Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 17-03-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:1066, 15/00162
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 17-03-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:1066, 15/00162
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 17 maart 2017
- Datum publicatie
- 4 mei 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2017:1066
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2014:9018, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 15/00162
Inhoudsindicatie
Naar het oordeel van het Hof is de wijziging van artikel 23b van de Wet MRB per 1 januari 2014, waarin de CO²-norm om in aanmerking te kunnen komen voor een MRB-tarief van nihil naar beneden werd bijgesteld van 95 gram per kilometer naar 50 gram per kilometer, niet in strijd met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige
Belastingkamer
Kenmerk: 15/00162
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 24 december 2014, nummer AWB 14/5070 in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende na te noemen naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer] .Y.4 over het tijdvak 10 maart 2014 tot en met 9 juni 2014 een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting (hierna: MRB) opgelegd ten bedrage van € 157 (hierna: de naheffingsaanslag).
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45.
De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 123. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgehad op 9 december 2016 te ‘s-Hertogenbosch.
Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heer [A] .
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
Belanghebbende is vanaf 10 juni 2010 houder van een personenauto van het merk en type [automerk] (hierna: de auto) met als datum eerste toelating 8 november 2004. De auto heeft een CO²-uitstoot van 86 gram per kilometer. Hij heeft de auto in mei 2010 in Duitsland gekocht.
Op grond van artikel 23b van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: Wet MRB) (tekst 2010 tot en met 2013) bedraagt de belasting nihil voor onder meer een personenauto waarvan de CO²-uitstoot niet hoger is dan 95 gram per kilometer indien deze wordt aangedreven door een motor met compressieontsteking. Bij de introductie van deze wettekst is in de Memorie van Toelichting het volgende opgemerkt:
‘Het kabinet vergroot de prikkel voor de keuze van een zeer zuinige auto in het onderhavige belastingplan verder door naast de vrijstelling van de BPM ook een nihiltarief voor de MRB in te voeren. De definitie van zeer zuinige personenauto's zal periodiek worden herzien. De ontwikkelingen op het vlak van nulemissieauto's en zeer zuinige personenauto's zullen goed worden gevolgd.’ (MvT, Kamerstukken II 2009/10, 32 128, nr. 3, p. 17).
De wijziging van artikel 23b van de Wet MRB per 1 januari 2014 is vastgelegd in de Wet uitwerking autobrief van 22 december 2011 (Stb. 2011, 642). Artikel 23b, lid 1, van de Wet MRB luidde in het jaar 2014 als volgt:
‘1. Voor een personenauto, niet zijnde een personenauto in de zin van artikel 23a, waarvan de CO²-uitstoot niet hoger is dan 50 gram per kilometer, bedraagt de belasting in afwijking van artikel 23 nihil.’
Volgens de toelichting op het wetsvoorstel Wet uitwerking autobrief is deze wijziging van artikel 23b van de Wet MRB de uitwerking van de zogenaamde Autobrief van de Staatssecretaris van Financiën van 1 juni 2011 (gepubliceerd op www.rijksoverheid.nl). In die brief staat onder meer:
‘3.5.3. MRB
Wat betreft de MRB stelt Ecorys voor om de daarin opgenomen vrijstelling voor de zeer zuinige auto’s te laten vervallen, met inachtneming van een overgangsperiode. In 2014 zou dan geen vrijstelling meer van toepassing moeten zijn. De MRB voor personenauto’s is dan weer geheel gebaseerd op gewicht en de specifieke CO²-uitstoot speelt daarin dan niet langer een rol.’
en verder:
‘3.6. Uitvoering toekomstig scenario
inleiding
Ecorys heeft op basis van de onder andere de aangereikte uitgangspunten, zoals maximale stimulering van de meest zuinige auto, een solide en robuuste BPM-opbrengst, een vereenvoudiging van het huidige complexe stelsel en het waar mogelijk voorkomen van marktverstoringen, een scenario uitgewerkt waar ik mij in grote lijnen in kan vinden. Het voorstel bevat naar mijn mening dan ook voldoende aanknopingspunten om het merendeel daarvan om te zetten in een wetsvoorstel. Het scenario levert een belangrijke bijdrage aan mijn doelstellingen om te komen tot een meer eenvoudig, solide en fraudebestendig systeem van autogerelateerde belastingen. Bovendien wordt een belangrijke doelstelling van het onderzoek bereikt, namelijk het ontwikkelen van een systeem van autogerelateerde belastingen dat ook in de toekomst een stimulans geeft om te blijven kiezen voor de meest zuinige auto. Het onderzoek geeft dan ook belangrijke aangrijpingspunten om al in het Belastingplan 2012 met concrete voorstellen te komen voor BPM, MRB en bijtelling. Hierbij geldt dat ik – behoudens een eventuele extra schijf in de tariefstructuur van de BPM om het progressieve karakter te waarborgen – het door Ecorys geschetste eindbeeld in 2015 als uitgangspunt neem en ik voor de periode vanaf 2012 kies voor een geleidelijke weg naar dat eindbeeld toe. Ik neem echter niet alle voorstellen van Ecorys over.
Zo heb ik het voornemen om de huidige vrijstelling in de MRB ongewijzigd te handhaven tot 1 januari 2014, de vrijstelling MRB in de periode tot en met 2015 te handhaven voor personenauto’s met een CO²-uitstoot van niet meer dan 50 gr/km, in de bijtelling het bereik van de huidige nihilbijtelling voor nulemissieauto’s uit te breiden tot personenauto’s met een CO²-uitstoot van niet meer dan 50 gr/km met een jaar te verlengen (tot en met 2015) en zal ik voorstellen het merendeel van de maatregelen te laten ingaan op 1 juli 2012. De uitbreiding van nihilbijtelling voor personenauto’s met een CO²-uitstoot van niet meer dan 50 gr/km treedt in werking met ingang van 1 januari 2012.’
Nu in het jaar 2014 de MRB nihil is voor een personenauto waarvan de CO²-uitstoot niet hoger is dan 50 gram per kilometer, de auto van belanghebbende niet aan die norm voldoet en belanghebbende niet zelf het verschuldigde bedrag aan MRB op aangifte heeft voldaan, heeft de Inspecteur met dagtekening 28 mei 2014 de onderhavige naheffingsaanslag aan belanghebbende opgelegd.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vraag:
Is de wijziging van artikel 23b van de Wet MRB per 2014 (waarin de CO²-norm om in aanmerking te kunnen komen voor een MRB-tarief van nihil naar beneden werd bijgesteld van 95 gram per kilometer naar 50 gram per kilometer) in strijd met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EP), en dient deze derhalve onverbindend te worden verklaard?
Belanghebbende is van mening dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Belanghebbende heeft hier ter zitting van het Hof nog aan toegevoegd dat hij van mening is dat sprake is van een dubbele heffing, nu de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (hierna: BPM) en de MRB beide registratiebelastingen zijn.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en van de naheffingsaanslag. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.