Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 13-04-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:1631, 15/00494

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 13-04-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:1631, 15/00494

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
13 april 2017
Datum publicatie
15 juni 2017
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2017:1631
Formele relaties
Zaaknummer
15/00494
Relevante informatie
Besluit Wfsv art. 2.17, Besluit Wfsv art. 2.5

Inhoudsindicatie

Belanghebbende, een BV, is opgericht op [datum 1] 2013 en heeft vanaf 1 januari 2014 verzekeringsplichtig personeel in dienst. De activiteiten van belanghebbende zijn nieuw. Het te verwachten premieplichtig loon in 2014 bedraagt € 4.000.000. In geschil is of belanghebbende ten aanzien van de berekening van de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas terecht is aangemerkt als “kleine werkgever”, in welk geval een premiepercentage van 5,4 geldt, danwel dat zij als een startende “grote werkgever”, zoals bedoeld in artikel 2.17, lid 1 van het Besluit Wfsv, is te beschouwen zodat ze slechts 1,03 percent verschuldigd is. Het Hof is van oordeel dat in afwijking van artikel 2.5, lid 1, onderdeel b, van het Besluit Wfsv belanghebbende wel als een startende “grote werkgever” is te beschouwen ondanks het feit dat belanghebbende geen premieplichtig loon in 2012 heeft uitgekeerd. Steun voor dit oordeel vindt het Hof in de Toelichting bij het Besluit gedifferentieerde premie Werkhervattingskas 2014, gepubliceerd in de staatscourant nr. 24667, 2 september 2013.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 15/00494

Uitspraak op het hoger beroep van

De inspecteur van de Belastingdienst

hierna: de Inspecteur

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 22 januari 2015, nummer AWB 14/2831 in het geding tussen

[belanghebbende] BV,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

en

de Inspecteur,

met betrekking tot de hierna te noemen (afdracht op) aangifte.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft op 20 februari 2014 aangifte gedaan van de door haar voor het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 januari 2014 verschuldigde loonheffingen. Tegen deze afdracht op aangifte heeft zij op 1 april 2014 bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft bij uitspraak van 14 april 2014 het bezwaar afgewezen.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 328. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en bepaald dat de verschuldigde loonheffing wordt herrekend, waarbij voor de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas de rekenpercentages worden gehanteerd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.17, eerste lid, van het Besluit Wet financiering sociale verzekeringen (hierna: Besluit Wfsv).

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft de Inspecteur hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

De zitting heeft plaatsgehad op 14 juli 2016 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord namens de Inspecteur, mevrouw [A] en de heren [B] , [C] en [D] , alsmede belanghebbendes gemachtigde de heer [E] .

1.5.

Het Hof heeft na afloop van de zitting het onderzoek gesloten.

1.6.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn voor zover van belang in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende is opgericht op [datum 1] 2013. Op [datum 2] 2013 heeft zij zich als nieuwe werkgever bij de Belastingdienst aangemeld. Zij is voor de werknemersverzekeringen ingedeeld in sector 52 (Uitzendbedrijven). De activiteiten van belanghebbende zijn nieuw opgestart, dat wil zeggen niet afkomstig van een andere onderneming. Vanaf 1 januari 2014 heeft belanghebbende verzekeringsplichtig personeel in dienst. Belanghebbende heeft melding gemaakt van een te verwachten premieplichtig loon van € 4.000.000, bij een geschat aantal werknemers van 300.

2.2.

Met dagtekening 28 januari 2014 heeft de Inspecteur aan belanghebbende een mededeling Loonheffingen Gedifferentieerd premiepercentage Werkhervattingskas gezonden. Daarin is vermeld dat belanghebbende is aangemerkt als startende “kleine werkgever”, waardoor voor haar het gedifferentieerde premiepercentage Werkhervattingskas van 5,40 percent geldt.

2.3.

Bij brief van 1 april 2014 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de aangifte loonheffingen voor het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 januari 2014. De aangifte is ingediend op 20 februari 2014 en de afdracht op aangifte is gedaan op 27 februari 2014. Bij uitspraak op bezwaar van 14 april 2014 heeft de Inspecteur het bezwaar afgewezen.

2.4.

In de toelichting bij het Besluit gedifferentieerde premie Werkhervattingskas 2014 (hierna: de Toelichting), gepubliceerd in de Staatscourant nr. 24667, 2 september 2013, is ten aanzien van de startende werkgever het volgende vermeld:

“ De grote werkgever die in 2012, 2013 of 2014 start, betaalt op grond van artikel 2.17 van het Besluit Wfsv, het rekenpercentage, de kleine werkgever die in 2012, 2013 of 2014 start, betaalt de voor hem geldende sectorale premie. De middelgrote werkgever betaalt een gewogen gemiddelde van de voor hem geldende sectorale premie en het rekenpercentage.”

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of belanghebbende ten aanzien van de berekening van de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas terecht is aangemerkt als “kleine werkgever”.

3.2.

De Inspecteur is van mening dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. Belanghebbende is de tegenovergestelde opvatting toegedaan en vindt dat zij als “grote werkgever” dient te worden aangemerkt.

3.3.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.4.

De Inspecteur concludeert tot, gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en bevestiging van de uitspraak op bezwaar. Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing