Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-09-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:4053, 14/01123

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-09-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:4053, 14/01123

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
6 september 2016
Datum publicatie
30 december 2016
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2016:4053
Formele relaties
Zaaknummer
14/01123

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. Geen recht op algehele belastingvrijstelling.

Uitspraak

Kenmerk 14/01123

6 september 2016

uitspraak van de meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende,

en het incidenteel hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,

( [A] , [B] en [C] ),

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 14/4023 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) in het geding tussen belanghebbende en de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 4 november 2008 aan belanghebbende voor het jaar 2005 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting (hierna: IB) berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 144.625. Tegelijk met het vaststellen van deze aanslag is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht.

1.2.

Na daartegen op 12 december 2008 gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 14 juni 2012, de aanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is in beroep gekomen tegen de uitspraak op bezwaar bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De rechtbank heeft het beroep, bij uitspraak van 18 juli 2013 met nummer 12/3602 (ECLI:NL:RBZWB:2013:5432), gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de zaak teruggewezen naar de inspecteur wegens schending van de hoorplicht.

1.4.

De inspecteur heeft belanghebbende op 7 november 2013 gehoord. Met dagtekening

14 februari 2014 heeft de inspecteur een verminderingsbeschikking genomen. Hierbij zat geen rechtsmiddelenverwijzing.

1.5.

Belanghebbende heeft bij brief van 14 juni 2014, ontvangen bij de rechtbank op 30 juni 2014, beroep aangetekend.

1.6.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 4 juli 2014 de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 132.838. De in rekening gebrachte heffingsrente is dienovereenkomstig verminderd tot € 2.753. Aan heffingskortingen is € 100 (algemene heffingskorting) in aanmerking genomen.

1.7.

Bij uitspraak van 23 december 2014 heeft de rechtbank als volgt beslist:

“De rechtbank:

-

verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk;

-

verklaart het beroep voor het overige ongegrond;

-

veroordeelt de inspecteur tot het vergoeden van de immateriële schade aan belanghebbende van € 4.000;

-

veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 49;

-

gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 45 aan deze vergoedt.”

1.8.

Het tegen de uitspraak van de rechtbank door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 31 december 2014, aangevuld bij brief van 14 maart 2015. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en incidenteel hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid om schriftelijk zijn zienswijze omtrent het incidenteel hoger beroep naar voren te brengen.

1.9.

Van belanghebbende zijn nadere stukken ingekomen, waarvan telkenmale een afschrift aan de inspecteur is gezonden.

1.10.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juli 2016. Daarbij zijn verschenen belanghebbende en namens de inspecteur mrs. [A] , [B] en [C] voornoemd. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende heeft de Nederlandse nationaliteit en woont – ook in het onderhavige jaar 2005 – in Nederland.

2.2.

Gedurende het gehele jaar 2005 was hij werkzaam bij [D]

(hierna: [D] ) te [E] .

2.3.

Belanghebbende heeft in dat jaar van [D] een van Nederlandse inkomstenbelasting

vrijgesteld salaris ontvangen. Deze vrijstelling is gebaseerd op artikel 19 van het Verdrag

nopens de rechtspositie van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie, van de nationale vertegenwoordigers bij haar organen en van haar internationale staf van Ottawa van 20 september 1951, Trb 1951, 139 (hierna: het Verdrag van Ottawa). Belanghebbende was in dienst bij het Ministerie van Defensie. Aan hem is buitengewoon verlof verleend zonder behoud van bezoldiging. De echtgenote van belanghebbende genoot geen inkomen uit werk en woning.

2.4.

Aan belanghebbende is in 1979 door de minister van Buitenlandse Zaken een

diplomatiek paspoort verstrekt, dat nadien elke drie jaren is verlengd. Dit paspoort geeft aan

dat belanghebbende niet een Nederlandse diplomaat is, maar een hoge functionaris van een

internationale organisatie.

2.5.

Belanghebbende heeft bij het doen van aangifte IB voor het jaar 2005 aan [D] betaalde pensioenpremie als negatief loon in aanmerking genomen. Van de zijde van belanghebbende is een salarisafrekening over januari 2005 van het Ministerie van Defensie overgelegd met daarop pensioenpremies tot een totaalbedrag van (negatief) € 412,37 en voorts met een (positieve) post “aanvulling tot nul” van € 412,37. In de kolom “vorderingen” op die afrekening is opgenomen “Teveel genoten bezoldiging € 412,37” en hetzelfde bedrag als “saldo vordering in EUR”.

2.6.

Bij brief van 7 augustus 2008 heeft de inspecteur belanghebbende in het kader van de beoordeling van de aangifte IB 2005 gevraagd aanvullende informatie te verstrekken. De brief bevat onder meer de volgende passages:

“Voordeel uit sparen en beleggen (box 3)

Ik verzoek u mij een gespecificeerd overzicht te verstrekken van de waarde van de bezittingen en schulden in Nederland en in het buitenland van u en uw echtgenote per 1 januari 2005 en per 31december 2005, daaronder begrepen de vermogensbestanddelen waarvan u en/of uw echtgenote de bloot eigendom bezit dan wel een genotsrecht heeft zoals bijvoorbeeld het vruchtgebruik. In het geval van bloot eigendom/genotsrecht (vruchtgebruik) verzoek ik u eveneens de berekening van de waarde van die vermogensbestanddelen per peildata bij te voegen.”

en:

“Ik verzoek u mij uw schriftelijke reactie vóór 19 augustus 2008 toe te sturen”.

