Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-09-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:4198, 15/01122

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-09-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:4198, 15/01122

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
23 september 2016
Datum publicatie
30 december 2016
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2016:4198
Formele relaties
Zaaknummer
15/01122

Inhoudsindicatie

De inspecteur heeft terecht de afkoopsom van een klein pensioen in de heffingsgrondslag begrepen.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 15/01122

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 27 augustus 2015, nummer AWB 15/2318, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende de hierna vermelde aanslag.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2012 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd (hierna: de aanslag) naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 42.808 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 4.042, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 123. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

De zitting heeft plaatsgehad op 25 augustus 2016 te ‘s-Hertogenbosch.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heer [A] en mevrouw [B] .

1.5.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.6.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Belanghebbende, geboren op 26 oktober 1947, heeft op 26 oktober 2012 de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. Belanghebbende heeft daarop in het onderhavige jaar van Stichting pensioenfonds voor architectenbureaus in één keer het bij die stichting opgebouwde pensioen van € 6.005 uitgekeerd gekregen (hierna: het ten afkoop ontvangen pensioen), waarop € 913 aan loonheffing is ingehouden.

2.2.

Belanghebbende heeft op 6 maart 2013 aangifte IB/PVV 2012 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning, tevens verzamelinkomen, van € 41.632.

2.3.

Met dagtekening 30 december 2014 heeft de Inspecteur aan belanghebbende de onderhavige aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 42.808 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 4.042. De Inspecteur heeft hierbij een bedrag van -/- € 3.545 aan belastbare inkomsten uit eigen woning en een bedrag van € 1.090 aan persoonsgebonden aftrek in aanmerking genomen. Voor de berekening van de verschuldigde premie volksverzekeringen is de Inspecteur uitgegaan van een tijdsevenredig heffingspercentage van 26,67. Dit is het samengestelde percentage van het gedeelte van het jaar 2012 vóórdat belanghebbende de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en van de periode erna (31,15% x 270/360 + 13,25% x 90/360).

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I: Is het ten afkoop ontvangen pensioen terecht in zijn geheel meegenomen bij de berekening van de aanslag?

II: Zo ja, is het ten afkoop ontvangen pensioen tegen het juiste (gecombineerde) tarief belast?

Belanghebbende is van mening dat deze vragen ontkennend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert – naar het Hof verstaat – dat het ten afkoop ontvangen pensioen ten onrechte in zijn geheel is meegenomen bij de berekening van de aanslag, dan wel dat dit inkomen moet worden afgezonderd van het overige door belanghebbende verworven inkomen in het onderhavige jaar, zodat dit wordt belast tegen een lager (gecombineerd) tarief IB/PVV. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing