Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-06-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:2589, 16/00235

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-06-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:2589, 16/00235

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft in 2013 een bedrag aan pseudo-eindheffing hoge lonen (de crisisheffing) afgedragen en stelt dat de verschuldigdheid daarvan in strijd is met artikel 1 Eerste Protocol en artikel 14 EVRM. Het Hof verwerpt belanghebbendes grieven onder verwijzing naar de arresten van de Hoge Raad van 29 januari 2016, nrs. 15/03090 en 15/00340, ECLI:NL:HR:2016:121 en 124. Ook de subsidiaire stelling van belanghebbende dat in haar geval sprake is van een individuele buitensporige last, faalt omdat niet gebleken is dat de crisisheffing een excessieve last voor belanghebbende heeft gevormd.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 16/00235

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 8 februari 2016, nummer AWB 14/1327, in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende na te noemen afdracht op aangifte loonheffingen.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft aangifte gedaan van de door haar over het tijdvak 1 maart 2013 tot en met 31 maart 2013 verschuldigde loonheffingen van € 6.043.023. Dit bedrag is door belanghebbende afgedragen op 26 april 2013. Het door haar tegen dit op aangifte betaalde bedrag gemaakte bezwaar is door de Inspecteur bij uitspraak afgewezen.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 328.

De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 503.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft de Inspecteur vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 29 maart 2017 te ‘s-Hertogenbosch. Partijen zijn niet verschenen, waarvan zij voor de zitting het Hof kennisgeving hebben gegeven.

1.6.

Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende maakt onderdeel uit van de groep [A] . [B] B.V. had tot 3 december 2013 100% van de aandelen in belanghebbende. Zij maakten tot oktober 2012 deel uit van de fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting [C] B.V., alsook van de fiscale eenheid voor de omzetbelasting [C] B.V., C.S. Na oktober 2012 maakte belanghebbende onderdeel uit van de fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting [D] B.V. (hierna: de fiscale eenheid [D] ).

2.2.

Van het door belanghebbende onder 1.1 genoemde afgedragen bedrag van € 6.043.023 betreft € 926.179 een zogenaamde pseudo-eindheffing hoog loon (hierna ook: de crisisheffing) als bedoeld in artikel 32bd van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: de Wet).

2.3.

Belanghebbende heeft over 2012 een totaal loon uit dienstbetrekking aangegeven van € 142.004.229, waarop € 49.003.765 aan loonheffingen is ingehouden. In 2013 bedroegen deze bedragen € 132.724.101 respectievelijk € 47.919.417.

2.4.

In 2012 had belanghebbende 42 werknemers in dienst die een hoger loon uit tegenwoordige dienstbetrekking genoten dan € 150.000.

2.5.

Uit de aangiften vennootschapsbelasting van de fiscale eenheid [C] B.V., waartoe belanghebbende behoorde tot oktober 2012, blijkt onder meer het volgende:

Jaar

2011

2012 (jan-sep)

Winstreserves

€ 461.124.683

€ 584.465.296

Som bedrijfsopbrengsten

€ 986.259.144

€ 727.178.416

Af: lonen en salarissen

€ 299.824.959

€ 222.490.130

Af: overige kosten

€ 712.016.710

€ 509.608.118

Bij: saldo financiële baten en lasten

€ - 13.754.205

€ - 2.753.250

Resultaat uit gewone bedrijfsvoering

€ - 39.336.730

€ - 7.673.082

Bij: Resultaat uit deelnemingen

€ 4.514.323

€ 132.527.373

Saldo fiscale winstberekening

€ - 34.822.407

€ 124.854.291

2.6.

Het resultaat uit gewone bedrijfsvoering van de fiscale eenheid [D] , waartoe belanghebbende vanaf oktober 2012 behoorde, bedroeg in 2012 € 9.294.081; na resultaat deelnemingen bedroeg het saldo fiscale winst van de fiscale eenheid [D] € - 571.301.889.In de aangiften vennootschapsbelasting 2013 en 2014 van de fiscale eenheid [D] worden de volgende bedragen aangegeven: 2013 2014 € €Winstreserve 1.621.968.767 1.744.018.027Totaal ondernemingsvermogen 2.807.200.551 2.929.249.817

Bedrijfsopbrengsten 7.439.323.121 6.558.231.437Bedrijfskosten 7.548.160.636 6.526.668.571Som financiële baten en lasten -18.740.459 -10.969.101Resultaat uit gewone bedrijfsvoering -127.577.974 20.593.765Resultaat uit deelnemingen -8.658.471 15.711.168Saldo fiscale winstberekening -136.263.445 36.304.933

2.7.

De omzet van de fiscale eenheid voor de omzetbelasting bedroeg volgens de aangiften omzetbelasting over de jaren 2010 t/m 2014 als volgt (in miljoenen euro’s):

2010 € 867;2011 € 867;2012 € 873;2013 € 675;2014 € 579.

2.8.

Uit de zogenoemde verkorte jaarrekeningen van belanghebbende over het jaar 2012 en 2013 blijkt dat het eigen vermogen in de jaren 2011 tot en met 2013 achtereenvolgens € 124.442.000 (negatief), € 155.428.000 (negatief) en € 400.703.000 (negatief) bedroeg, en het netto resultaat over die jaren achtereenvolgens € 24.600.000 (negatief), € 44.965.000 (negatief) en € 29.238.000 (negatief) bedroeg.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is of belanghebbende tot het juiste bedrag loonheffingen heeft afgedragen. Meer in het bijzonder is in geschil of de crisisheffing in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM (hierna: EP) en artikel 14 van het EVRM.

Belanghebbende is primair van mening dat de crisisheffing in strijd is met artikel 1 EP en artikel 14 EVRM; subsidiair stelt zij zich op het standpunt dat de crisisheffing in haar geval leidt tot een individuele en buitensporige last.

De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraak van de Inspecteur en tot teruggaaf van € 926.179 aan crisisheffing aan belanghebbende. De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van hoger beroep.

4 Gronden

5 Beslissing