Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 27-10-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:4810, 15/00602

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 27-10-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:4810, 15/00602

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
27 oktober 2016
Datum publicatie
12 juni 2017
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2016:4810
Formele relaties
Zaaknummer
15/00602

Inhoudsindicatie

Schijnlening. Onzakelijke lening. Belanghebbende heeft in 2007 geldbedragen van in totaal € 235.000 aan een B.V. ter beschikking gesteld, waarin hij een aanmerkelijk belang heeft. Er is rente verschuldigd over de geldbedragen, een aflossingsschema overeengekomen, geen zekerheden gesteld en de schuld van belanghebbende is achtergesteld op andere schuldeisers. In 2008 is door de bank een kredietfaciliteit verstrekt van € 3.350.000, waarbij zekerheden zijn gesteld. De B.V. is in 2010 failliet verklaard. Het faillissement is veroorzaakt door ontwikkelingen op de markt en de financiële crisis. Het Hof bevestigt de oordelen van de Rechtbank dat noch sprake is van een schijnlening, noch sprake is van een onzakelijke lening op het moment van verstrekking van de geldbedragen in 2007. Het Hof acht anders dan de Rechtbank, de Inspecteur eveneens niet geslaagd in zijn stelling dat de lening die belanghebbende aan de B.V. heeft verstrekt, onzakelijk is geworden. De voorziening kan ten laste van het resultaat uit ter beschikking gestelde vermogensbestanddelen worden gebracht.

Uitspraak

Sector belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 15/00602

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 18 februari 2015, nummer AWB 14/406, in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur

betreffende na te noemen aanslag.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2008 onder aanslagnummer [aanslagnummer] , een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: de aanslag) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 158.725, waarbij gelijktijdig bij beschikking een bedrag van € 7.370 aan heffingsrente in rekening is gebracht. De aanslag en de beschikking zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45.

De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 123.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 7 oktober 2016 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigden, de heren [A] en [B] , alsmede, namens de Inspecteur, mevrouw [C] , de heer [D] en de heer [E] .

1.5.

Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend en deze stukken tevens per e-mail aan de Inspecteur verzonden.

1.6.

De Inspecteur heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.

1.7.

Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

1.8.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende was tot 23 augustus 2007 via [F] (hierna: de [F] ) voor 50% houder van certificaten van aandelen in [G] B.V. (hierna: Beheer B.V.) [H] , de gewezen echtgenote van belanghebbende, was tot 23 augustus 2007 houdster van certificaten van de overige 50% aandelen. Vanaf 23 augustus 2007 is belanghebbende houder van alle certificaten van aandelen in Beheer B.V.

2.2.

De [F] bezit alle aandelen van Beheer B.V. Beheer B.V. is op haar beurt houder van alle aandelen in:

  1. [J] B.V. (hierna: [J] )

  2. [K] B.V. (hierna: [K] )

  3. Vanaf 2007: [L] B.V. (hierna: [L] )

  4. Vanaf 2008: [M] B.V. (hierna: [M] BV);

(hierna worden alle genoemde vennootschappen ook tezamen aangeduid als: de onderneming).

2.3.

Op 25 mei 2007 en 26 september 2007 heeft belanghebbende geldbedragen aan Beheer B.V. verstrekt van respectievelijk € 200.000 en € 35.000 (hierna: de lening).

2.4.

Op 1 oktober 2007 is voor het bedrag van de lening van € 235.000 een zogeheten “Overeenkomst achtergestelde lening” opgesteld. De lening is - onder meer - onder de volgende voorwaarden verstrekt:- Beheer B.V. is over het bedrag van € 235.000 de wettelijke rente verschuldigd;- het bedrag van € 235.000 wordt in 5 jaarlijkse termijnen van € 47.000 afgelost, waarbij de eerste aflossing geschiedt op 31 december 2010. Vervroegde aflossing is mogelijk.Er zijn geen zekerheden gesteld. De verschuldigde rente verrekent Beheer B.V. jaarlijks via rekening-courant met belanghebbende. Voor het jaar 2008 heeft Beheer B.V. € 11.750 aan rente door middel van verrekening aan belanghebbende betaald.

2.5.

