Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-01-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:306, AWB - 14 _ 2831
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-01-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:306, AWB - 14 _ 2831
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 22 januari 2015
- Datum publicatie
- 17 februari 2015
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2015:306
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2017:1631, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB - 14 _ 2831
- Relevante informatie
- Wet op de loonbelasting 1964 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025]
Inhoudsindicatie
Loonbelasting; gedifferentieerde premie werkhervattingskas.
Belanghebbende is een startende werkgever. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende aan de toelichting bij het Besluit gedifferentieerde premie Werkhervattingskas 2014 het in rechte te beschermen vertrouwen kan ontlenen dat zij aangemerkt dient te worden als een grote werkgever waarvoor de rekenpercentages gelden.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer AWB 14/2831
uitspraak van 22 januari 2015
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende] B.V., gevestigd te [plaats X],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 14 april 2014 op het bezwaar van belanghebbende tegen de door haar over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 januari 2014 afgedragen loonbelasting en premie volksverzekeringen.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 januari 2015 te Breda.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigden van belanghebbende, [gemachtigden], verbonden aan [kantoornaam gemachtigden] te Simpelveld, en namens de inspecteur, [verweerder].
1 Beslissing
De rechtbank:
- -
-
verklaart het beroep gegrond;
- -
-
vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- -
-
bepaalt dat de verschuldigde loonheffing wordt herrekend, waarbij voor de gedifferentieerde premie werkhervattingskas de rekenpercentages worden gehanteerd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.17, eerste lid, van het Besluit Wet financiering sociale verzekeringen;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.217;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 328 aan deze vergoedt.
2 Gronden
Belanghebbende is opgericht op [datum] 2013. Op 3 december 2013 heeft zij zich aangemeld als nieuwe werkgever bij de Belastingdienst. Zij is voor de werknemersverzekeringen ingedeeld in sector 52 (Uitzendbedrijven). Haar activiteiten bestaan uit het uitvoeren van payrolling, contractbeheer, salarisadministratie, verloning, ziekteverzuimbegeleiding en (sociale) verzekeringen. De activiteiten van belanghebbende zijn nieuw opgestart, dat wil zeggen niet afkomstig van een andere onderneming. Vanaf 1 januari 2014 heeft belanghebbende verzekeringsplichtig personeel in dienst. Belanghebbende heeft melding gemaakt van een te verwachten premieplichtig loon van € 4.000.000, bij een geschat aantal werknemers van 300.
Met dagtekening 28 januari 2014 heeft de inspecteur aan belanghebbende een mededeling Loonheffingen Gedifferentieerd premiepercentage Werkhervattingskas gezonden. Daarin is aan belanghebbende meegedeeld dat zij is aangemerkt als kleine werkgever, waardoor voor haar het gedifferentieerde premiepercentage Werkhervattingskas van 5,40% geldt. De inspecteur heeft belanghebbende standaard ingedeeld als kleine werkgever, omdat zij na 2012 als werkgever is begonnen en er daarom geen loongegevens zijn van het jaar 2012.
Bij brief van 1 april 2014 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de afdracht op aangifte loonheffingen over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 januari 2014. De afdracht op aangifte is voldaan op 27 februari 2014. Bij uitspraak op bezwaar van 14 april 2014 heeft de inspecteur het bezwaar afgewezen.
In geschil is of belanghebbende terecht als zogenoemde kleine werkgever is aangemerkt voor het gedifferentieerde premiepercentage Werkhervattingskas. Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende een startende werkgever is. Ook is niet in geschil dat bij een premieplichtig loon van € 4.000.000 in beginsel sprake is van een grote werkgever.
Artikel 38 van de Wet financiering sociale verzekeringen (hierna: Wfsv) bepaalt (tekst 1 januari 2014):
“1. In dit artikel wordt verstaan onder:
categorie werkgevers: werkgevers ten laste van wie, in het tweede kalenderjaar dat aan het kalenderjaar waarvoor de premie wordt vastgesteld vooraf is gegaan, loon waarover de premies op grond van dit hoofdstuk worden geheven, is gekomen dat gelijk is aan, meer of minder bedraagt dan een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen omvang van het gemiddelde van dit loon, bedoeld in paragraaf 1 van afdeling 1 van dit hoofdstuk, per werknemer in dat kalenderjaar.
2. Het UWV stelt vast:
a. voor de berekening van de gedifferentieerde premie ten behoeve van de Werkhervattingskas, een voor alle takken van bedrijf en beroep gelijk rekenpercentage;
b. voor de berekening van het rekenpercentage, bedoeld in onderdeel a, een voor alle takken van bedrijf en beroep gelijk gemiddeld percentage.
(…)
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent:
a. de wijze waarop het rekenpercentage, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, en het gemiddelde percentage, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, worden vastgesteld, rekening houdend met de verschillende lasten voor de Werkhervattingskas;
b. de wijze waarop de in het derde en het vierde lid, bedoelde opslag en korting worden berekend;
c. de percentages die op grond van dit artikel ten hoogste voor categorieën van werkgevers, sector of sectoronderdeel mogen gelden en omtrent de percentages die op grond van dit artikel ten minste voor categorieën van werkgevers, sector of sectoronderdeel gelden.
