Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 29-09-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:4149, 15/00500
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 29-09-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:4149, 15/00500
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 29 september 2017
- Datum publicatie
- 6 oktober 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2017:4149
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2015:507, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:1932
- Zaaknummer
- 15/00500
Inhoudsindicatie
Afwaardering onroerende zaken voor voeging in fiscale eenheid niet mogelijk.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 15/00500
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] B.V. (voorheen geheten [A] B.V.),
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 4 februari 2015, nummer AWB 13/5488, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de Inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende na te noemen aanslag.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2011, met dagtekening 1 juni 2013, een aanslag in de vennootschapsbelasting (hierna: de aanslag) opgelegd berekend naar een belastbaar bedrag van € 10.000. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraak de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 318. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen de uitspraak van de Rechtbank heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit hoger beroep heeft de griffier van belanghebbende geen griffierecht geheven. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft schriftelijk gerepliceerd en de Inspecteur heeft schriftelijk gedupliceerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 7 september 2016 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [B] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, mevrouw [C] , de heer [D] en de heer [E] . Gelijktijdig, maar niet gevoegd, zijn behandeld de zaken met de procedurenummers 15/00499 en 15/00500.
Belanghebbende heeft voor de zitting een pleitnota, met twee bijlagen, toegezonden aan het Hof en aan de wederpartij, welke pleitnota met instemming van partijen wordt geacht ter zitting te zijn voorgedragen. De Inspecteur heeft tegen overlegging van de bij de pleitnota behorende bijlagen geen bezwaar geuit.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
De ondernemingsactiviteiten van belanghebbende bestaan onder meer uit de verhuur van onroerende zaken.
Belanghebbende had vele woningen in bezit. Zij heeft deze in 2009 verkocht en de daarmee behaalde boekwinst van € 2.137.992 gedoteerd aan de herinvesteringsreserve (hierna: HIR).
Belanghebbende heeft de onroerende zaken [adres] 46a tot en met c te [vestigingsplaats] (hierna: de onroerende zaken) in 2010 gekocht van [G] N.V.. De koopsom bedroeg € 3.350.000.
Belanghebbende was tot 1 juli 2011 zelfstandig belastingplichtig. Met ingang van 1 juli 2011 is belanghebbende met [G] N.V. als moedermaatschappij gevoegd in een fiscale eenheid als bedoeld in artikel 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: de Wet VpB 1969).
Omdat de bank niet wilde meewerken aan de juridische levering van de onroerende zaken door [G] B.V. aan belanghebbende is bij overeenkomst van 1 maart 2011 de economische eigendom van de onroerende zaken overgedragen aan belanghebbende tegen een koopprijs van € 3.350.000.
Op 30 november 2011 heeft belanghebbende de onroerende zaken verkocht aan een zustervennootschap voor € 1.050.000.
Belanghebbende is uitgenodigd, herinnerd en aangemaand tot het doen van aangifte vennootschapsbelasting over het boekjaar 2011. Wegens het uitblijven van een aangifte is met dagtekening 1 juni 2013 ambtshalve de onderhavige aanslag opgelegd berekend naar een belastbaar bedrag van € 10.000. Tevens is een verzuimboete opgelegd. Op 8 augustus 2013 heeft belanghebbende tijdens de bezwaarfase alsnog het aangiftebiljet ingezonden.
Tot de stukken van het geding behoren voorts de volgende stukken:
- Een taxatierapport van [J] , bedrijfseconomische taxaties, van 27 februari 2008, waarin de onderhandse verkoopwaarden, onder gestanddoening van de lopende huurcontracten, van de onroerende zaken is bepaald op € 3.350.000.
- Een taxatierapport van [K] , vastgoed expertises, van 12 mei 2010, waarin de onderhandse verkoopwaarden in verhuurde staat van de onroerende zaken is bepaald op € 3.300.000.
- Een waardeverklaring van [L] , waarbij aan de onroerende zaak een waarde wordt toegekend van € 1.050.000 per september 2011. Het betreft een bodemwaarde, zijnde een waarde binnen de grenzen van redelijkheid en billijkheid tenminste zou moeten kunnen opbrengen binnen een gedwongen verkoopsituatie. Een e-mail van [L] van 15 september 2014.
- Een waardeverklaring van [M] , van [N] , waarbij de marktwaarde van de onroerende zaak is bepaald op € 1.600.000 per november 2011.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
In geschil is het antwoord op de volgende vraag:
Dienen de onroerende zaken in 2011 ten laste van de belastbare winst te worden afgewaardeerd tot een waarde van € 1.050.000 dan wel € 1.600.000?
Belanghebbende is van mening dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan. De correctie van € 56.275 met betrekking tot de renetaftrekbeperking en de verzuimboete zijn niet in geschil.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, gegrondverklaring van het bij de Rechtbank ingestelde beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar, vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar bedrag van nihil en primair vaststelling van een verlies van € 2.289.124 en subsidiair van € 1.739.124. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.