Beheer B.V. heeft € 200.000 doorgeleend aan [K] . [K] heeft de gelden aangewend voor het financieren van de deelname aan de Drupa-beurs in Duitsland en voor de aankoop van machines. Het bedrag van € 35.000 heeft Beheer B.V. aangewend voor de aanschaf van een personenauto.

2.6.

Op 6 mei 2008 hebben Beheer B.V., [J] , [K] en [L] zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk een kredietovereenkomst gesloten voor een kredietfaciliteit van € 750.000 met de ABN AMRO Bank N.V. (hierna: de ABN of de bank). De verschuldigde rente bedraagt 8,15% per jaar. Aan de ABN zijn onder meer de volgende zekerheden verstrekt:- hoofdelijke mede-aansprakelijkheid van belanghebbende;- hoofdelijke aansprakelijkheid van de vennootschappen die de overeenkomst zijn aangegaan;- pandrecht op de voorraden;- pandrecht op de bedrijfsinventaris;- pandrecht op de vorderingen;- de in Beheer B.V. aanwezige pensioenvoorziening zal niet zonder vooroverleg met de ABN extern worden ondergebracht.

2.7.

Belanghebbende, Beheer B.V. en de ABN hebben op 8 december 2008 de kredietovereenkomst gewijzigd. De kredietfaciliteit is daarbij uitgebreid tot € 3.350.000, samengesteld uit een rekeningcourantkrediet van € 1.085.000, een innovatief borgstellingskrediet van 12 jaar van € 1.000.000 en een 10 jarige lening van € 1.265.000. De daarbij verstrekte zekerheden zijn uitgebreid met een hypotheekstelling op de te realiseren nieuwe vestiging, borgstelling door belanghebbende tot een bedrag van € 250.000 en een achterstelling met nadere voorwaarden van de in 2.3 genoemde lening.

2.8.

Eveneens is met de datum 8 december 2008 een schriftelijke overeenkomst tot achterstelling van de onder 2.4 vermelde achtergestelde leningsovereenkomst gesloten. In deze schriftelijke overeenkomst is – onder meer – bepaald:

“in aanmerking nemende dat: -de Bank kredietfaciliteiten zal verstrekken danwel heeft verstrekt aan de Kredietnemer [toevoeging Hof: Beheer B.V. c.s.];-de Bank tot een en ander bereid is onder meer onder de voorwaarde dat de vordering van de Schuldeiser [toevoeging Hof: belanghebbende], groot EUR 235.000,= (muntsoort en bedrag), ten laste van de Kredietnemer, blijkens balans per 31.12.2007, zal worden achtergesteld bij die van de Bank, zoals hierna is omschreven,

zijn overeengekomen als volgt: 1. De Schuldeiser en de Kredietnemer verbinden zich bij deze tegenover de Bank en jegens elkaar om zolang de Kredietnemer bij de Bank kredietfaciliteiten geniet of aan de Bank iets schuldig is uit welken hoofde ook, zo in als buiten rekening-courant en al of niet in het gewone bankverkeer, met betrekking tot voormelde vordering van de Schuldeiser op de Kredietnemer geen (rechts-)handelingen te verrichten of na te laten waardoor de vordering:

( i) geheel of gedeeltelijk teniet gaat dan wel geheel of gedeeltelijk het vermogen van de Schuldeiser verlaat; ofwel

(ii) met een beperkt recht wordt bezwaard;

tenzij de Bank hiervoor schriftelijk toestemming geeft en met inachtneming van door de Bank alsdan te stellen voorwaarden.

De Bank verklaart bovenstaande verbintenis aan te nemen.

2. Voor het geval van faillissement, surseance van betaling, schuldsanering, ontbinding of overlijden van de Kredietnemer verpandt de Schuldeiser tot meerdere zekerheid voor de nakoming van de verplichtingen van de Kredietnemer jegens de Bank nu voor alsdan aan de Bank zijn bij deze akte achtergestelde vordering op de Kredietnemer met alle daaraan verbonden rechten, terwijl de achterstelling in dat geval (faillissement, surseance van betaling, schuldsanering, ontbinding of overlijden van de Kredietnemer) geacht wordt zonder nadere handelingen vervallen te zijn, tenzij de Bank te kennen heeft gegeven dat de achterstelling geheel of gedeeltelijk in stand dient te blijven. De voor deze verpanding noodzakelijke mededeling aan de Kredietnemer wordt bij deze akte geacht te zijn gedaan.

