Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-07-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:4311, 14/01125

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-07-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:4311, 14/01125

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
21 juli 2016
Datum publicatie
1 december 2016
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2016:4311
Formele relaties
Zaaknummer
14/01125

Inhoudsindicatie

Uitnodiging tot doen van aangifte is naar verkeerd adres gestuurd en heeft belanghebbende niet bereikt. In een dergelijk geval kan niet worden geoordeeld dat de vereiste aangifte niet is gedaan.

Inspecteur heeft aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een duurzame band van persoonlijke aard tussen belanghebbende en Nederland. Hetgeen belanghebbende hier tegenin heeft gebracht, brengt het Hof niet tot een ander oordeel. Belanghebbende is woonachtig in Nederland en binnenlands belastingplichtig. Ook op grond van het belastingverdrag Nederland-Griekenland geen sprake van woonplaats in Griekenland.

Uitkering uit kapitaalverzekering met lijfrenteclausule nog niet belast in jaar van expiratie. Redelijke termijn voor keuze om al of niet een lijfrente te bedingen. Geen sprake van ter beschikking gestelde personenauto. Inspecteur maakt overige geschatte inkomsten niet aannemelijk.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 14/01125

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

en het incidenteel hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 21 november 2014, nummer AWB 13/5977, in het geding tussen

belanghebbende

en

de Inspecteur,

betreffende de hierna vermelde aanslag en beschikkingen.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2010 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 41.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.234, alsmede bij beschikking een verzuimboete van € 226. Tevens is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht tot een bedrag van € 477.

De aanslag en de beide beschikkingen zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 44.

De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd voor zover het de aanslag en de beschikking heffingsrente betreft; de aanslag verminderd tot een te betalen bedrag van € 9.440, de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig verminderd, het beroep voor het overige ongegrond verklaard en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 44 aan hem vergoedt.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 122. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

De Inspecteur heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank. Belanghebbende heeft het incidentele hoger beroep beantwoord.

1.5.

Belanghebbende heeft schriftelijk gerepliceerd en de Inspecteur heeft schriftelijk gedupliceerd.

1.6.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.7.

De zitting heeft plaatsgehad op 27 mei 2016 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heren [A] , [B] en mevrouw [C] .

1.8.

Partijen hebben te dezer zitting ieder een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. Belanghebbende heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de twee bij deze pleitnota van de Inspecteur behorende bijlagen.

1.9.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.10.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

In de gemeentelijke basisadministratie staan de volgende woonadressen van belanghebbende geregistreerd:

Tot 4 december 1995

[a-straat] 17 te [woonplaats]

Van 4 december 1995 tot 18 maart 2005

Verenigde Arabische Emiraten

Van 18 maart 2005 tot 3 juni 2005

[b-straat] 92 te [woonplaats]

Vanaf 3 juni 2005

[c-straat] 2/B te [D] (Hongarije)

2.2.

Belanghebbende is enig aandeelhouder en directeur van [E] BV. Deze vennootschap houdt zich bezig met het geven van adviezen met betrekking tot de voedingsmiddelenindustrie en de daaraan gerelateerde industrieën en het indienen van subsidieaanvragen met betrekking tot de Wet bevordering speur- en ontwikkelingswerk (verder: WBSO).

2.3.

[E] BV is gevestigd in een woning aan de [a-straat] 17 te [woonplaats] . Deze woning staat sinds 1986 aan belanghebbende als huurder ter beschikking. Tot augustus 2011 heeft het huurcontract tevens op naam van mevrouw [F] gestaan . Vanaf augustus 2011 is belanghebbende de enige huurder. De volledige huurkosten van de woning zijn als kosten verantwoord in de aangifte vennootschapsbelasting (Vpb) van [E] BV.

Vanaf april 2012 staat volgens de gemeentelijke basisadministratie tevens mevrouw [G] op het adres [a-straat] 17 te [woonplaats] ingeschreven. Zij betaalt geen huur. Ook is op dit adres de vennootschap van mevrouw [G] , [H] BV, gevestigd. Op 18 december 2012 heeft belanghebbende bij de verhuurder een aanvraag tot inwoning van mevrouw [G] ingediend.

2.4.