(…)”
Artikel 2.5 van het Besluit Wet financiering sociale verzekeringen (hierna: Besluit Wfsv) bepaalt, voor zover hier van belang:
“1. In deze paragraaf wordt verstaan onder:
(…)
b. kleine werkgever: een werkgever te wiens laste, in het tweede kalenderjaar dat aan het kalenderjaar waarvoor de premie wordt vastgesteld vooraf is gegaan, een premieplichtig loon is gekomen dat gelijk is aan of minder bedraagt dan 10 maal het gemiddelde premieplichtige loon per werknemer in dat kalenderjaar;
(…)
d. grote werkgever: een werkgever te wiens laste, in het tweede kalenderjaar dat aan het kalenderjaar waarvoor de premie wordt vastgesteld vooraf is gegaan, een premieplichtig loon is gekomen dat meer bedraagt dan 100 maal het gemiddelde premieplichtige loon per werknemer in dat kalenderjaar;”
Artikel 2.6 van het Besluit Wfsv bepaalt, voor zover hier van belang:
“3. De gedifferentieerde premie voor de kleine werkgevers is de som van de sectorale premiecomponenten op basis van de WGA-lasten vaste dienstbetrekkingen, de WGA-lasten flexibele dienstbetrekkingen en de ZW-lasten van uitkeringen die zijn toegekend aan werknemers die in dienstbetrekking stonden met werkgevers die behoren tot een sector als bedoeld in artikel 95 van de Wfsv.
4. De gedifferentieerde premie voor grote werkgevers is de som van de individuele premiecomponenten, die voor de WGA-lasten vaste dienstbetrekkingen, de WGA-lasten flexibele dienstbetrekkingen en de ZW-lasten afzonderlijk worden berekend, op basis van een per soort last vast te stellen rekenpercentage vermeerderd of verminderd met een opslag of korting op grond van een individueel werkgeversrisicopercentage, waarop een correctie wordt toegepast.”
Artikel 2.17, eerste lid, van het Besluit Wfsv bepaalt:
“1. Voor een werkgever die, zonder dat er sprake is van een overgang van een onderneming als bedoeld in artikel 2.15, eerste lid, in het kalenderjaar waarvoor de premie wordt vastgesteld, of in het eerste of tweede kalenderjaar onmiddellijk voorafgaande aan het kalenderjaar waarvoor de premie wordt vastgesteld de hoedanigheid van werkgever heeft verkregen, is het percentage van de gedifferentieerde premie, bedoeld in artikel 2.6, vierde lid, gelijk aan de som van de rekenpercentages voor de WGA-lasten vaste dienstbetrekkingen, de WGA-lasten flexibele dienstbetrekkingen en de ZW-lasten, bedoeld in artikel 2.9.”
Artikel 1 van het Besluit gedifferentieerde premie Werkhervattingskas 2014 (Staatscourant 2013, nr. 24667) bepaalt:
“Voor de berekening van de gedifferentieerde premie op grond van artikel 38 van de Wet financiering sociale verzekeringen over het jaar 2014 worden voor alle takken van bedrijf en beroep de navolgende algemeen geldende parameters vastgesteld:
Gemiddelde premieplichtig loon € 30.700
Grens kleine/middelgrote werkgever € 307.000
Grens middelgrote/grote werkgever € 3.070.000”
In de toelichting bij dit besluit is onder “Startende werkgever” het volgende vermeld:
“De grote werkgever die in 2012, 2013 of 2014 start, betaalt op grond van artikel 2.17 van het Besluit Wfsv, het rekenpercentage, de kleine werkgever die in 2012, 2013 of 2014 start, betaalt de voor hem geldende sectorale premie. De middelgrote werkgever betaalt een gewogen gemiddelde van de voor hem geldende sectorale premie en het rekenpercentage.”
De rechtbank begrijpt belanghebbende aldus dat zij zich erop beroept dat de onder 2.9 vermelde passage in de toelichting bij het Besluit gedifferentieerde premie Werkhervattingskas 2014 bij haar het in rechte te beschermen vertrouwen heeft gewekt dat zij aangemerkt dient te worden als een grote werkgever, waarvoor de rekenpercentages gelden. Naar het oordeel van de rechtbank is het vertrouwensbeginsel geschonden, nu de tekst van de toelichting bij dit besluit, in combinatie met artikel 1 van dat besluit, bij belanghebbende het gerechtvaardigde vertrouwen heeft kunnen doen ontstaan dat zij een grote werkgever is waarvoor het rekenpercentage geldt. Daarbij is van belang dat het om een officiële bekendmaking in de Staatscourant gaat. De omstandigheid dat de tekst van het besluit afwijkt van de wettekst doet niet af aan voormeld oordeel. De rechtbank acht ook geen sprake van een fout die belanghebbende redelijkerwijs kenbaar had moeten zijn.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat belanghebbende ten onrechte is aangemerkt als een kleine werkgever. Het gedifferentieerde premiepercentage Werkhervattingskas is daarom te hoog vastgesteld. Bij de herrekening van de verschuldigde loonbelasting dienen voor de berekening van de gedifferentieerde premie werkhervattingskas de rekenpercentages te worden gehanteerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.17, eerste lid, van het Besluit Wfsv.
Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond verklaard.
De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar en beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.217 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 243, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 487 en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is gedaan op 22 januari 2015 door mr. D. Hund, voorzitter, mr.drs. M.M. de Werd en mr.dr. M.L.M. van Kempen, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. L. Arts, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.