Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 27-06-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:2687, 14/01103

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 27-06-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:2687, 14/01103

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
27 juni 2016
Datum publicatie
28 september 2016
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2016:2687
Formele relaties
Zaaknummer
14/01103
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-03-2027] art. 10:3

Inhoudsindicatie

Ontvanger schendt art. 10:3, lid 3 Awb. Ambtenaar zowel betrokken bij het geven van een beschikking aansprakelijkstelling als bij het doen van uitspraak op het daartegen gerichte bezwaar. De Ontvanger moet het bezwaar opnieuw behandelen en opnieuw uitspraak op bezwaar doen.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 14/01103

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 30 oktober 2014, nummer AWB 14/238 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de ontvanger van de Belastingdienst,

hierna: de Ontvanger,

betreffende de na te noemen beschikking aansprakelijkstelling als bedoeld in artikel 36 van de Invorderingswet 1990.

De zitting heeft plaatsgehad op 13 juni 2016 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde de heer [A] , alsmede, namens de Ontvanger, de heren [B] , [C] en [D] .

Na behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 27 juni 2016, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.

Het Hof:

-

vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht;

-

verklaart het bij de Rechtbank ingestelde beroep gegrond;

-

vernietigt de uitspraak van de Ontvanger;

-

draagt de Ontvanger op om opnieuw uitspraak op bezwaar te doen;

-

gelast dat de Ontvanger aan belanghebbende het door deze ter zake van de behandeling van het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van € 122 vergoedt, en

-

veroordeelt de Ontvanger in de kosten van het geding bij het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 496.

Gronden

Ten aanzien van het geschil

1. Belanghebbende is als bestuurder bij beschikking van 4 februari 2013 met kenmerk [nummer] aansprakelijk gesteld voor loonbelastingschulden van [E] BV. Deze beschikking is ondertekend door [F] .

2. Voorafgaand aan de aansprakelijkstelling heeft een invorderingsonderzoek plaatsgevonden bij [E] BV. De resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in een controlerapport van 14 februari 2012, opgemaakt door [G] .

3. Vervolgens zijn er door [G] twee rapporten opgesteld. Het eerste rapport betreft een “Rapport inzake een onderzoek in het kader van aansprakelijkheid ex artikel 34 juncto 35 Invorderingswet 1990”, gedateerd 23 augustus 2012. Het tweede rapport betreft een “Rapport inzake een onderzoek in het kader van bestuurdersaansprakelijkheid ex artikel 36 Invorderingswet 1990”, gedateerd 27 augustus 2012.

4. Uit mailverkeer van 23 en 31 augustus 2012 blijkt dat er overleg is geweest tussen [G] en [B] , welke laatste eveneens werkzaam is als ambtenaar bij de rijksbelastingdienst.

5. Het door belanghebbende ingediende bezwaarschrift is – zoals volgt uit de correspondentie en het hoorverslag – behandeld door de heren [F] en [B] . De uitspraak op bezwaar is gedaan door [B] .

6. Belanghebbende heeft tijdens het onderzoek ter zitting gesteld dat de heer [B] zowel betrokken is geweest bij de totstandkoming van de beschikking als bij de afhandeling van het bezwaarschrift en dat de Ontvanger aldus in strijd heeft gehandeld met artikel 10:3, lid 3 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Belanghebbende stelt zich – desgevraagd: uitdrukkelijk - op het standpunt dat daaraan de consequentie moet worden verbonden dat de uitspraak op bezwaar moet worden vernietigd en dat de Ontvanger opnieuw uitspraak op bezwaar moet doen. De Ontvanger heeft gesteld dat de heer [B] slechts zijdelings en op de achtergrond betrokken is geweest bij de totstandkoming van de beschikking.

7. Het Hof acht – op grond van het interne mailverkeer tussen de heer [G] en de heer [B] vlak voor en vlak na het verschijnen van het rapport bestuurdersaansprakelijkheid – aannemelijk dat de heer [B] betrokken is geweest bij de totstandkoming van de beschikking. Tevens kan uit de handgeschreven opmerking op een ongedateerd e-mailbericht van de heer [H] aan de heer [G] , met c.c. aan de heer [B] (laatste bladzijde van bijlage 6 bij het aanvullend beroepschrift van belanghebbende d.d. 12 februari 2014 bij de Rechtbank) worden afgeleid dat de heer [B] betrokken is geweest bij het geven van de beschikking. Het enkele feit dat de beschikking is ondertekend door de heer [F] doet daar niet aan af.

8. Op grond van artikel 10:3, lid 3, van de Awb wordt een mandaat tot het beslissen op een bezwaarschrift niet verleend aan degene die het besluit waartegen het bezwaar zich richt, krachtens mandaat heeft genomen. De strekking van deze bepaling brengt mee dat de heroverweging in de bezwaarschriftprocedure moet geschieden door een ander dan degene die in feite het primaire besluit heeft genomen. Het gaat hier om een essentieel voorschrift bij overtreding waarvan moet worden geoordeeld dat de beslissing op het bezwaarschrift onbevoegd is genomen. Het Hof is van oordeel dat dit voorschrift niet alleen geldt voor degene die formeel de beschikking heeft genomen, maar ook voor degene die feitelijk nauw betrokken is geweest bij de totstandkoming van de beschikking. Zou dit namelijk anders zijn, dan kan van een zorgvuldige heroverweging niet worden gesproken.

9. Nu het Hof aannemelijk acht dat de heer [B] nauw betrokken is geweest bij de totstandkoming van de beschikking, had de heer [B] niet gemandateerd mogen worden om uitspraak op bezwaar te doen. Dit brengt mee dat de beslissing op bezwaar onbevoegd is genomen en dat deze moet worden vernietigd. De Ontvanger zal het bezwaar opnieuw – met inachtneming van onder meer art. 7:5, lid 1, aanhef, onderdeel b van de Awb – moeten behandelen en vervolgens opnieuw uitspraak op bezwaar moeten doen.

Ten aanzien van het griffierecht

10. Nu de uitspraak van de Rechtbank wordt vernietigd, dient de Ontvanger aan belanghebbende het door hem ter zake van de behandeling van het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van € 122 te vergoeden.

Ten aanzien van de proceskosten

11. Nu het door belanghebbende ingestelde hoger beroep gegrond is, acht het Hof termen aanwezig de Ontvanger te veroordelen tot betaling van een vergoeding in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het hoger beroep bij het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken.

Het Hof stelt deze kosten, mede gelet op het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht, op 1 (punt) x € 496 (waarde per punt) x 1 (factor gewicht van de zaak) is € 496.

Slot

Gelet op al het vorenoverwogene moet worden beslist als bovenvermeld.

Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.

Aldus gedaan door P. Fortuin, voorzitter, T.A. Gladpootjes en H.A. Wiggers, en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van R.O.J.M. de Windt, griffier, in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2016.

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 1 juli 2016

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH

‘s-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.

  1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

  2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht.

d. de gronden van het beroep in cassatie

Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt de indiener de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep ontvangt de indiener een nota griffierecht van de Hoge Raad.

In het beroepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.