In november 2012 is een boekenonderzoek bij [E] BV gestart. Uit de boekhouding is het volgende naar voren gekomen:

- belanghebbende heeft een Nederlandse zorgverzekering. De premies zijn door [E] BV betaald;- belanghebbende is lid van de ANWB;

- de op naam van belanghebbende staande privéauto is sinds 2005 geschorst en staat in een door belanghebbende gehuurde garage aan de [d-straat] 363 te [woonplaats] . Dit adres grenst aan de [a-straat] 17. De huurkosten worden door [E] BV betaald;

- met de firma [J] is een contract aangegaan op grond waarvan aan belanghebbende door de firma [J] een bedrag van € 400 per werkdag wordt betaald, met een minimum van € 40.000 per jaar. Het contract is door belanghebbende ondertekend namens [K] te [L] , gevestigd in de Verenigde Arabische Emiraten (verder: [K] );

- de in de jaarrekening van [E] BV verantwoorde omzet bestaat in 2010 en 2011 nagenoeg geheel uit facturen aan de firma [J] . Over 2010 betreft dit 3 facturen met een totale omzet van € 6.737,50 wegens verrichte werkzaamheden, die zien op het aanvragen van WBSO-afdrachtverminderingen;

- daarnaast heeft belanghebbende bij de firma [J] declaraties ingediend voor gemaakte onkosten. Naast gemaakte autokosten zijn daarbij uitsluitend kosten van eten en drinken gedeclareerd;

- op de aangetroffen overzichten van gemaakte reiskosten zijn geen omschrijvingen vermeld die wijzen op reizen van belanghebbende van of naar Griekenland, de Verenigde Arabische Emiraten, Frankrijk of Groot-Brittannië;

- er zijn telefoonkosten voor een telefoonaansluiting van KPN en voor mobiele telefoons van de providers Simyo en Simpel in Nederland gemaakt.

2.5.

Uit het uitgevoerde derdenonderzoek bij de firma [J] is gebleken dat belanghebbende in 2010 ongeveer 10 keer in Nederland is geweest. Belanghebbende heeft gedurende de periode 1 mei 2010 tot medio 2013 op sommige momenten gebruik gemaakt van een personenauto van de firma [J] . De auto had een cataloguswaarde van € 61.489. De APK-keuring van deze auto is in de omgeving van [woonplaats] gedaan.

2.6.

Belanghebbende is begunstigde van een lijfrenteverzekering bij Aegon waarvan de afkoopwaarde per 27 december 2010 van € 45.441 (verhoogd met een rentevergoeding) onder inhouding van loonheffing van € 19.085 aan belanghebbende in 2013 is uitgekeerd.

2.7.

Belanghebbende heeft voor de jaren vóór 2010 als buitenlands belastingplichtige aangiften inkomstenbelasting gedaan. Deze aangiften zijn door de Inspecteur gevolgd. Voor het jaar 2010 is belanghebbende uitgenodigd, herinnerd en aangemaand voor het doen van aangifte. De uitnodiging tot het doen van aangifte is verzonden naar het in 2.1 vermelde adres in [D] . De herinnering en aanmaning zijn verzonden naar het adres [b-straat] 93 te [woonplaats] . Blijkens het ter zitting door de Inspecteur overgelegde rapport is de aangifte op 18 februari 2011 door de Belastingdienst aangeboden aan PostNL. Voor belanghebbende was een “verplicht toezendadres” in de administratie van de Belastingdienst opgenomen, te weten:

- van 9 april 1996 tot 21 januari 2011 [e-straat] 40, [woonplaats] ;

- van 21 januari 2011 tot 8 maart 2012 [b-straat] 93, [woonplaats] .

2.8.

Wegens het uitblijven van een aangifte is met dagtekening 27 juni 2012 ambtshalve de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (verder: IB/PVV) opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 41.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.234. Het vastgestelde verzamelinkomen bedraagt € 43.234. Tevens is een verzuimboete van € 226 opgelegd en is € 477 heffingsrente in rekening gebracht. Blijkens de aanslag is belanghebbende € 12.461 aan IB/PVV verschuldigd. Bij het opleggen van de aanslag is geen rekening gehouden met de in 2.6 genoemde uitkering van Aegon.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Heeft belanghebbende verzuimd de vereiste aangifte te doen?

II. Is belanghebbende woonachtig in Nederland?

III. Heeft belanghebbende in 2010 een uitkering uit de kapitaalverzekering met lijfrenteclausule bij Aegon genoten?

IV. Heeft belanghebbende loon in natura genoten in verband met door [E] BV voldane uitgaven voor een ziektekostenverzekering, een computerbril en huisvestingskosten?

V. Heeft belanghebbende een belast voordeel ter zake van een ter beschikking gestelde auto genoten?

VI. Dient op grond van artikel 12a van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB 1964) een bedrag aan gebruikelijk loon in aanmerking te worden genomen?

VII. Heeft belanghebbende overige inkomsten genoten tot een bedrag van € 10.000?

VIII. Is terecht een verzuimboete opgelegd?

Belanghebbende is van mening dat al deze vragen ontkennend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

Ter zitting heeft belanghebbende zijn grief tegen het in rekening brengen van invorderingsrente laten varen.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak van de Inspecteur en vernietiging van de aanslag. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing