Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-05-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:2222, 16/03584

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-05-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:2222, 16/03584

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
19 mei 2017
Datum publicatie
13 juli 2017
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2017:2222
Formele relaties
Zaaknummer
16/03584

Inhoudsindicatie

Het hoger beroep is niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet tijdig is betaald. Het verzet wordt ongegrond verklaard. Na het overlijden van belanghebbendes vader had belanghebbende nog voldoende gelegenheid om het griffierecht te voldoen. Het niet betalen is niet verschoonbaar.

Uitspraak

Team belastingrecht

Enkelvoudige Belastingkamer

Kenmerk: 16/03584

Schriftelijke uitspraak op het verzet van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] (België),

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van het Hof als bedoeld in artikel 8:54, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) van 1 november 2016 (hierna: de uitspraak) op het hoger beroep van belanghebbende tegen de mondelinge uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda van 24 juni 2016, nummer BRE 16/67, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur.

De behandeling van het verzet

Partijen zijn uitgenodigd om te worden gehoord op het verzet ter zitting van het Hof van 10 mei 2017. Zowel belanghebbende, zijn gemachtigde als de Inspecteur zijn niet verschenen, waarvan zij voor de zitting het Hof kennisgeving hebben gegeven.

De gronden

1. Bij uitspraak van 1 november 2016 is belanghebbende niet-ontvankelijk in het hoger beroep verklaard op grond van de overweging dat het door belanghebbende verschuldigde griffierecht niet is betaald is binnen de daarvoor door de wet gestelde termijn.

2. Belanghebbende is tegen deze uitspraak tijdig in verzet gekomen.

3. Op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb, in samenhang met het bepaalde in de artikelen 8:108, eerste lid, 8:109, eerste lid, onderdeel a, van de Awb (tekst 2016) en artikel 2 van de Regeling verlaagd griffierecht wordt indien een natuurlijk persoon hoger beroep heeft ingesteld door de griffier van het Hof een griffierecht geheven van € 124 indien het hoger beroep – onder meer – een besluit genomen op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen betreft.

4. Ingevolge het bepaalde in artikel 8:41, vierde tot en met zesde lid, van de Awb, in samenhang met het bepaalde in artikel 8:108 van de Awb, wijst de griffier de indiener van het hoger beroepschrift op de verschuldigdheid van het griffierecht en deelt hem mee dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de dag van verzending van zijn mededeling dient te zijn bijgeschreven op de rekening van het Hof, dan wel ter griffie dient te zijn gestort. Indien het bedrag niet binnen deze termijn is bijgeschreven of gestort, wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

In artikel 8, eerste lid, van de Procesregeling belastingkamers gerechtshoven 2014 (hierna: Procesregeling) is bepaald dat de indiener van het hoger beroepschrift binnen twee weken na ontvangst het van beroepschrift wordt uitgenodigd om het verschuldigde griffierecht te voldoen. Ingevolge artikel 10 van de Procesregeling wordt, voor zover hier van belang, het hoger beroep slechts niet-ontvankelijk verklaard indien de uitnodiging om het griffierecht alsnog te betalen bij aangetekende brief is verzonden, in die uitnodiging wordt gewezen op de mogelijkheid dat bij het niet of niet-tijdig betalen het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard en binnen de gegeven termijn geen betaling heeft plaatsgevonden.

5. Het hoger beroepschrift is ingediend door belanghebbende. De nota griffierecht is op 16 augustus 2016 per gewone post verzonden naar het in het hoger beroepschrift vermelde adres van belanghebbende, met de vermelding dat het verschuldigde griffierecht van € 124 uiterlijk op 13 september 2016 dient te zijn bijgeschreven op de in de brief vermelde bankrekening.

6. De herinnering tot het betalen van griffierecht is op 14 september 2016 per aangetekende post verzonden naar het in het hoger beroepschrift vermelde adres van belanghebbende. Daarin is vermeld dat het griffierecht binnen vier weken na dagtekening van die herinnering dient te worden voldaan. Het griffierecht is niet uiterlijk op 12 oktober 2016 voldaan.

7. Tot de stukken van het geding behoort een schermprint van een “Tracking status” van PostNL, waarin is vermeld dat de zending met nummer [nummer] op 24 september 2016 is afgeleverd.

8. Belanghebbende stelt in het verzetschrift dat hij het verschuldigde griffierecht niet tijdig heeft betaald, omdat zijn vader stervende was en op 21 september 2016 is overleden. Voorts wijst belanghebbende op zijn eigen gezondheidssituatie. In de brief waarin belanghebbende aangeeft niet ter zitting te zullen verschijnen, geeft belanghebbende aan dat hij in verband met het overlijden van zijn vader niet op de post heeft gelet, omdat het een moeilijke periode voor hem betrof.

9. Belanghebbende heeft bij brief van 9 augustus 2016 (bij het Hof ingekomen op 12 augustus 2016) hoger beroep ingesteld. Het Hof kan begrijpen dat belanghebbendes aandacht in eerste instantie ligt bij zijn stervende vader. Na het overlijden van de vader op 21 september 2016 bedroeg de resterende termijn voor voldoening van het griffierecht nog drie weken. Naar het oordeel van het Hof is een dergelijke termijn zodanig lang dat van een belastingplichtige kan worden verlangd – ook in de situatie waarin belanghebbende verkeerde – dat hij zorg en aandacht besteedt aan het bekijken van zijn post en waar nodig acties onderneemt die nodig zijn. Het Hof is dan ook van oordeel dat het niet tijdig betalen van het verschuldigde griffierecht niet verschoonbaar is.

10. Voor zover belanghebbende zich beroept op zijn eigen gezondheidstoestand, overweegt het Hof als volgt. Het Hof begrijpt uit het dossier dat de gezondheidssituatie van belanghebbende al lang niet goed is. In een dergelijke situatie dient belanghebbende ervoor te zorgen dat tijdig maatregelen zijn genomen, als gevolg waarvan een derde zijn belangen kan behartigen. Ook om die reden is het niet tijdig betalen van het verschuldigde griffierecht niet verschoonbaar.

De proceskosten

11. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.

Beslissing

Het Hof verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gedaan op

door T.A. Gladpootjes, lid van voormelde Kamer, in tegenwoordigheid van E.J.M. Bohnen, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op 19 mei 2017.

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.

  1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

  2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

  1. de naam en het adres van de indiener;

  2. een dagtekening;

  3. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

  4. e gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.