Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-07-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:3121, 14/00754

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-07-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:3121, 14/00754

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
21 juli 2016
Datum publicatie
1 december 2016
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2016:3121
Formele relaties
Zaaknummer
14/00754
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 30-04-2024 tot 01-01-2025] art. 3.91

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting

Belanghebbendes activiteiten met betrekking tot een onroerende zaak behelzen naar het oordeel van het Hof meer dan het normaal actief beheren van vastgoed. Zowel op grond van de gerede verwachting ten aanzien van de opbrengst van het te ontwikkelen project als op het punt van de omvang van de verrichte werkzaamheden is het Hof van oordeel dat sprake is van een werkzaamheid in de zin van artikel 3.91, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Wet IB 2001.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 14/00754

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 5 juni 2014, nummer AWB 13/2685, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de Inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende de na te noemen aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2006.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2006 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning € 197.834 en uit aanmerkelijk belang van € 183.121. Deze aanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 69.522 en uit aanmerkelijk belang van nihil.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 44. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 61.637, de Inspecteur veroordeeld tot een immateriële schadevergoeding van € 500, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht vergoedt (ECLI:NL:RBZWB:2014:3998).

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 122. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 18 april 2016 te ‘s‑Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, tot zijn bijstand vergezeld van zijn gemachtigden de heer [A] en de heer [B] , alsmede, namens de Inspecteur, de heer [C] en de heer [D] .

1.5.

Partijen hebben te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.

1.6.

Tijdens het onderzoek ter zitting heeft belanghebbende het hoger beroep inzake de aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2008 ingetrokken (kenmerk Rechtbank: 13/2686) nadat het Hof belanghebbende had voorgehouden dat hij daarbij geen belang had. Het Hof heeft belanghebbende voorgehouden dat het belang bij het hoger beroep ontbrak, omdat de Inspecteur bij de vaststelling van die aanslag ter zake van resultaat uit overige werkzaamheden een negatief bedrag ad € 1.317 in aanmerking heeft genomen en in hoger beroep deze aanslag niet kan worden verhoogd.

1.7.

Het Hof heeft aan het einde van het onderzoek ter zitting het onderzoek gesloten.

1.8.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

De Rechtbank heeft in zijn uitspraak onder 2.1 tot en met 2.37.3 de feiten vastgesteld, welke feiten het Hof als vaststaand overneemt en die als hier herhaald en ingelast moeten worden beschouwd.

In aanvulling op vorenstaande feiten stelt het Hof op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting de volgende feiten en omstandigheden vast (waarbij het Hof de nummering van de feiten van de Rechtbank tot en met 2.38.3 vervolgt):

2.39.

In aanvulling op 2.17: uit de optieovereenkomst van oktober 2004 is uit de overeengekomen koopprijs van € 1.425.600 en de in de overeenkomst vermelde oppervlakte 8.640 m2 af te leiden dat de prijs per m2 € 165 is.

2.40.

Belanghebbende heeft geen wijziging, ontheffing of vrijstelling van het bestemmingsplan aangevraagd.

2.41.

In aanvulling op 2.29 en 2.34: Belanghebbende heeft op 30 oktober 2007, derhalve na 2006, bij de gemeente [E] een sloopvergunning aangevraagd voor het slopen van een [exploitatie] met bedrijfsruimten gelegen aan de [a-straat] 17/ [b-straat] 65. Deze sloopvergunning is op [datum 2] aan belanghebbende verleend.

2.42.

Belanghebbende heeft een groot netwerk in [E] en omgeving en is daarnaast ook maatschappelijk erg betrokken. Zo is belanghebbende onder andere lid van de [F] (oprichter, bestuurslid), de [G] (bestuurslid), de [H] (oprichter, secretaris), de plaatselijke hockeyvereniging (bestuurslid), de [J] , het [K] (voorzitter), [L] (voorzitter), [M] (voorzitter). Belanghebbende is voor veel mensen uit [E] en omgeving een bekende persoon.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft in hoger beroep uitsluitend nog het antwoord op de volgende vraag:

Is met betrekking tot de activiteiten inzake de percelen nummers [nummer 1] en [nummer 2] (hierna: de percelen) sprake van een werkzaamheid in de zin van artikel 3.91, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) en heeft de Inspecteur het door belanghebbende behaalde voordeel over het jaar 2006 ad € 6.127 positief terecht tot het belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden gerekend?

Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan. Het bedrag zelf is als zodanig niet in geschil.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar, tot vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 55.510 en tot het verlenen van een tegemoetkoming in de proceskosten. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing