Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-03-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:1422, 15/00159
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-03-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:1422, 15/00159
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 30 maart 2017
- Datum publicatie
- 18 mei 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2017:1422
- Zaaknummer
- 15/00159
Inhoudsindicatie
Het geschil:
I. Heeft belanghebbende recht op een hogere giftenaftrek dan de Inspecteur bij de
uitspraak op bezwaar heeft gedaan?
II. Heeft belanghebbende recht op reisaftrek en, zo ja, voor welk bedrag?
III. Heeft de Inspecteur inzake de reisaftrek het gelijkheidsbeginsel geschonden?
Het Hof beantwoordt alle vragen ontkennend en verklaart het hoger beroep ongegrond. In verband met de samenloop van het bezwaar en (hoger)beroep tegen de (hoogte van) de primitieve aanslag en de vervolgens over hetzelfde jaar opgelegde navorderingsaanslag wijst het Hof de Inspecteur ten overvloede op het arrest van de Hoge Raad van 19 maart 2010, nr 08/04770, ECLI:NL:HR:2010:BK1513.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 15/00159
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 19 december 2014, nummer AWB 14//2700, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende de hierna te vermelden aanslag en beschikking inzake heffingsrente.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer] H.16 over het jaar 2011 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: de IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 23.750. Tevens is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht tot een bedrag van € 120. Na tijdig gemaakt bezwaar is de aanslag, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur, verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 21.767 en is het in rekening gebrachte bedrag aan heffingsrente verminderd tot € 75.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep is geen griffierecht geheven. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 10 oktober 2016 te ’s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heer [A] en de heer [B] .
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
Belanghebbende is van 11 april 2011 tot en met 23 oktober 2011 in loondienst werkzaam geweest bij [C] B.V. uit welke dienstbetrekking hij inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking heeft genoten. Hij was in deze periode als reisleider/assistent purser werkzaam op een passagiersschip. De verzorgde riviercruises betroffen reizen van 4, 6 of 10 dagen.
De rest van het jaar ontving hij een uitkering van het UWV.
Belanghebbende heeft voor het jaar 2011 aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 18.467. Hij heeft daarbij een bedrag van € 2.001 als reisaftrek en een bedrag van € 2.761 aan aftrekbare giften in aanmerking genomen.
Bij het vaststellen van de aanslag heeft de Inspecteur de volgende correcties doorgevoerd:
inkomsten uit vroegere arbeid € 521
reisaftrek openbaar vervoer € 2.001 -/-
giften € 2.761 -/-
en de aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 23.750.
In verband met de door hem geclaimde giftenaftrek heeft belanghebbende in de bezwaarfase bescheiden overgelegd leidend tot een bedrag aan aftrekbare giften. De Inspecteur is bij het doen van uitspraak uitgegaan van de door belanghebbende overgelegde betalingsbewijzen waaruit naar de aanvankelijke opvatting van de Inspecteur blijkt dat belanghebbende omstreeks juni en op 17 augustus € 1.500 respectievelijk € 700 heeft geschonken aan Nationale vereniging De Zonnebloem. Naar aanleiding hiervan heeft de Inspecteur giften tot een bedrag van € 2.200 in aftrek toegestaan. Deze correctie leidde, na toepassing van de drempel van € 217, tot een giftenaftrek van € 1.983 en een vermindering van het belastbaar inkomen uit werk en woning tot € 21.767.
Belanghebbende beschikt niet over een openbaarvervoerverklaring. Hij heeft een verklaring van zijn werkgever van 5 oktober 2012 in het geding gebracht. In deze verklaring staat:
Betreft: Openbaar Vervoer Verklaring
Hierbij verklaar ik namens [C] BV dat de [belanghebbende] , geboren op [geboortedatum] 1957 in de jaren 2003 t/m 2012 van April t/m Oktober gebruik heeft gemaakt van het Openbaar Vervoer in het Woon Werk Verkeer en hiervoor geen reiskostenvergoeding heeft ontvangen.
Ik hoop U hiermede voldoende ingelicht te hebben.
Met Vriendelijke Groet,
[D]
Bij het vaststellen van de aanslag heeft de Inspecteur zich met betrekking tot de reisaftrek primair op het standpunt gesteld dat belanghebbende niet voldoet aan de voorwaarde dat hij binnen een tijdsbestek van 24 uur zowel heen als terug reist tussen zijn verblijfplaats en het werk en subsidiair dat de door belanghebbende overgelegde verklaring niet voldoet aan de voorwaarden die artikel van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 stelt.
De uitspraak van de Rechtbank is bij brief van 19 december 2014 aangetekend naar partijen verzonden. Het hoger beroep is op 29 januari 2015 ter griffie van het Hof ingekomen.
In zijn verweerschrift in hoger beroep heeft de Inspecteur onder meer geschreven:
‘Het is mij bekend dat belanghebbende ten tijde van de zitting (Hof bedoeld zal zijn: ten tijde van de uitspraak van de Rechtbank) van 19 december 2014 ernstig ziek was en op termijn geopereerd zou worden aan een tumor in zijn hersenen. Nu belanghebbende stelt dat hij als gevolg van deze tumor de controle over zijn handen en onderarmen kwijt was en deze tumor pas op 23 februari 2015 is verwijderd, kan naar mijn mening worden geoordeeld dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.’
Bij brief van 15 mei 2014 heeft de Inspecteur belanghebbende ervan in kennis gesteld dat hij een bedrag van € 795 zal gaan navorderen. Dit bedrag is het verschil tussen de aan belanghebbende bij uitspraak op bezwaar toegekende giftenaftrek van € 2.200 en het bedrag van € 1.405 waar belanghebbende, aldus de Inspecteur, recht op heeft. Deze aanslag is opgelegd met dagtekening 30 augustus 2014.
De Inspecteur heeft belanghebbende niet schriftelijk gewezen op de in 4.10 benoemde consequentie bij het aan hem opleggen van de onder 2.9 genoemde navorderingsaanslag.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I Heeft belanghebbende recht op een hogere giftenaftrek dan de Inspecteur bij deuitspraak op bezwaar heeft gedaan?
II Heeft belanghebbende recht op reisaftrek en, zo ja, voor welk bedrag?
III Heeft de Inspecteur inzake de reisaftrek het gelijkheidsbeginsel geschonden?
Belanghebbende is van mening dat deze vragen bevestigend moeten worden beantwoord.
De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot vermindering van de aanslag in die zin, dat alsnog rekening wordt gehouden met het bedrag van € 2.001 als reisaftrek. Aan zijn stelling dat de Inspecteur een hogere giftenaftrek moet toestaan dan hij bij uitspraak op bezwaar heeft gedaan, verbindt hij geen cijfermatige conclusie. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.