Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 17-08-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:3641, 15/01361
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 17-08-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:3641, 15/01361
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 17 augustus 2017
- Datum publicatie
- 31 augustus 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2017:3641
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2015:7027, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:57
- Zaaknummer
- 15/01361
Inhoudsindicatie
Belanghebbende is gevestigd in Zuid-Afrika en ontvangt van een Nederlandse dochtervennootschap een dividenduitkering. In geschil is of belanghebbende recht heeft op teruggaaf van de afgedragen dividendbelasting. Het Hof is van oordeel dat het door belanghebbende ontvangen deelnemingsdividend vrijgesteld is van Nederlandse dividendbelasting, gelet op de meestbegunstigingsclausule in het belastingverdrag Nederland – Zuid-Afrika.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 15/01361
Uitspraak op het hoger beroep van
De inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 29 oktober 2015, nummer BRE 15/395 in het geding tussen
[belanghebbende] Ltd,
gevestigd te [woonplaats] , Zuid-Afrika,
hierna: belanghebbende,
en
de Inspecteur,
betreffende na te noemen verzoek van belanghebbende om teruggaaf van dividendbelasting.
1 Ontstaan en loop van het geding
Middels haar schrijven gedagtekend 30 juni 2014 heeft [A] B.V., gevestigd te [B] , namens belanghebbende verzocht om teruggaaf van dividendbelasting tot een bedrag van € 542.554. Bij beschikking van 11 november 2014 heeft de Inspecteur besloten niet aan dit verzoek tegemoet te komen. Met dagtekening 17 december 2014 tekent belanghebbende bezwaar aan tegen deze afwijzing en verzoekt zij om prorogatie op de voet van artikel 7:1a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
De Inspecteur heeft ingestemd met de verzochte prorogatie en heeft bedoeld schrijven van 17 december 2014 doorgestuurd naar de Rechtbank. De Rechtbank heeft bij schrijven van 27 januari 2015 aangegeven het beroep in behandeling te zullen nemen; daarop heeft de griffier van de Rechtbank ter zake van dit beroep van belanghebbende een griffierecht geheven van € 331.
De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, aan belanghebbende een teruggaaf dividendbelasting van € 542.554 verleend en de Inspecteur gelast aan belanghebbende het griffierecht te vergoeden en een proceskostenvergoeding te betalen.
Tegen de uitspraak van de Rechtbank heeft de Inspecteur hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft op 7 maart 2017 aanvullende stukken ingediend. Hiervan is een afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Op grond van artikel 8:58 van de Awb heeft de Inspecteur vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
De zitting heeft plaatsgehad op 26 juli 2017 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, namens belanghebbende de heren [C] en [D] , als gemachtigden van belanghebbende de heren [E] en [F] , verbonden aan [G] , alsmede, namens de Inspecteur, de heren [H] , [J] en [K] .
Belanghebbende en de Inspecteur hebben te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Belanghebbende is gevestigd in Zuid-Afrika en houdt alle aandelen in [L] B.V. (hierna: de BV), gevestigd in Nederland.
Met dagtekening 18 april 2013 heeft de BV een aangifte dividendbelasting gedaan, betreffende een aan belanghebbende op 22 maart 2013 ter beschikking gesteld dividend van € 10.851.096 (hierna: de dividenduitkering). De BV heeft ter zake van de dividenduitkering 5% dividendbelasting, zijnde een bedrag groot € 542.554, ingehouden en afgedragen.
Met dagtekening 30 juni 2014 is namens belanghebbende verzocht om teruggaaf van het bedrag van de afgedragen dividendbelasting. De Inspecteur heeft dit verzoek aangemerkt als verzoek als bedoeld in artikel 6 van de Universele Nederlandse Uitvoeringsvoorschriften 2012. De Inspecteur heeft besloten niet aan het verzoek om teruggaaf tegemoet te komen.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of belanghebbende recht heeft op teruggaaf van de in 2.2 bedoelde afgedragen Nederlandse dividendbelasting. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de Inspecteur ontkennend.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
De Inspecteur concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep. Belanghebbende concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep.