Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-07-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:2731, 15/00002 tot en met 15/00007
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-07-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:2731, 15/00002 tot en met 15/00007
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 8 juli 2016
- Datum publicatie
- 29 november 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2016:2731
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:196
- Zaaknummer
- 15/00002 tot en met 15/00007
Inhoudsindicatie
Belanghebbende oefent een groothandel in dieren(toebehoren) uit. In de aangifte IB/PVV 2008 wordt geen winst aangegeven en voor de jaren 2009 en 2010 wordt geen aangifte gedaan. Het Hof oordeelt dat voor alle jaren de vereiste aangifte niet is gedaan en dat omkering en verzwaring bewijslast geldt. De door de Inspecteur berekende winst – gebaseerd op de gegevens van de vijf grootste afnemers – berust op een redelijke schatting.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 15/00002 tot en met 15/00007
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 10 december 2014, nummer AWB 13/2437 tot en met 13/2439 en 13/2441 tot en met 13/2443 in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende de hierna vermelde aanslagen, boetebeschikkingen en beschikkingen heffingsrente.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende zijn voor de jaren 2008, 2009 en 2010 de volgende aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) en aanslagen voor de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) opgelegd:
- een aanslag IB/PVV 2008 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 48.377;
- een aanslag Zvw 2008 naar een bijdrage-inkomen van € 47.312;
- een aanslag IB/PVV 2009 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 170.794;
- een aanslag Zvw 2009 naar een bijdrage-inkomen van € 149.755;
- een aanslag IB/PVV 2010 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 170.176;
- een aanslag Zvw 2010 naar een bijdrage-inkomen van € 152.778.
Tegelijkertijd zijn met de aanslagen IB/PVV 2009 en 2010 bij beschikkingen verzuimboetes opgelegd van € 226 per jaar. Tevens zijn bij beschikkingen bedragen heffingsrente in rekening gebracht.
De aanslagen, de boetebeschikkingen en de beschikkingen heffingsrente zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 44.
De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 123.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgehad op 3 juni 2016 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, namens de Inspecteur, de heren [A] , [B] en [C] . Belanghebbende en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaande kennisgeving aan het Hof, niet verschenen.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en hetgeen geloofwaardig ter zitting is verklaard, zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
Belanghebbende heeft in de jaren 2008, 2009 en 2010 een groothandel in dieren(toebehoren) uitgeoefend in de vorm van een eenmanszaak onder de naam ‘ [D] ’. Deze groothandel is per 1 februari 2008 overgenomen van zijn zoon. De activiteiten bestaan uit in- en verkoop van vogels, knaagdieren en verdere toebehoren in voornamelijk Nederland en België.
De administratie van belanghebbende bestaat uit een kas- en bankboek met onderliggende facturen en leveringsbonnen. De inkoop van de dieren en het voer geschiedt contant.
De aangiften en jaarrekeningen worden opgemaakt door een administratiekantoor. Voor de jaren 2008, 2009 en 2010 zijn geen definitieve jaarrekeningen opgemaakt.
Belanghebbende heeft voor het jaar 2008 een aangifte IB/PVV ingediend, waarin het belastbaar inkomen uit werk en woning op nihil is gesteld. In deze aangifte is geen winst uit onderneming vermeld. Voor de jaren 2009 en 2010 heeft belanghebbende geen aangiften ingediend.
Vanaf 30 maart 2011 heeft bij belanghebbende een boekenonderzoek plaatsgevonden. De controlerend ambtenaar heeft geconstateerd dat belanghebbende winst uit onderneming en loon uit vroegere dienstbetrekking heeft genoten. Op 30 mei 2012 is het controlerapport definitief vastgesteld.
Belanghebbende heeft op 17 juni 2013 alsnog informatie verstrekt over de onderhavige jaren in de vorm van aangifteformulieren.
De controlerend ambtenaar heeft tijdens het boekenonderzoek geconstateerd dat de inkopen en verkopen van dieren grotendeels niet zijn vermeld in het kasboek. Daarnaast is via de bank gegenereerde omzet niet opgenomen in de administratie. Uit vergelijking tussen het kasboek en de conceptjaarstukken blijken grote verschillen met betrekking tot de hoogte van de geboekte inkopen.
Vervolgens zijn derdenonderzoeken ingesteld bij de vijf grootste afnemers van belanghebbende. Aan de hand van deze gegevens heeft de controlerend ambtenaar omzetten berekend. Voor wat betreft de leveringen aan personen buiten Nederland is hij uitgegaan van de gegevens in de administratie van belanghebbende.
De dieren werden ingekocht van particulieren en contant betaald. De kostprijs van de inkopen kan aan de hand van de administratie niet herleid worden. De controlerend ambtenaar heeft de kostprijs berekend aan de hand van een gemiddelde brutomarge van 44,35% die staat vermeld in de koopovereenkomst die is opgemaakt bij de overname van de onderneming door belanghebbende van zijn zoon.
Naar aanleiding van de bevindingen van de Belastingdienst is door de FIOD een strafrechtelijk onderzoek ingesteld. Op 12 januari 2012 is de administratie in beslag genomen. In juni 2012 is dit beslag opgeheven. De Inspecteur heeft de Officier van Justitie onder verwijzing naar artikel 55 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen bij brief van 30 maart 2012 verzocht om alle gegevens uit het strafrechtelijk onderzoek te verstrekken. Dit verzoek is op 5 april 2012 geaccordeerd. Bij brief van 23 januari 2013 is om een hernieuwde bevestiging verzocht, omdat de eerder afgegeven goedkeuring niet meer voorhanden was. Deze bevestiging is afgegeven op 23 januari 2013.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Heeft de Inspecteur alle op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd? Dit geschilpunt spitst zich toe op het overleggen van het eerste verzoek aan de Officier van Justitie en het overleggen van rapporten van derdenonderzoeken.
II. Berusten de aanslagen op een redelijke schatting?
Belanghebbende is van mening dat deze vragen ontkennend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraken van de Inspecteur en tot vaststelling van de aanslagen naar de belastbare inkomens uit werk en woning overeenkomstig de door belanghebbende (te laat) ingediende aangiften inkomstenbelasting. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.