Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 04-11-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:7147, AWB - 14 _ 5960

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 04-11-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:7147, AWB - 14 _ 5960

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
4 november 2015
Datum publicatie
26 november 2015
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2015:7147
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 14 _ 5960
Relevante informatie
Wet op de omzetbelasting 1968 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025]

Inhoudsindicatie

Aftrek voorbelasting zonnepanelen. Artikel 31 Wet OB. Verzoek om teruggaaf terecht niet-ontvankelijk verklaard. Belanghebbende heeft niet binnen drie maanden na afloop van het kwartaal waarin de investering is gedaan de omzetbelasting teruggevraagd. De termijn van drie maanden is niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel. Volgens vaste jurisprudentie van het HvJ EU mogen lidstaten formele eisen stellen aan de aftrek van voorbelasting.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer AWB 14/5960

uitspraak van 4 november 2015

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 26 augustus 2014 op het bezwaar van belanghebbende tegen de afwijzing op het verzoek om een teruggaaf omzetbelasting over het tijdvak 27 juni 2013 tot 30 september 2013, beschikkingsnr. [beschikkingsnummer] .

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 oktober 2015.

Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde [gemachtigde] , verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Houten, en namens de inspecteur [verweerder] .

1 Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2 Gronden

2.1.

Belanghebbende heeft zonnepanelen laten installeren op zijn (privé-)woning. Hiervoor is hem een factuur gestuurd met factuurdatum 27 maart 2013 voor een bedrag van

€ 10.010,63 inclusief € 1.883,23 aan omzetbelasting.

2.2.

Volgens opgave van de Nederlandse Energie Maatschappij heeft belanghebbende vanaf 2 juli 2013 stroom aan het elektriciteitsnet geleverd.

2.3.

Naar aanleiding van het zogenaamde Fuchs-arrest van het Europese Hof van Justitie van 20 juni 2013 (C-219/12), ECLI:EU:C:2013:413) heeft belanghebbende zich op 27 juni 2013 bij de Belastingdienst aangemeld als ondernemer voor de omzetbelasting en heeft hij verzocht om toekenning van een omzetbelastingnummer. Daarbij heeft hij tevens verzocht het aangiftetijdvak te stellen op één jaar.

2.4.

Op 7 oktober 2013 is door de inspecteur meegedeeld dat belanghebbende als ondernemer is geregistreerd. Het aangiftetijdvak is gesteld het kwartaal. Er is een aangiftebiljet omzetbelasting uitgereikt voor het tijdvak 27 juni tot en met 30 september 2013.

2.5.

Op 15 oktober 2013 heeft belanghebbende het door de inspecteur uitgereikte aangiftebiljet ingevuld. Daarin heeft hij aangegeven dat € 64 omzetbelasting is verschuldigd over de omzet. Tevens is de voorbelasting ad € 1.884 teruggevraagd.

2.6.

Bij beschikking van 21 januari 2013 is het verzoek om een teruggaaf niet-ontvankelijk verklaard. Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt .

2.7.

In geschil is of het verzoek om een teruggaaf terecht niet-ontvankelijk is verklaard en of belanghebbende recht heeft op teruggaaf van de voor de zonnepanelen betaalde omzetbelasting.

2.8.

Artikel 31, eerste lid, Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB) bepaalt dat een verzoek om teruggaaf van belasting geschiedt bij de aangifte over het tijdvak waarin het recht op teruggaaf is ontstaan. Nu belanghebbende de zonnepanelen heeft aangeschaft in het eerste kwartaal 2013, is hij vanaf de aanschaf ondernemer voor de omzetbelasting. De zonnepanelen zijn gefactureerd en betaald in het eerste kwartaal 2013. De omzetbelasting die daarop betrekking heeft, kan dan niet worden teruggevraagd in de aangifte over het tweede kwartaal 2013. Het verzoek om teruggaaf is terecht niet-ontvankelijk verklaard.

2.9.

Belanghebbende leverde in het eerste kwartaal van 2013 nog geen energie en was dus geen belasting verschuldigd op grond van artikel 14 Wet OB. Voor dat geval bepaalt artikel 31, tweede en vijfde lid, Wet OB dat het verzoek om teruggaaf gedaan moet worden bij aangifte en dat dat verzoek moet worden ingediend binnen 3 maanden na afloop van het kwartaal waarover de belasting wordt teruggevraagd. Belanghebbende kon dus teruggaaf vragen tot en met 30 juni 2013.

2.10.

De vraag is dan of de brief van belanghebbende van 27 juni 2013 kan worden aangemerkt als een (tijdig maar onvolledig) verzoek om teruggaaf van omzetbelasting voor het eerste kwartaal 2013. Naar het oordeel van de rechtbank is dat niet het geval. In de brief wordt niet gesteld dat het verzoek ook betrekking heeft op het eerste kwartaal en wordt ook niet gerept over een teruggaaf van omzetbelasting. Er staat alleen in dat belanghebbende een PV installatie heeft aangeschaft en energie levert aan de energiemaatschappij en tevens dat gezien de geringe inkomsten wordt verzocht het aangiftetijdvak te stellen op één jaar. Belanghebbende heeft dus niet tijdig om teruggaaf van voorbelasting gevraagd.

2.11.

Belanghebbende stelt dat het verzoek ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard en heeft verwezen naar de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ) in de zaken Rompelman (HvJ EU 14 februari 1985, nr. 268/83) en Idexx (11 december 2014, nr. C-590/13). Beide zaken gingen echter niet over de vraag in welk tijdvak voorbelasting kon worden teruggevraagd. In de zaak Rompelman was alleen in geschil vanaf welk tijdstip Rompelman als ondernemer moest worden aangemerkt. In de zaak Idexx deed zich de vraag voor of het enkele niet nakomen van registratieverplichtingen met betrekking tot intracommunautaire verwervingen kon leiden tot verschuldigdheid van belasting ter zake van die verwervingen.

2.12.

Het is vaste jurisprudentie van het HvJ EU dat de lidstaten formele eisen mogen stellen aan de aftrek van voorbelasting (HvJ EU 1 april 2004, nr. C-90/02, Bockemühl, 29 april 2004, nr. C-152/02, Terra Baubedarf, 8 mei 2008, C-95/07 Ecotrade) mits daardoor het evenredigheidsbeginsel niet wordt geschonden; zij mogen de uitoefening van het recht op aftrek in de praktijk niet onmogelijk of overdreven moeilijk maken. De rechtbank is van oordeel dat de formele termijn die in de nationale wet is gesteld voor het terugvragen van omzetbelasting, voldoende ruimte biedt aan ondernemers om de aftrek te effectueren en dus niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel.

2.13.

Gelet op het voorgaande heeft de inspecteur terecht het verzoek om een teruggaaf niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond.

2.14.

Nu het beroep ongegrond is, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan op 4 november 2015 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.H. van Heel, griffier.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.