Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-09-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:4310, 15/00912 en 15/00913
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-09-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:4310, 15/00912 en 15/00913
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 23 september 2016
- Datum publicatie
- 30 december 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2016:4310
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:347
- Zaaknummer
- 15/00912 en 15/00913
Inhoudsindicatie
Geen sprake van een onderneming. Hof is met de rechtbank van oordeel dat belanghebbendes werkzaamheden als sportverslaggever niet van dien aard en omvang zijn dat gesproken kan worden van een onderneming. Ook verzorgingswerkzaamheden voor eigen moeder kunnen niet als onderneming worden aangemerkt.
Uitspraak
Kenmerken 15/00912 en 15/00913
23 september 2016
uitspraak van de meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende,
tegen de uitspraak van 19 juni 2015 in de zaak met kenmerken AWB 14/6956 en 14/6957 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
( [A] en [B] )
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 2 augustus 2014 aan belanghebbende voor het jaar 2012 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB) en een navorderingsaanslag inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (hierna: bijdrage Zvw) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 19.757.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar, gedagtekend 14 november 2014, de navorderingsaanslagen gehandhaafd.
De rechtbank heeft de tegen deze uitspraken ingestelde beroepen in haar uitspraak ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 2 juli 2015. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 augustus 2016. Belanghebbende is verschenen en namens de inspecteur, [A] en [B] voornoemd. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
Belanghebbende verricht werkzaamheden als sportverslaggever op grond van een overeenkomst van opdracht gesloten met [C] B.V. en [D] B.V. De overeenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd.
Voornoemde overeenkomst bevat onder meer de volgende bepalingen:
“2.2. De opdrachtnemer vervaardigt in opdracht van de opdrachtgever een of meer artikelen. Onderwerp en omvang van de opdracht worden door de redactiechef vastgesteld, na overleg met de hoofdredactie en/of andere redactiechefs en aan de opdrachtnemer doorgegeven. De redactiechef bepaalt tevens het tijdstip en de wijze van aanlevering en geeft eventuele nadere aanwijzingen, die de opdrachtnemer steeds stipt zal naleven. Indien niet anders is aangegeven dient de uitgevoerde opdracht in het algemeen elektronisch te worden aangeleverd vóór 17.00 uur, voorafgaand aan de dag van publicatie.”,
en:
“2.5. De opdrachtnemer verplicht zich geen opdrachten voor derden uit te voeren over (vergelijkbare) onderwerpen waarvoor hij de opdracht van opdrachtgever heeft aanvaard, tenzij de publicatie van het betreffende artikel minimaal 48 uur na het verschijnen van de dagbladen van [E] B.V. plaatsvindt.”
Belanghebbende exploiteert een website waarop onder meer zijn sportfoto’s tentoongesteld staan en voor verkoop beschikbaar worden gesteld. De omzet van de website bedroeg in 2012 € 23.
Belanghebbende besteedt (minstens) 25 uur per week aan de verzorging van zijn moeder. Voor deze diensten ontvangt hij een betaling uit een aan haar toegekend persoonsgebonden budget.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2012 een verklaring arbeidsrelatie resultaat uit overige werkzaamheden afgegeven voor de in onderdeel 2.1 genoemde werkzaamheden op het gebied van sportverslaggeving. Belanghebbende is tevergeefs tegen deze beschikking in bezwaar, beroep, hoger beroep en cassatie gegaan (hierna: de VAR-procedure, bij het Hof bekend onder nummer 12/00712, ECLI:NL:GHSHE:2014:460).
Belanghebbende heeft in zijn aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2012 de inkomsten uit de in onderdelen 2.1, 2.3 en 2.4 genoemde bronnen aangegeven als winst uit onderneming en daarbij aanspraak gemaakt op ondernemersfaciliteiten (€ 11.288).
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de werkzaamheden van belanghebbende een onderneming vormen. Als de activiteiten een onderneming vormen, is voorts in geschil of belanghebbende recht heeft op de (verhoogde) zelfstandigenaftrek.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.