Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 29-10-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:7027, AWB - 15 _ 395
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 29-10-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:7027, AWB - 15 _ 395
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 29 oktober 2015
- Datum publicatie
- 26 november 2015
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2015:7027
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2017:3641, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB - 15 _ 395
- Relevante informatie
- Wet op de dividendbelasting 1965 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025]
Inhoudsindicatie
Dividendbelasting (meestbegunstigingsbepaling).
Belanghebbende is in Zuid-Afrika gevestigd en houdt alle aandelen in een in Nederland gevestigde BV. Aan belanghebbende is een dividend ter beschikking gesteld, waarop 5% bronbelasting is ingehouden. De rechtbank oordeelt dat de meestbegunstigingsbepaling in het belastingverdrag tussen Nederland en Zuid-Afrika meebrengt dat de dividendbelasting aan belanghebbende moet worden teruggegeven. Door de meestbegunstigingsbepaling in het belastingverdrag tussen Zweden en Zuid-Afrika is in die verhouding op deelnemingsdividend namelijk nog een bronbelasting van 0% van toepassing. Dat tarief is nog gebaseerd op de bronbelasting verschuldigd op de deelnemingsdividenden in de verhoudingen tussen Zuid-Afrika en Cyprus, Koeweit en Oman.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 15/395
uitspraak van 29 oktober 2015
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] Ltd., gevestigd te [plaats X] (Zuid-Afrika),
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft, met dagtekening 30 juni 2014, een verzoek ingediend tot teruggaaf van ingehouden dividendbelasting, ter zake van een dividenduitkering die op 22 maart 2013 heeft plaatsgevonden. Voor de inhoud van het verzoek verwijst de rechtbank naar hetgeen hierna onder 2.2 is opgenomen.
Bij beschikking van 11 november 2014 heeft de inspecteur het in 1.1 bedoelde verzoek afgewezen.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 17 december 2014, door de inspecteur ontvangen op 18 december 2014, bezwaar gemaakt.
In het bezwaarschrift is de inspecteur verzocht in te stemmen met prorogatie op de voet van artikel 7:1a van de Awb. Bij brief van 21 januari 2015, bij de rechtbank ingekomen op 26 januari 2015, heeft de inspecteur het bezwaarschrift doorgezonden. Daarbij heeft hij met het verzoek om prorogatie ingestemd.
De rechtbank heeft partijen bij brieven van 27 januari 2015 geïnformeerd eveneens met prorogatie in te stemmen. Ter zake van het beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 331.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna de inspecteur schriftelijk heeft gedupliceerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 september 2015 te Breda.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens belanghebbende, [A] (tax manager Nederland) en de gemachtigden van belanghebbende, [gamchtigden], verbonden aan [kantoornaam gemachtigden] te Rotterdam en namens de inspecteur, [verweerder].
Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de inspecteur. De inspecteur heeft ter zitting, met instemming van belanghebbende, afschriften ingebracht van een overzicht van door Zuid-Afrika gesloten belastingverdragen. Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De rechtbank heeft een schriftelijke uitspraak aangekondigd.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende is in Zuid-Afrika gevestigd en houdt alle aandelen in [B BV] (hierna: de BV), gevestigd in Nederland.
De BV heeft aangifte dividendbelasting gedaan, gedagtekend 18 april 2013, betreffende een aan belanghebbende ter beschikking gesteld dividend van € 10.851.096. De BV heeft ter zake van dit dividend 5% dividendbelasting, te weten € 542.554, ingehouden en afgedragen. Belanghebbende verzoekt om teruggaaf van dit volledige bedrag.
3 Geschil
In geschil is of belanghebbende recht heeft op teruggaaf van de in 2.2 bedoelde ingehouden Nederlandse dividendbelasting. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de inspecteur ontkennend.
Partijen doen hun standpunten verder steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en het verhandelde ter zitting.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en het verlenen van een teruggaaf van dividendbelasting van € 542.554. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.