.

Bij de uitspraken op bezwaar heeft verweerder de omzet- en winstcorrecties verminderd. Deze verminderingen hebben echter niet geleid tot een vermindering van de navorderingsaanslagen, omdat verweerder zich heeft beroepen op interne compensatie.”

2.2

Het Hof stelt verder het volgende vast. Belanghebbende maakte voor de administratie gebruik van het kassa-systeem EWS-restaurant, ontwikkeld door Euroware Systems. In een bijlage bij een brief van 7 januari 2012 verklaart [H] (hierna: [H] ) van Euroware Systems op (naar het Hof begrijpt, vet afgedrukte) vragen van de gemachtigde van belanghebbende onder andere het volgende (naar het Hof begrijpt, cursief afgedrukt).

“2. De stelling van de belastingdienst dat opslag wel mogelijk is omdat in de beschrijving van EWS in bijlage 8 het volgende staat vermeld:

“Nadat een dergelijk overzicht is gemaakt, vraagt het systeem of de mutaties moeten worden opgeschoond. Bij ja verdwijnen de detailgegevens uit het systeem. Zolang er niet wordt opgeschoond blijven de gegevens aanwezig.

Klopt. Mutaties in deze tijdelijke bestanden moeten echter wel worden opgeschoond omdat de maximale capaciteit -destijds- ca. 2000 orders bedroeg. E.e.a. is wel afhankelijk van de pakket instellingen; het is ook mogelijk de opschoon functie automatisch met het afdrukken van de omzetlijsten te laten uitvoeren.

3 Konden deze gegevens extern door de klant worden opgeslagen?

Nee, er is geen aparte gebruikersfunctie welke deze verkoop-data kan exporteren.

4 Bestanden kasregister; zeer summier aanwezig. Waarom?

(…) Het enigste wat destijds kon worden bewaard zijn de (dag)totalen met de daarbij behorende uitdraai.”

2.3

In een bijlage bij een brief van 21 februari 2012 verklaart [H] verder nog het volgende.

2. bewaren van gegevens

Een boekingsperiode dient door de gebruiker te worden afgesloten, meestal zal dit per dag gebeuren. Er kunnen maximaal ca. 2000 bestellingen worden bewaard alvorens afgesloten moet worden!

Voor alle afhaalbestellingen (dus van 1998 tot en met heden) wordt door uw cliënt (meestal dagelijks) een dagomzetlijst afgedrukt. Gegevens worden hierop enigszins verdicht weergegeven. Deze dagomzetlijsten worden ook nog eens digitaal bewaard. Hiernaast worden de totalen hiervan (per afsluitmoment) nog op een andere wijze digitaal door de software bewaard. De gebruiker kan deze informatie eenvoudig opvragen en afdrukken, het is echter niet mogelijk om deze te wijzigen!

(…)

3. conclusie

Vanaf het moment van aanschaf tot en met heden heeft uw cliënt gebruik gemaakt van de maximale mogelijkheden die de 2 gebruikte versie’s boden om gegevens te bewaren.”

2.4

Het renseignement van de FIOD-ECD is een “renseignement betreffende vermoedelijk “zwart” inkopen van vlees” door (het restaurant van) belanghebbende van [bedrijf] B.V. In de toelichting bij het renseignement is het volgende vermeld.

“Bij de doorzoeking op het adres van de [bedrijf] BV is een ordner gevonden, die verborgen was in het plafond. In deze ordner bevinden zich handgeschreven schrijfblok-bladen. Op deze bladen staan namen van Chinese restaurants met daarbij bedragen in Euro’s. Op een aantal van deze bladen is een datum vermeld.

(…)

Mede gelet op het feit dat de ordner was verborgen in het plafond en de wetenschap dat Chinese restaurants wel vaker hun inkopen maar gedeeltelijk boeken, is het vermoeden ontstaan dat op de schrijfblok-bladen de bedragen van de werkelijke inkopen voorkomen, terwijl de lagere bedragen van de contante verkoopfacturen worden geboekt bij de leverancier en de afnemers.”

Bij het renseignement zit verder een overzicht opgesteld door de FIOD-ECD over de periode 5 januari 2004 tot en met 19 april 2004 waarbij het verschil tussen de bedragen op de schrijfblokbladen en de contante verkoopfacturen wordt bepaald op € 1.525,28. Op het schrijfblokblad gedateerd 12 januari 2004 zou een bedrag van € 118,00 staan en op die gedateerd 19 januari 2004 een bedrag van € 366,00. Deze twee handgeschreven en niet overal goed leesbare schrijfblokbladen bevatten respectievelijk de volgende informatie.

“12.01.04

150 nek

30 kopkaas

2 ham

50 bot(?)sate

25 rund

1(?)5 ossenhaas groot

2 kiprolade

[naam] 118-82-118

38-124?

<217.33-371”

“19.01.04

[naam] 366.65-366

02-157

85.59+229.58-515

ossenhaas te goed

20 kopkaas

2 ham

50 botsate

25 rund

2 DS ossenhaas groot

1 DS sperips”

De overige schrijfblokbladen hebben een gelijksoortige, handgeschreven opmaak en bevatten vergelijkbare informatie.”

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

1. Is de administratieplicht geschonden?

2. Indien sprake is van schending van de administratieplicht: leidt dit tot omkering en verzwaring van de bewijslast?

3. Indien vraag 2 bevestigend wordt beantwoord: heeft belanghebbende overtuigend aangetoond dat en in hoeverre de aanslagen te hoog zijn?

4. Berusten de aanslagen op redelijke schattingen?

5. Bij ontkennende beantwoording van vraag 1 of 2: heeft de Inspecteur aannemelijk gemaakt dat de navorderingsaanslagen/naheffingsaanslagen naar een juist bedrag zijn vastgesteld?

6. Is er sprake van schending van het gelijkheidsbeginsel?

7. Zijn de boetes terecht opgelegd?

8. Heeft belanghebbende recht op een integrale vergoeding van de proceskosten?

9. Heeft belanghebbende recht op een immateriële schadevergoeding in verband met de lange duur van de procedure.

Belanghebbende is van mening dat de vragen 1, 2, 4, 5 en 7 ontkennend en de vragen 3, 6, 8 en 9 bevestigend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot ongegrondverklaring van het beroep tegen de uitspraken op bezwaar. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot vernietiging van alle aanslagen, de beschikkingen heffingsrente en boetebeschikkingen.

4 Gronden

5 Beslissing