3. De Schuldeiser is verplicht op eerste vordering van de Bank terstond het geschrift waaruit zijn vordering op de Kredietnemer blijkt aan de Bank toe te zenden.

4. Tenslotte komen de Bank en de Schuldeiser overeen dat, indien de Schuldeiser op enigerlei wijze in strijd handelt met:

- het in artikel 1. (i) in deze akte bepaalde, de Schuldeiser ten behoeve van de Bank een dadelijk opeisbare boete verbeurt ten belope van het bedrag waarmee de achtergestelde vordering naar het oordeel van de Bank geheel of gedeeltelijk teniet is gegaan danwel geheel of gedeeltelijk het vermogen van de Schuldeiser heeft verlaten;

- het in artikel 1. (ii) of het overige in deze akte bepaalde, de Schuldeiser ten behoeve van de Bank een dadelijk opeisbare boete verbeurt ten belope van het bedrag gelijk aan dat van de achtergestelde vordering.”

2.9.

Op 27 januari 2009 is de kredietovereenkomst met de ABN aangepast in die zin dat de hoogte van het rekeningcourantkrediet gewijzigd is tot € 946.000.

2.10.

Het geconsolideerde vermogen en de omzet van Beheer B.V. en haar dochtermaatschappijen zagen er als volgt uit:

Ultimo 2006

Ultimo 2007

Ultimo 2008

Ultimo 2009

Vermogen

€ 212.779

€ 447.540

€ 513.922

- € 1.182.186

Omzet

€ 3.769.554

€ 4.721.806

€ 5.146.686

€ 1.964.552

2.11.

Belanghebbende heeft als (middellijk) bestuurder op [datum 1] 2010 het faillissement voor alle onder 2.2 vermelde vennootschappen aangevraagd. Op [datum 2] 2010 zijn alle vennootschappen failliet verklaard. In het verslag van de curator staat vermeld dat het faillissement in belangrijke mate veroorzaakt is door externe factoren: “de ontwikkelingen op de markt en de financiële crisis die eind 2008 begin 2009 de kop op stak”, aldus de curator.

2.12.

Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV 2008, ingediend in juni 2010, onder “Resultaat uit ter beschikking gestelde vermogensbestanddelen” een bedrag van € 144.110 als kosten vermeld. Volgens de toelichting, opgenomen in de aangifte, bestaat voormeld bedrag voor € 100.000 uit een ”Voorziening achtergestelde lening”.

2.13.

De Inspecteur heeft bij de aanslagregeling de aftrekpost van € 100.000 in verband met de voorziening achtergestelde lening gecorrigeerd.

2.14.

Partijen zijn overeengekomen dat ingeval de lening als zakelijke lening wordt aangemerkt, het totale bedrag van de lening van € 235.000 ten laste van belanghebbendes inkomen wordt gebracht in de verhouding € 100.000 in 2008, € 100.000 in 2009 en € 35.000 in 2010.

2.15.

De aangiften over de jaren 2010 en 2011 zijn door de Inspecteur administratief afgedaan. Daarbij zijn het in 2010 geclaimde verlies op de lening van € 35.000 en het in 2011 geclaimde borgstellingsverlies geaccepteerd.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

1. Moet de lening aangemerkt worden als een kapitaalstorting (schijnlening)? Zo nee:2. Moet de lening reeds ten tijde van de verstrekking in 2007 worden aangemerkt als een onzakelijke lening? Zo nee:3. Is de lening op 8 december 2008 onzakelijk geworden?4. Dient belanghebbendes beroep op het vertrouwensbeginsel te worden gehonoreerd gelet op de aanslagregeling 2010 en 2011?

Belanghebbende is van mening dat de eerste drie vragen ontkennend moeten worden beantwoord en de vierde vraag bevestigend. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

Indien het gelijk aan belanghebbende is, is, zoals in 2.14 is verwoord, niet in geschil dat de afwaardering van de geldlening voor een bedrag van € 100.000 in 2008 in mindering kan worden gebracht op het resultaat uit overige werkzaamheden.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraak op bezwaar, en vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 58.725. De Inspecteur concludeert primair tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraak op bezwaar, en vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 146.975; en subsidiair tot ongegrondverklaring van het hoger beroep en bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing