Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 04-05-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:1876, 15-01368
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 04-05-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:1876, 15-01368
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 4 mei 2017
- Datum publicatie
- 9 mei 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2017:1876
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2015:7147, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:62
- Zaaknummer
- 15-01368
Inhoudsindicatie
Schending Unierechtelijk doeltreffendheidsbeginsel. Belanghebbende, die als ondernemer voor de omzetbelasting kwalificeert in verband met de aanschaf van zonnepanelen, heeft niet dezelfde mogelijkheden om zijn recht op aftrek van voorbelasting te effectueren als iemand die om andere redenen als ondernemer voor de omzetbelasting kwalificeert.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 15/01368
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [plaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 4 november 2015, nummer AWB 14/5960, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende het hierna vermelde verzoek om teruggaaf van omzetbelasting.
1 Ontstaan en loop van het geding
Bij zijn op 15 oktober 2013 ingediende aangifte omzetbelasting over de periode 27 juni 2013 tot en met 30 september 2013 heeft belanghebbende verzocht om teruggaaf van omzetbelasting tot een bedrag van € 1.820. Bij beschikking van 21 januari 2014, kenmerk [nummer] /zonnepanelen, heeft de Inspecteur het verzoek om teruggaaf omzetbelasting niet-ontvankelijk verklaard. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij de bestreden uitspraak de beschikking gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 165. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 248. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 15 december 2016 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende en zijn gemachtigde de heer [A] , verbonden aan [B] te [plaats] , alsmede, namens de Inspecteur, mevrouw [C] en de heer [D] .
De Inspecteur heeft voor de zitting een pleitnota toegestuurd aan het Hof en de wederpartij, welke ter zitting nogmaals aan de wederpartij is overgelegd en is voorgedragen.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
Belanghebbende heeft zonnepanelen laten installeren op zijn privéwoning. Hiervoor is aan belanghebbende een factuur met factuurdatum 26 maart 2013 gestuurd, waarop een bedrag van € 10.010,63 aan materiaal- en arbeidskosten en € 1.883,23 aan omzetbelasting, in totaal € 11.893,86, staat vermeld.
Belanghebbende heeft zich op 27 juni 2013, naar aanleiding van het zogeheten Fuchs-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie te Luxemburg (hierna: HvJ) van 20 juni 2013, C-219/12, ECLI:EU:C:2013:413, aangemeld als ondernemer voor de omzetbelasting en heeft daarbij verzocht om toekenning van een omzetbelastingnummer én om het aangiftetijdvak vast te stellen op één jaar.
Belanghebbende stond reeds vanaf 2 april 2013 als producent van energie opgenomen in het Productie Installatie Register, maar werd door zijn toenmalige energiemaatschappij niet als leverancier erkend. Daarop heeft belanghebbende het lopende contract opgezegd en is hij op 25 mei 2013 overgestapt naar een andere energiemaatschappij. Belanghebbende heeft vanaf 2 juli 2013 stroom aan het elektriciteitsnet geleverd.
De Inspecteur heeft bij brief van 7 oktober 2013 medegedeeld dat belanghebbende als ondernemer voor de omzetbelasting is geregistreerd en dat het aangiftetijdvak is gesteld op het kwartaal. Naar aanleiding van de aanmelding van belanghebbende als ondernemer heeft de Inspecteur aan belanghebbende een aangiftebiljet omzetbelasting uitgereikt voor de periode 27 juni 2013 tot en met 30 september 2013.
Op 15 oktober 2013 heeft belanghebbende het door de Inspecteur uitgereikte aangiftebiljet ingevuld. Daarin heeft belanghebbende aangegeven dat hij € 64 omzetbelasting is verschuldigd en recht heeft op aftrek van voorbelasting van € 1.884, en per saldo recht heeft op een teruggave van € 1.820.
Bij brief van 21 januari 2014 heeft de Inspecteur aan belanghebbende medegedeeld dat:
‘Op grond van het arrest van het Europese Hof van Justitie d.d. 20 juni 2013 (zaak C-219/12, Fuchs-arrest), is eenieder die regelmatig stroom opwekt en levert aan een energie-maatschappij als ondernemer voor de omzetbelasting aangemerkt. U doet met uw verzoek [Hof: verzoek om teruggaaf omzetbelasting] een beroep op dit arrest.
Uw verzoek wordt beoordeeld op basis van het moment van aanmelding als ondernemer bij de Belastingdienst in combinatie met de factuurdatum van de bijgevoegde facturen. U heeft zich aangemeld op 02-07-2013 en facturen bijgevoegd d.d. 26-03-2013. Aangezien u zich niet binnen een maand na afloop van het kwartaal waarin de factuurdatum valt heeft aangemeld, is uw verzoek te laat. Aan jurisprudentie (i.c. Fuchs-arrest) kan geen terugwerkende kracht worden ontleend.
Dit betekent dat uw verzoek niet-ontvankelijk is. Ik wijs uw verzoek om teruggave omzetbelasting dan ook af. (…)’.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de Inspecteur het verzoek om teruggaaf van de over de aanschaf van de zonnepalen verschuldigde omzetbelasting terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan. Het bedrag van de teruggaaf van € 1.820 (€ 64 verschuldigde omzetbelasting minus € 1.884 in rekening gebrachte omzetbelasting) als zodanig is niet in geschil.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot een teruggaaf omzetbelasting van € 1.820. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.