Bij brief van 17 augustus 2008 heeft belanghebbende aangegeven om persoonlijke redenen niet aan dat verzoek te voldoen.

Vervolgens schrijft de inspecteur belanghebbende bij brief van 21 augustus 2008:

“Geachte [belanghebbende] ,

In mijn brief van 7 augustus 2008 heb ik u verzocht mij informatie te geven over de aangifte

inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2005. In uw brief d.d. 17-08-2008 deelt u mede dat u nu om zeer persoonlijke redenen niet in staat bent daaraan te voldoen. Afgezien daarvan maakt u er ernstig bezwaar tegen dat een reactietermijn van pakweg een week wordt opgelegd en dan nog midden in de zomer. Deze handelwijze acht u onbehoorlijk.

Ik stel u nogmaals in de gelegenheid te reageren. Als ik vóór 30 september 2008 de gevraagde informatie niet heb ontvangen, zal ik uw aangifte behandelen op basis van de gegevens waarover ik nu beschik.”

Belanghebbende heeft de gevraagde informatie niet verstrekt, waarop de inspecteur de litigieuze aanslag heeft vastgesteld.

2.7.

Tegen de uitspraak van de rechtbank van 18 juli 2013 is geen rechtsmiddel aangewend. Belanghebbende is op 7 november 2013 gehoord door [A] en [B] voornoemd. Het ter zake opgemaakte en aan belanghebbende gezonden verslag bevat onder meer de volgende passage:

3.1 Ter inzage leggen stukken/inkomsten uit sparen en beleggen

De [belanghebbende] merkt op dat stukken ter inzage hadden moeten worden gelegd. Hij beschikt niet over alle stukken.

De inspecteur vraagt op welke stukken de [belanghebbende] doelt.

De [belanghebbende] bedoelt de stukken waarover de heer [F] beschikte op basis waarvan hij de

aanslag IB 2005 heeft opgelegd. De elementen waarop de aanslag is gestoeld, zijn niet ter inzage gelegd. Er zit een bloot eigendom bij: hoe is dit verwerkt? Zijn moeder, die thans 95 jaar oud is, heeft het vruchtgebruik. Zijn vader heeft geen pensioen opgebouwd. Zijn moeder is aangewezen op dit vermogen. Zijn echtgenote, die doctor in de wis- en natuurkunde is, heeft thuis alle berekeningen gemaakt en hij wil controleren of die kloppen met de berekening die de heer [F] heeft gemaakt bij de aanslagregeling. De [belanghebbende] verwachtte dat er voor het jaar 2005 drie dikke dossiers aan stukken zouden zijn, omdat hij in het verleden in [G] drie dossiers met betrekking tot het jaar 2004 heeft ingezien.

De inspecteur geeft aan dat in het dossier voor het jaar 2005 wel uitdraaien zitten uit de RIS en de rentebase. Verdere gegevens zijn er niet in het dossier. De inspecteur memoreert dat de [belanghebbende] in zijn aangifte IB 2005 geen inkomen bij box 3 heeft aangegeven en dat hij niet eerder bezwaar heeft gemaakt tegen de hoogte en samenstelling van het in de aanslag IB 2005 IB betrokken bedrag aan vermogen uit sparen en beleggen. De [belanghebbende] heeft, toen de inspecteur hem daarom heeft verzocht, geen specificatie verstrekt. De inspecteur zegt toe de berekening van het box 3-inkomen te zullen verstrekken met specificatie. (Zie hiervoor bijlage 1 bij dit verslag.)”.

Bij het verslag zijn als bijlage 1 uitdraaien uit RIS (renseignementen informatie systeem) gevoegd betreffende belanghebbende en zijn echtgenote.

3 Geschil in de procedure voor het Hof

3.1.

Evenals in eerste aanleg is in het principaal hoger beroep bij het Hof in geschil of belanghebbende ontvankelijk is in zijn beroep en – zo die vraag bevestigend wordt beantwoord – of:

- de aanslag moet worden vernietigd wegens overschrijding van de redelijke termijn;

- sprake is van schending van verdedigingsrechten;

- belanghebbende recht heeft op een algehele belastingvrijstelling, zodat ook zijn inkomen uit sparen en beleggen van belasting is vrijgesteld;

- belanghebbende recht heeft op aftrek van pensioenpremies, in de vorm van negatief loon, van [D] en ABP;

- de aanslag tot de juiste hoogte is opgelegd; of het box 3 inkomen juist is berekend;

- de heffingskorting juist is berekend; en

- de heffingsrente moet worden beperkt.

Niet in geschil is dat belanghebbende in het onderhavige jaar in Nederland niet

premieplichtig was voor de volksverzekeringen.

3.2.

In het incidenteel hoger beroep is in geschil of de rechtbank belanghebbende terecht een vergoeding van immateriële schade heeft toegekend wegens de lange behandelingsduur van het bezwaar en beroep.

3.3.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Beoordeling van het principaal hoger beroep

5 Beoordeling van het incidenteel hoger beroep

6 Kosten

7 Beslissing