Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 17-03-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:1063, 15/01186 en 15/01187
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 17-03-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:1063, 15/01186 en 15/01187
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 17 maart 2017
- Datum publicatie
- 10 mei 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2017:1063
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:2554
- Zaaknummer
- 15/01186 en 15/01187
Inhoudsindicatie
Navordering mogelijk omdat sprake is van een nieuw feit.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 15/01186 en 15/01187
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [plaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 3 september 2015, nummers AWB 15/237 en 15/238, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende de hierna vermelde navorderingsaanslagen.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer] .H.87 over het jaar 2008 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: de navorderingsaanslag IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 73.498 alsmede bij beschikking een boete van € 6.885. Gelijktijdig is bij beschikking een bedrag van € 4.438 aan heffingsrente in rekening gebracht. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur, bij in één geschrift vervatte uitspraken, de navorderingsaanslag IB/PVV gehandhaafd, de boetebeschikking verminderd tot € 3.000 en de heffingsrentebeschikking verminderd tot € 1.530.
Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer] .W.87 over het jaar 2008 een navorderingsaanslag premie Zorgverzekeringswet (hierna: de navorderingsaanslag Zvw) opgelegd, berekend naar een bijdrage-inkomen van € 30.420. Gelijktijdig is bij beschikking een bedrag van € 246 aan heffingsrente in rekening gebracht. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur, bij in één geschrift vervatte uitspraken, de navorderingsaanslag Zvw en de heffingsrentebeschikking gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard voor zover deze is gericht tegen de boetebeschikking, de uitspraak op bezwaar die betrekking heeft op de boetebeschikking vernietigd, de boetebeschikking vernietigd, het beroep voor het overige ongegrond verklaard, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.468 en gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht van € 45 vergoedt.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 123. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft schriftelijk gerepliceerd en de Inspecteur heeft schriftelijk gedupliceerd.
De zitting heeft plaatsgehad op 3 februari 2017 te ‘s-Hertogenbosch.
Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende en zijn gemachtigde de heer [A] , verbonden aan [B] te [plaats] , alsmede, namens de Inspecteur, de heer [C] .
Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De Inspecteur heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de twaalf bij deze pleitnota behorende bijlagen.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
Naar aanleiding van de door de Inspecteur op 22 april 2009 ontvangen aangifte IB/PVV 2008 heeft de Inspecteur op 12 november 2010 voor het jaar 2008 het verlies uit werk en woning vastgesteld op € 15.452. Daarbij is onder andere rekening gehouden met een winst uit onderneming van € 3.924 negatief en een persoonsgebonden aftrek van € 11.693.
De Inspecteur heeft met dagtekening 28 september 2013 de navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd nadat uit onderzoek was gebleken dat op een (zakelijke) bankrekening ontvangen omzet ten bedrage van € 92.114 niet in de aangifte IB/PVV 2008 was verantwoord (als winst uit onderneming). Verder heeft de Inspecteur de persoonsgebonden aftrek van € 11.693 gecorrigeerd.
Navorderingsaanslag IB/PVV 2008 |
|
Belastbare winst uit onderneming voor ondernemersaftrek: |
-/- € 3.924 |
- Correctie meer omzet |
€ 92.114 |
- Zelfstandigenaftrek |
-/- € 4.412 |
- MKB-winstvrijstelling |
-/- € 8.378 |
Belastbare winst uit onderneming |
€ 75.400 |
Loon |
€ 811 |
Inkomsten uit eigen woning |
-/- € 2.713 |
Persoonsgebonden aftrek |
geen |
Belastbaar inkomen uit werk en woning |
€ 73.498 |
Gelijktijdig is bij beschikkingen een vergrijpboete opgelegd van € 6.885 (25%) en heffingsrente in rekening gebracht over de periode 1 juli 2008 tot en met 28 september 2013 ten bedrage van € 4.438.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de Inspecteur de onderhavige navorderingsaanslagen mocht opleggen. Meer in bijzonder is in geschil of sprake is van een nieuw feit.
Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan. Tussen partijen is niet in geschil dat navordering op grond van artikel 16, tweede lid, onderdeel c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen niet mogelijk is.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraken op bezwaar en de navorderingsaanslagen. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.